Steven Delarue
‘Meertaligheid op school is geen ideologie, het is een realiteit én een troef’
‘Meertaligheid is een realiteit in ons onderwijs, en het is ook een troef, of het nu om Engels, Arabisch, Frans of Farsi gaat’, schrijft Steven Delarue over de nieuwe visienota van het GO!. ‘Dat een pedagogisch heet hangijzer herleid wordt tot een ideologische loopgravenoorlog, doet onrecht aan het werk van vele leerkrachten die met een diverser wordend publiek geconfronteerd worden.’
Vooraan in het nieuws gisterenochtend: de nota ‘Inspelen op de meertalige realiteit in het GO!’, waarin het gemeenschapsonderwijs zijn visie op meertaligheid uit de doeken doet. Wie de nota doorneemt – en misschien moet iedereen dat maar eerst eens doen, alvorens naar Twitter of Facebook te surfen – krijgt een weloverwogen en goed onderbouwde tekst te lezen, die concludeert dat ‘een meertalenbeleid schoolteams helpt om proactief mee te werken aan een succesvolle schoolloopbaan van alle lerenden’ (p.14). Dat meertalenbeleid kan een school realiseren door een positieve houding aan te nemen ten opzichte van de talige diversiteit van haar leerlingen, door leerlingen toe te laten om hun moedertaal gericht in te zetten tijdens het leerproces (‘functioneel veeltalig leren’, in het jargon) en door de talen van alle leerlingen een prominente plaats te geven in de klas via talensensibiliserende activiteiten.
Meertaligheid op school is geen ideologie, het is een realiteit én een troef
Die visie is niet uit de lucht gegrepen. Het GO! heeft zich gebaseerd op tal van wetenschappelijke studies, proeftuinen en bronnen, maar ook op sterke noden en vragen uit het werkveld. Je zou dan ook verwachten dat een dergelijke visienota, die aan scholen concrete handvaten biedt om met meertaligheid op een verantwoorde manier om te gaan, met open armen ontvangen wordt, maar dat was buiten het politieke gespin op de sociale media gerekend. Al snel werd een pedagogisch heet hangijzer herleid tot een ideologische loopgravenoorlog, die vooral dienstig was om snel enkele oneliners te debiteren en zich nog wat verder in te graven in de Vlaamse klei. Dat doet onrecht aan de vele leerkrachten die, zeker in de grootstedelijke context maar in toenemende mate in élke Vlaamse school, met een steeds diverser wordend publiek geconfronteerd worden, en op zoek zijn naar manieren om daarmee om te gaan.
In de Gentse context is dat toch in elk geval zo, merk ik aan de vragen die we bij Onderwijscentrum Gent rond meertaligheid binnenkrijgen. Nu het aantal kleuters dat niet het Nederlands als thuistaal heeft in Gent zowat 1 op 3 is, en het lager en het secundair onderwijs op dat gebied niet ver achteropkomen, is het ook zowat onmogelijk geworden om die meertaligheid nog onder de mat te vegen. Met het Thuistaalproject, dat tussen 2008 en 2012 liep, was Gent een van de voorlopers in het onderzoeken van de rol van de thuistaal op school én het inzetten ervan in de klas. Dat onderzoek toonde nadrukkelijk aan dat, als de thuistaal een prominente, positieve en respectvolle plaats krijgt op school, het welbevinden van meertalige kinderen en jongeren daar een enorme boost door krijgt – en het is net dat welbevinden dat zo cruciaal is om leerlingen tot leren te laten komen.
Kwaliteit of kwantiteit
Daarnaast liet het Thuistaalproject ook zien dat het gericht inzetten van de thuistaal in de klas een steiger kan zijn tot een betere verwerving van en taalvaardigheid in het Nederlands. Die vaststelling is verre van nieuw – het bekende ijsbergmodel van Jim Cummins, dat toont hoe je een tweede taal verwerft op basis van de fundamenten van de eerste, gaat al lange tijd mee – en hoewel het ook in tal van recentere onderzoeken (het Validiv-project, het MARS-onderzoek,…) keer op keer werd bevestigd, wordt het ook vandaag weer in vraag gesteld. Twitteraars die zich met enige zin voor ironie afvragen “hoe minder Nederlands in godsnaam kan resulteren in beter Nederlands”, hebben weinig kaas gegeten van hoe tweedetaalverwerving precies werkt, en gaan er nog steeds ten onrechte van uit dat het bij een rijk taalaanbod vooral over kwantiteit gaat, eerder dan over kwaliteit.
In onze mailbox komen echter andere vragen terecht. Er zijn leerkrachten die zich afvragen of ze dan alle talen van hun leerlingen moeten beheersen, of die bang zijn dat leerlingen achter hun rug gaan roddelen of zich niet met de opdracht zullen bezighouden. Er zijn ouders die ongerust zijn dat hun kind uitgesloten zal worden op de speelplaats omdat het als enige niet begrijpt wat er in dat ene vriendengroepje gezegd wordt. Er zijn scholen die met grote logistieke uitdagingen geconfronteerd worden bij oudercontacten, en op zoek moeten naar creatieve manieren om ook die ouders die het Nederlands niet machtig zijn inzicht te geven in hoe hun kind het doet op school. Uit dergelijke vragen spreekt geen cynisme of ideologische stellingname, zoals in het debat dat gisteren weer losbarstte, maar een oprechte bezorgdheid over het welzijn van leerlingen en de betrokkenheid van ouders, en een sterk gevoel van verantwoordelijkheidszin.
Laagdrempelige activiteiten
Het zijn legitieme vragen, die dankzij het vele recente onderzoek ook een duidelijk antwoord hebben gekregen. Zo toont doctoraatsonderzoek aan dat kinderen die hun thuistaal mogen gebruiken voor een groepswerk, nog steeds hoofdzakelijk met die taak bezig zijn, ook als de leerkracht hen niet kan begrijpen. Het Thuistaalproject liet zien dat leraren zeker niet alle talen van de leerlingen moeten beheersen, maar kansen moeten bieden aan leerlingen om elkaar te helpen in hun thuistaal, om daarna de vertaalslag te maken naar het Nederlands. Kliekjesvorming kan dan weer tegengegaan worden door werk te maken van een actief talenbeleid op de school, en samen met de leerlingen concrete afspraken te maken, die uitgaan van respect voor elkaars taal en identiteit, waarbij niemand wordt uitgesloten. En om alle ouders betrekken bij wat er op school gebeurt, bestaat in Gent intussen al twintig jaar het brugfigurenwerking. Bovendien zetten we actief in op manieren om ouders die laag taalvaardig zijn in het Nederlands kansen te bieden om dat Nederlands op een informele manier te oefenen, via conversatietafels of andere laagdrempelige activiteiten.
Meertaligheid is een realiteit in ons onderwijs, en het is ook een troef, of het nu om Engels, Arabisch, Frans of Farsi gaat. Steeds meer leerkrachten hebben dat begrepen en willen met die meertaligheid actief aan de slag, zonder het belang van het Nederlands uit het oog te verliezen. De visietekst van het GO! laat eens te meer zien dat die oproep uit het onderwijsveld bij het beleid niet in dovemansoren is gevallen – net zoals het hier in Gent ook prominent in de beleidsnota Onderwijs is ingeschreven, en net zoals minister van Onderwijs Hilde Crevits het snedig samenvatte in, jawel, een tweet: “Nederlands is onze onderwijstaal en dat zal zo blijven. Is cruciale sleutel tot integratie. Ook meertaligheid is onze troef. Polarisatie niet nodig.”
Het is en-en, niet of-of.
Steven Delarue werkt rond meertaligheid, anderstalige nieuwkomers, vluchtelingen en diversiteit bij Onderwijscentrum Gent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier