Ludo Bekkers
Marcel Mariën: marginale mijlpaal in de Belgische kunstgeschiedenis
België wordt maar al graag een surrealistisch land genoemd omdat bepaalde facetten er van de realiteit vaak op z’n kop zetten. Dat heeft niets met het artistieke adagium van de kunstrichting te maken.
De stichter van de surrealistische beweging, André Breton (1896-1986), poneerde in 1924, dat de droom, de ongecontroleerde gedachten, het onderbewuste, belangrijke factoren zijn die de mens en in concreto de kunstenaar kunnen drijven om de beperkte mogelijkheden bij het uitbeelden van de realiteit te verruimen. Het meest bekende voorbeeld in België is René Magritte en daarbuiten Salvador Dali, Max Ernst en de Chirico. Wie al dan niet surrealist is werd in de kunstgeschiedenis vaak met de natte vinger bepaald maar de di-hards, de échten, met hun vervreemdende hersenkronkels, zijn minder talrijk dan men het wel eens wil voorgeven.
Een onbetwistbare pur sang surrealist was Marcel Mariën (Antwerpen, 1920 – Brussel, 1993). Zijn oeuvre, dat in vlagen ontstond, bestaat uit collages, assemblages, kleine sculpturen en, niet in het minst, fotografie. Men moet er Freud niet bijhalen om te zien hoe het seksuele een belangrijke rol heeft gespeeld in zijn onderbewuste want tal van zijn creaties zijn aan het vrouwelijk lichaam gewijd. Erotische fantasieën, verdrongen lusten, dubbelzinnige woordspelingen zijn constant in zijn oeuvre terug te vinden. Hij is er wel niet helemaal door bezeten maar het is een rode draad die we in zijn werk terugvinden gepaard aan een vorm van tegendraadsheid en zo men wil, anarchisme. Hij daagde de onechte puriteinse mentaliteit uit die de maatschappij beheerste en waar hij moeilijk mee kon leven. Dat deed hij niet uitsluitend met beelden maar ook met teksten en die maken dan ook inherent deel uit van de kunstwerken die hij creëerde.
Daarbij komt ook een bepaald soort humor bij te pas, zwarte humor die hij gemeen heeft met andere surrealisten en die niet mag onderschat worden in het beoordelen van zijn werk. Daarbij voegt zich zijn pertinente afkeer van de toenmalige actuele kunst. Een van zijn uitspraken is daarvoor tekenend “Een twintigtal autocars inhuren, ze vullen met honderden gemaskerde en dus anonieme taggers en hen met hun kleurbommen uitsturen naar de Documenta van Kassel. De kunstenaars van de nacht zijn de enigen die gekwalificeerd zijn om een antwoord te geven op de ijdele eigenwaan van de officiële kunst”. Zijn leven lang en op welk gebied hij zich ook bewoog, werkte hij als een vrijschutter in de marge van de officiële milieus van de artistieke wereld.
Hij was bevriend met René Magritte en alhoewel hun visuele interpretatie van de kunst verschilde maar er was het anarchisme dat hen bond. Samen gingen ze een deel van hun mentale artistieke levensweg tot er rond 1953 een verkoeling in hun relatie optrad en Mariën met de dichter Paul Nougé optrok. Dat was niet zo vreemd want de eerste was toen al uitgever van een tijdschrift “Les Lèvres nues” waarin de dichter publiceerde. Toen ontstonden er ook twee duidelijk tegengestelde kampen in de Belgische surrealistische beweging., vooral in Brussel.
‘Het oeuvre van Marcel Mariën een marginale mijlpaal in de Belgische kunstgeschiedenis.’
Ludo Bekkers
Enerzijds de meer militante en politiek geëngageerde vleugel en een andere die er zich van afkeerde en meer en meer koos voor Magritte. Het ging er soms kinderachtig aan toe zoals bij de retrospectieve van Magritte in het casino van Knokke (1962). Mariën publiceerde toen een vlugschrift dat niet alleen nijdig is maar ook rancuneus. Daarin liet hij Magritte zogezegd aan het woord : “Van mysterie tot mysterie lijkt mijn schilderkunst meer en meer op een koopwaar die onderhevig is aan speculatie. Men koopt nu mijn schilderijen zoals men een bouwgrond zou kopen, een pelsmantel of juwelen. Ik heb besloten om een eind te maken aan deze onwaardige uitbuiting van het mysterie en het toegankelijk te maken voor iedere beurs”. Men kan zich voorstellen hoe dat pamflet Magritte kwetste en zijn aanhangers woedend maakte. Volgens Mariën behoorde dat ook tot zijn visie op het surrealisme. Het zijn niet zozeer zijn kleine kanten die hier uit spreken maar het was zijn levensopvatting, een leefregel die hij mettertijd ook duidelijker in zijn werk ging demonstreren.
Uit de duizenden voorbeelden van zijn oeuvre heeft het Musée de la Photographie in Charleroi nu een ruime keuze gemaakt en bijeengezocht om een gevarieerd beeld te geven van de manier waarop Mariën zich als kunstenaar heeft gemanifesteerd. Niet alleen maar fotomateriaal maar ook collages en assemblages. Hij was een knutselaar die zich bijna dagelijks bezig hield met het samenbrengen van beeldmateriaal, uitgeknipte magazinefoto’s, eigen foto’s en het schrijven van teksten op die foto’s. Je zou kunnen zeggen dat hij een verlichte amateur was en dat blijkt ook uit een aantal fotootjes die hij met een amateurcamera nam en liet afdrukken met de klassieke getande randen uit die tijd. Hij verzamelde alles wat hem bruikbaar leek om later mee aan de slag te gaan en vond voor ieder object een bestemming om zijn artistieke impulsen te uiten.
Men houdt van het surrealisme of niet maar ontegensprekelijk is het oeuvre van Mariën een marginale mijlpaal in de Belgische kunstgeschiedenis. Hij behoort niet tot de allergrootsten van een beweging die zo typisch Belgisch is, zoals Magritte zelf en later Marcel Broodthaers, maar hij spreekt wel een eigen taal binnen die context. Hij is dan ook niet te veronachtzamen en dat is met deze expositie dan ook gebeurd.
Tentoonstelling ” Le Passager clandestin, Marcel Mariën”. Charleroi, Musée de la Photographie, nog tot 19 januari 2014
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier