Bert Gabriëls
‘Mensen hebben de neiging om een streng beleid efficiënter te vinden. Dat is naïeve prietpraat’
Komiek en jurist Bert Gabriëls laat wekelijks zijn schertsende licht schijnen op de juridische actualiteit. ‘Veel politici hebben de neiging om met veel poeha een wet uit te vaardigen die met een grote strengheid exact hetzelfde bepaalt als de vorige wet.’
‘Kunnen we die mensen niet gewoon doodschieten?’ Tijdens een schoolvoorstelling over vluchtelingen neemt een meisje van 15 het woord in een vol theater en antwoordt ze op mijn vraag wat we moeten doen als er de wereld 20 miljoen mensen op de vlucht zijn.
Het zal wel geldingsdrang of geciteerd cynisme zijn van dat meisje, en in principe moet ik antwoorden dat het zelfs strafbaar is om de vraag te stellen.
Er is ook een simpel moreel principe dat het onmogelijk maakt om mensen te doden om redenen waar ze zelf niks aan kunnen doen. Dat zou namelijk iedereen het recht geven om mekaar te doden, en dan kunnen we meteen een streep zetten door de beschaving.
Maar in alle eerlijkheid moeten we toegeven dat ze niet de enige is die het gruwelijke idee oppert. De geschiedenis van het recht staat bol van de pogingen om korte metten te maken met mensen die huis en bezit moesten achterlaten en elders op zoek gingen naar een nieuw begin. Het gaat daarbij over zowel (internationale) vluchtelingen als (binnenlandse) landlopers en bedelaars.
Mensen hebben de neiging om een streng beleid efficiënter te vinden. Dat is naïeve prietpraat.
De wetten op de bedelarij zijn een juridisch voorbeeld van hoe veel politici de neiging hebben om met veel poeha een wet uit te vaardigen die met een grote strengheid eigenlijk exact hetzelfde bepaalt als een vorige wet, zonder te checken waarom die vorige wet duidelijk niks heeft uitgehaald.
Al in 1532 stelt het Parlement van Parijs een verbod in op bedelarij. Hetzelfde jaar gaat keizer Karel nog een stapje verder door er zelfs de doodstraf op te zetten. Landlopers, bedelaars en vluchtelingen worden rond die tijd in heel Europa gearresteerd, gefolterd, verjaagd of op de galeien gezet.
Maar onder meer door de vele oorlogen komen er steeds meer landlopers bij. In 1570 besluit het Parlement van Parijs daarom nóg eens tot algemene arrestatie en uitzetting. Twintig jaar later blijkt bij een telling dat Parijs, toen een stad van 100.000 inwoners, nog steeds 30.000 bedelaars en vluchtelingen.
In 1606 beslissen ze dan maar een allerlaatste keer om alle leeglopers kaal te scheren en te brandmerken. Aan de stadswallen worden boogschutters neergezet om hen neer te schieten bij terugkomst. Maar, geloof het of niet, de groep wordt niet kleiner. Op een zeker moment denken ze dat er hekserij in ’t spel is en worden hele bendes vluchtelingen op de brandstapel gegooid. Ook dat helpt echter niet; er komen er altijd maar bij.
‘Kunnen we die mensen niet gewoon doodschieten?’ Tijdens een schoolvoorstelling over vluchtelingen neemt een meisje van 15 het woord in een vol theater.
Tijd voor een andere aanpak. In 1650 komt Lodewijk IV met een nieuwe oplossing: opsluiten. In een paar jaar tijd worden alvast 6000 landlopers en vluchtelingen in de gevangenis gezet. Dan volgen Engeland en Duitsland. Overal in Europa worden honderden gevangenissen gebouwd voor landlopers. De daklozen worden gestraft met een dak. Dan begint het circus opnieuw.
Elke twintig jaar worden er telkens ‘nieuwe’ wetten uitgevaardigd die herbevestigen dat iedereen moet worden opgesloten. Het aantal leeglopers vermindert op wonderbaarlijke wijze totaal niet. Rond 1750 voegen ze als extra maatregel een gedwongen tewerkstelling toe, maar dat heeft enkel tot gevolg dat de werkloosheid rondom de correctiehuizen stijgt, wat weer zorgt voor nieuwe landlopers.
In 1770 krijgt Goswin de Fierlant, de laatste voorzitter van de Grote Raad van Mechelen, de opdracht het beleid te evalueren. En hij stelt onomwonden dat er 300 jaar verloren gegaan zijn: ‘Al drie eeuwen trappelen we ter plaatse’. De praktijk leert dat het niet helpt om mensen te bestraffen voor het feit dat ze niks hebben. Zijn advies: tuchthuizen waar mensen een opleiding krijgen en voor de kinderen gratis onderwijs.
Elke twintig jaar worden er telkens ‘nieuwe’ wetten uitgevaardigd die herbevestigen dat iedereen moet worden opgesloten. Het aantal leeglopers vermindert op wonderbaarlijke wijze totaal niet.
Pas tegen 1800 wordt het beleid van opsluiting definitief verlaten, en het duurde tot de industrialisering vooraleer de natiestaat de opvang en scholing van bedelaarskinderen schoorvoetend ter harte zou nemen, als investering in de toekomst.
Het resultaat van het voorgaande beleid is dus vooral een enorme verspilling aan middelen aan het opsluiten of doden van onschuldigen, zonder het minste voordeel voor de gemeenschap. Het opstellen van de rechten van de mens was in die tijd dan ook geen utopisch idee van dromers, maar een simpele pragmatische beëindiging van die waanzin.
Ook vandaag hebben mensen hebben de neiging om een streng beleid, of het nu menselijk is of onmenselijk, efficiënter te vinden dan een gematigd beleid. De geschiedenis leert ons dat dat naïeve prietpraat is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier