Mathieu van der Poel blikt terug op Vlaanderens mooiste: ‘Wout pusht mij’
Iets later dan anders , en met iets minder goesting duikt Mathieu van der Poel het veldritseizoen in. De grote uitdagingen komen ná de winter, op de weg. Ondertussen blikt hij nog een keer terug op Vlaanderens mooiste. ‘Dat het tegen Wout was, maakte het nog mooier.’
Mathieu van der Poel heeft tijd voor een interview en dat ligt bij de Nederlandse winnaar van de Ronde van Vlaanderen niet voor de hand. Tussen het wegseizoen en de start van zijn nieuwe veldritwinter krijgt hij exact tien dagen vrij. ‘Je hebt geluk dat alles toch dicht is. Dan kan ik evengoed met een journalist praten’, lacht hij. ‘Er zijn natuurlijk ergere dingen – kijk wat er in de ziekenhuizen gebeurt – maar een echte vakantie kun je dit niet noemen. We vliegen ook nergens heen. Het zou niet verantwoord zijn en er is toch niks te doen. Ik vul de dagen met Fortnite en series kijken met mijn vriendin.’
Binnenkort weer veldrijden. Kijkt u ernaar uit?
Mathieu van der Poel: Minder dan anders, eerlijk gezegd. In de wegkoersen passeerde je af en toe nog fans die supporterden op hun oprit, maar een cross zonder publiek… Veldrijden is feest. Het hele dorp viert en wij mogen daar dan tussendoor koersen. Die ambiance ga ik missen. We moeten blij zijn dat er nog wedstrijden doorgaan, maar het is niet hetzelfde.
Iedereen zit in zijn kot. Veldrijden op tv kan de sleur doorbreken.
Van der Poel: Sporters moeten inderdaad entertainen. Toen de formule 1 en het motorcrossen opnieuw begonnen na de lockdown, heb ik daar veel aan gehad. Opnieuw iets om naar uit te kijken: het voelde als een warme deken.
Welke uitdagingen zijn er nog voor Mathieu van der Poel in het veldrijden? De vijfde keer de Scheldecross op het Sint-Annastrand winnen?
Van der Poel: Behalve het wereldkampioenschap heb ik geen doelen meer in het veldrijden. Niet dat ik aan de start kom om een beetje mee te bollen – ik rijd áltijd om te winnen – maar crossen waar het absoluut moet, bestaan voor mij niet meer. Omdat ik laat aan het seizoen begin, zijn de klassementen toch al weg. Het is meer met het idee: we pakken mee wat we kunnen.
Eli Iserbyt zegt: ‘Gewone mensen zoals ik en Toon Aerts kunnen weinig beginnen tegen fenomenen als Wout van Aert en Mathieu van der Poel.’ Ze leggen zich al neer bij de nederlaag.
Van der Poel: Onterecht, vind ik. Vorig jaar kwamen Toon en Eli heel dichtbij en van wat ik op tv zag, zijn ze dit seizoen nog sterker geworden. Wout en ik hebben onze focus verlegd, terwijl het voor die twee het hoofddoel is. Het kan wel eens spannender worden dan men verwacht.
De trainer van Wout van Aert zei in Knack dat de overgang van de weg naar het veld jaar na jaar lastiger wordt voor hem.
Van der Poel: Dat is bij mij ook zo. Het duurde lang voor ik vorig seizoen op niveau kwam. Ik reed aan 90 procent en kreeg die laatste procentjes er niet bij. Geen prettig gevoel. Het was knokken tot aan de eindstreep.
Kom op: u won vorige winter elke cross waaraan u deelnam, op één offday in Ronse na.
Van der Poel: Ja, maar het heeft bloed, zweet en tranen gekost. De mensen onderschatten dat. Wanneer ik een veldrit rijd, gaat men ervan uit dat ik wel eventjes win, maar zo simpel is het niet. Ook ik zie af, geloof me.
Met u, Van Aert en Julian Alaphilippe had de hele kopgroep in de Ronde van Vlaanderen een verleden in het veldrijden.
Van der Poel: Ik vind het grappig dat iedereen die ooit op een crossfiets zat voor de journalisten ‘een veldrijder’ is: Alaphilippe, Peter Sagan, zelfs Tadej Pogacar is naar het schijnt nog Sloveens kampioen cyclocross geweest. Maar voor hen was dat een zijstapje, hè. Roger De Vlaeminck heeft wel gelijk dat veldrijden de beste voorbereiding is op een wegcarrière. Je leert sturen, je gaat diep. Ik kan het iedereen aanraden. Misschien moet ik Alaphilippe of Sagan eens vragen of ze nog eens een veldrit willen rijden. Die jongens zijn vast bang om belachelijk gemaakt te worden door de echte crossers. Dat willen profs niet, zeker niet als het op televisie komt. Als ik me niet ernstig voorbereid, overkomt het mij ook.
Hebt u lang op wolken gelopen na uw overwinning in de Ronde van Vlaanderen?
Van der Poel: Nee, daar ben ik direct van af gedonderd: de volgende ochtend had ik een fikse kater. Ik kan er vrij goed tegen, maar dat feestje was té wild. ( lacht) We hebben met de ploeg zo naar de Ronde toegeleefd en het dan afmaken in een spannende sprint: die ontlading vergeet ik nooit meer.
Uw duel met Van Aert was reclame voor de koers.
Van der Poel: Dat vind ik een mooi compliment. Zulke koersen zie ik zelf het liefst en zo rijd ik ook het liefst: de sterksten die het onder elkaar uitvechten.
Ik kan me indenken dat u het beu bent, wéér tegen Van Aert. Maar voor de fans is het smullen: de rivaliteit, de geschiedenis tussen jullie tweeën.
Van der Poel: Dat besef is achteraf gekomen: mijn overwinning in de Ronde werd nog mooier omdat het tegen Wout was. Sport leeft van duels en onze strijd is ondertussen een lang verhaal. Toen we acht waren, deden we elkaar de duvel aan in jeugdcrossjes, nu trekken we samen naar de finish in de Ronde van Vlaanderen. Dat is speciaal. Ik heb veel aan Wout te danken. Als hij er niet was geweest, dan zou ik niet de Mathieu zijn die ik vandaag ben. Hij pusht mij.
Wel jammer dat Julian Alaphilippe in de finale wegviel. Het zou tactischer geworden zijn en nóg spannender.
Voelde u zich onderweg de sterkste?
Van der Poel: Zeker niet, maar ik weet niet of dat bij Wout anders was. Wil je het hem eens vragen? ( lacht) Op de Kwaremont en de Paterberg voelde je dat niemand overschot had voor een demarrage. We zouden elkaar er niet af rijden. Na de laatste passage op de Paterberg dacht ik: de sterkste wint vandaag. Man tegen man.
U ging naar de eindstreep met de strafste spurter van de Tour de France.
Van der Poel: Ook daar heb ik op de fiets aan gedacht, maar ik praatte mezelf moed in. De laatste kilometers dacht ik: dit is een ontsnapping van twee man aan het eind van een zware klassieker, dat is een ander gegeven dan een Toursprint waar je met een peloton naartoe trekt. Er was toch geen kans om de spurt te ontlopen. Ik moest er maar op vertrouwen.
Als Wout één seconde voor mij vertrekt, win ik nooit die sprint. Daarom keek ik voortdurend achterom. Het maalde heel de tijd door mijn hoofd: ik moet Wout opvangen. Me niet laten verrassen. De laatste kilometer zie je de eindstreep al liggen, de langste kilometer van het seizoen. Ik dacht: als ik cool kan blijven tot op 200 meter, dan maak ik een kans.
Uw vader, Adrie van der Poel, won de Ronde van Vlaanderen, de Amstel Gold Race, Luik-Bastenaken-Luik, de Clásica San Sebastián en twee Tourritten. Qua palmares staat hij nog voor.
Van der Poel: Ik ga mijn best doen om hem in te halen, maar het wordt lastig. Luik winnen zal voor mij niet meevallen, heb ik ervaren. Mag ik dat vervangen door Roubaix? ( lacht) De Tour de France rijd ik normaal volgend jaar. Door mijn overwinning in de Ronde is de ploeg zeker van een startbewijs.
Zoals het er nu naar uitziet, beginnen de Olympische Spelen één week na de Tour. Valt dat te combineren? Ik dacht dat u droomde van olympisch goud op de mountainbike.
Van der Poel: Olympisch kampioen mountainbike worden was het grote doel van 2020. Ik heb het er lastig mee gehad dat de Spelen wegvielen. De mensen denken altijd maar dat alles bij mij vanzelf lukt, maar het was verdomd moeilijk om een goeie mountainbiker te worden. Dan stond ik eindelijk op een goed niveau en valt heel het seizoen in het water. Dit jaar heb ik niet op een mountainbike gezeten, laat staan een wedstrijd gereden. Dat doet me twijfelen.
Wat staat het hoogste: de Olympische Spelen of de Tour?
Van der Poel: Toch de Spelen. Zeg ik spontaan. De Ronde van Frankrijk is ook prachtig, vooral als ik mee kan strijden om de groene trui. ( aarzelt) Het liefst doe ik ze allebei. Als het enigszins mogelijk is, gaan we dat proberen, maar dat het een moeilijke puzzel wordt, staat vast.
Uw grote concurrent pakte in de vorige Tour uit op Alpencols. Ik had het niet in hem gezien.
Van der Poel: Ik evenmin. Dat vond ik verbluffend van Wout, chapeau. Ik zie het mezelf niet doen.
Indien u de Ronde van Frankrijk rijdt, zult u er ontvangen worden als een held, als kleinzoon van de grote Raymond Poulidor.
Van der Poel: Dat is natuurlijk een bijkomende reden waarom ik er graag bij wil zijn in de Tour: als eerbetoon aan mijn grootvader, die vorig jaar is overleden.
Ik vind het moeilijk om al te praten over volgend seizoen. Je weet niet wat het wordt met corona, de wereld is raar geworden. Komt er een vaccin? Mogen er fans aan de kant staan? Koersen we wel in 2021?
Van Aert reed in de Tour in dienst. Bent u een teamspeler?
Van der Poel: Op zich wel. De sprint voorbereiden en Tim Merlier die het afmaakt, zoals in Tirreno-Adriatico: dat vond ik kicken. Maar wielrennen is in mijn ogen maar een halve ploegsport. De teammaats brengen je in positie. Dat is nodig en belangrijk, maar uiteindelijk moet de kopman het zelf afmaken. Als het mislukt, ligt het aan hem alleen. Dat is toch mijn ervaring.
De mensen denken altijd maar dat alles bij mij vanzelf lukt, maar het was verdomd moeilijk om een goeie mountainbiker te worden.
De jonge Mathieu van der Poel was naar verluidt een meer dan behoorlijke voetballer.
Van der Poel: Ik was een aanvallende middenvelder, type nummer 10, en ik mocht zelfs testen bij Antwerp en Willem II, maar of ik toen geselecteerd was, kan ik me niet eens herinneren. Het kon me niet veel schelen, mijn gedachten zaten toen al meer bij de fiets.
Voetballers leiden wel een comfortabeler leven dan wielrenners.
Van der Poel: Ik vermoed van wel, maar ik heb geleerd dat je zoiets van buitenaf niet kunt beoordelen. Waarschijnlijk denken veel mensen dat ik ook een supermakkelijk, relaxed leven leid.
Is dat dan niet zo?
Van der Poel: Soms. Ik win vaak en natuurlijk voelt dat goed. Maar ik moet er wel voor werken. En op die dagen denk ik niet dat er veel mensen met me zouden willen ruilen.
Het overkomt u niet vaak, maar kunt u tegen uw verlies?
Van der Poel: Dat heb ik moeten leren. Vroeger kon ik erg nijdig worden. Dan werd er weleens met een fiets gegooid. Maar je groeit daarin. Stel nu dat ik in de Ronde de sprint had verloren. Zou ik dan nu doodongelukkig zijn? ( twijfelt even) Nee. Eén avond triest en daarna op naar het volgende doel.
Het scheelde een haar.
Van der Poel: Wout en ik zijn aan elkaar gewaagd. Hij zal gebaald hebben toen hij die sprint verloor, maar hij had wel Milaan-San Remo gewonnen en had een geweldige Tour de France achter de rug. Ik had de Ronde nodig om mijn seizoen glans te geven, dat is toch anders.
Hebt u Van Aert nog gesproken over Gent-Wevelgem? Hij vond dat u in die koers reed om hem te doen verliezen.
Van der Poel: Met die uitspraak was ik niet blij, maar vandaag kan ik het wel kaderen. Gent-Wevelgem was een rotkoers voor kopmannen. We trokken naar de finish met een veel te grote groep. De besten kunnen moeilijk winnen, want je moet voortdurend aanvallen neutraliseren. Wout was daar het slachtoffer van, maar ik óók. Dat hij achteraf zo uithaalde, zal te maken hebben gehad met de teleurstelling van het moment. We hebben er niet over gepraat omdat dat ook niet hoeft voor mij. Ik kan zoiets snel afsluiten. Er blijft niks hangen.
‘Wegwielrennen is saai’, zei u in 2017 in Knack. Hebt u ondertussen uw mening bijgesteld?
Van der Poel: Nee. ( lacht) Het blijft veel wachten. Die eerste uren dienen om te schiften, maar voor een kopman is het vooral hopen dat je niet valt. Geconcentreerd moeten blijven terwijl er eigenlijk niet veel gebeurt, is niet iets waar ik blij van word.
Ik vroeg uw broer, David van der Poel, hoe het komt dat u zo hard rijdt. Hij zei: ‘Mathieu gaat niet kapot. Na zes uur koers is hij dezelfde als na één uur. De vermoeidheid kruipt niet in zijn benen.’
Van der Poel: Wat zou het gemakkelijk zijn als mijn benen niet moe werden! ( lacht) Alles is relatief. Oké, aan het eind van de koers lijk ik inderdaad frisser dan de meeste andere coureurs. Ik kan dat niet verklaren, het is aangeboren. Ik train amper op uithouding.
In het begin van het seizoen was u niet de flitsende Mathieu van der Poel die we gewend zijn. Hoe kwam dat?
Van der Poel: Ik ben in de lockdownmaanden te gretig geweest. Niemand wist wat het jaar nog zou brengen. Ik ben beginnen te knallen op training, gewoon omdat ik dat leuk vind. Te veel competitiebeest. Wanneer er geen wedstrijden zijn, hou ik wel een competitie met mezelf. Toen de maatregelen werden afgebouwd, trokken we met de ploeg op hoogtestage in La Plagne, in de Franse Alpen. Toen ben ik pas echt diep gegaan. Onbewust speelde het idee: ik moet de verloren tijd inhalen. Ik had mij beter gedeisd gehouden, maar zoiets besef je pas achteraf.
U was in de lente lang ziek na een skivakantie. Bent u getest op corona?
Van der Poel: Ja, en de uitslag was negatief. Het was een gewone griep. Ik volg de coronamaatregelen strikt. Niet alleen om zelf niet ziek te worden, de gedachte dat je iemand anders besmet, lijkt me onverdraaglijk. Stel nu dat ik de Ronde van Vlaanderen had gemist door corona. Zoiets is erg. Maar wat als het aan mij lag dat mijn teammaats thuis moeten blijven? Ik zou ze niet meer onder ogen durven te komen.
Mathieu Van Der Poel
– 1995: geboren in Kapellen
– 2013: profdebuut op de Scheldecross, tweede na Niels Albert
– 2015: jongste wereldkampioen veldrijden aller tijden
– 2018: wint alle klassementen in het veldrijden
– 2019: tweede wereldtitel cyclocross, wint de Amstel Gold Race, Dwars door Vlaanderen en de Brabantse Pijl en wordt Nederlands Sportman van het Jaar
– 2020: wint derde wereldtitel veldrijden, de Binck Bank Tour en de Ronde van Vlaanderen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier