Manager van Jan Fabre, een jaar na de #MeToo-rel: ‘Er is van Jan een monster gemaakt’
‘Opeens was iedereen rechter’, zegt Mark Geurden, manager van Jan Fabres theatergezelschap Troubleyn en rechterhand van de in opspraak gekomen theaterregisseur. In een eenmalig interview met Knack, een jaar na de open brief waarin Fabre van #MeToo-praktijken werd beschuldigd, spreekt Geurden namens Troubleyn voor het eerst en naar eigen zeggen ook voor het laatst over de zaak.
Het is deze week precies een jaar geleden dat twintig oud-performers – sommigen met hun eigen naam, anderen anoniem – theaterregisseur en beeldend kunstenaar Jan Fabre in een open brief van vernederingen, seksuele intimidaties en pesterijen beschuldigden. De brief veroorzaakte grote ophef en kreeg ook internationaal weerklank. Kranten als Le Monde en The New York Times berichtten uitvoerig over de pijnlijk van zijn voetstuk gevallen Belgische kunstenaar, beroemd en berucht vanwege zijn vaak controversiële marathonvoorstellingen met naakte dansers.
Jan Fabre zelf zei na de publicatie van de open brief dat het nooit zijn bedoeling was ‘om mensen seksueel te intimideren of te kwetsen’. Zijn theatergezelschap moest intussen de storm die losbarstte na de publicatie van de open brief zien te overleven. Tot op heden heeft Troubleyn geen weet van een officiële klacht ingediend tegen Fabre of zijn gezelschap, maar naar aanleiding van de open brief werden er wel onderzoeken gestart door het arbeidsauditoraat van Antwerpen en de Vlaamse administratie Cultuur. Het onderzoek van het arbeidsauditoraat zit na een jaar nog in de fase van het vooronderzoek, vertelt Mark Geurden ons in het prachtig gerenoveerde schoolgebouw waar Troubleyn is gevestigd.
Momenteel werkt hij volop aan een nieuwe creatie. Met een supergetalenteerde jonge vrouw.
We zijn nu een jaar later. Hoe kijkt u terug op wat er is gebeurd?
Mark Geurden: Ik wordt nog altijd emotioneel als ik erover spreek. Zeker in het begin was het heftig. Zo’n publieke beschuldiging raakt een heel gezelschap. Er is in korte tijd extreem veel gezegd en geschreven over ons. Het leek wel of iedereen zijn of haar hoogstpersoonlijke opinie mocht geven over Fabre en zijn gezelschap. Opeens was iedereen rechter. Dat heeft diepe wonden geslagen in een kleine organisatie als de onze. We hebben ervoor gekozen om onder die omstandigheden de discretie te bewaren. In de eerste plaats uit respect voor de betrokkenen, maar ook om de gemoederen te laten bedaren. Het was op dat moment sowieso onmogelijk om enige nuance aan te brengen.
Waarom reageert Jan Fabre zelf niet?
Geurden: Het onderzoek van het arbeidsauditoraat loopt nog. Het zou ongepast zijn als hij uitspraken zou doen terwijl die dingen nog aan de gang zijn.
Uit de open brief kwam geen fraai beeld van Fabre naar voren.
Geurden: Er is van Jan een monster gemaakt. Met dat beeld kan ik onmogelijk akkoord gaan. Ik werk nu al twintig jaar met Fabre samen, en ik kan met de hand op het hart zeggen dat mijn tijd met hem en bij Troubleyn op alle vlakken fantastisch is geweest. Bepaalde verklaringen van ex-performers hebben er bij mij dan ook hard ingehakt. Jan in een paar zinnen wegzetten als een racist, pester, seksist en een vernederaar – dat gaat echt te ver. Geen vezel in mijn lijf zou accepteren om met zo iemand samen te werken. Wat niet betekent dat Jan en ik een soort eeneiige tweeling zouden vormen, zoals soms is gesuggereerd. Wij verschillen vaak van mening, gelukkig maar.
Blijkbaar heeft niet iedereen zulke goede herinneringen aan de samenwerking met Fabre.
Geurden: Het doet me echt pijn dat bepaalde mensen zich hun periode bij Troubleyn op een negatieve manier herinneren. We hebben de performers altijd op een zo goed mogelijke manier in de watten proberen te leggen. Anders kun je ook niet verwachten dat ze topprestaties leveren. En dat hebben ze gedaan, jaren aan een stuk, elke voorstelling opnieuw.
Waar komen die beschuldigingen dan vandaan?
Geurden: Bij bepaalde mensen zijn kennelijk frustraties ontstaan tijdens het creatieproces of daarna, en ik kan alleen maar respect tonen voor die gevoelens. Maar ik heb ook zaken gelezen waarbij ik me ernstige vragen stel. Neem de verklaringen van de danseres (Geneviève Lagravière, die één productie bij Jan Fabre danste, nvdr) die beweert dat Jan haar zou hebben aangerand in een hotelkamer, vijftien jaar geleden. Het is uiteraard niet aan mij om te verklaren of dat waar of onwaar is, dat is de taak van de mensen die de zaak onderzoeken. Maar toen haar interview verscheen, kwam een aantal van haar toenmalige collega’s mij spontaan melden dat de vork heel anders aan de steel zat. Ook hun waarheid verdient een plaats. Elke situatie heeft immers een context, die je alleen door met elkaar te spreken helder kunt krijgen. Maar die context hebben de opstellers van de open brief, uit retorische overwegingen, lijkt mij, en om de boodschap niet te verzwakken, helemaal weggelaten.
Hebt u als rechterhand van Fabre bij Troubleyn dan nooit iets gemerkt van de onvrede? De open brief maakt melding van verschillende medewerkers die in korte tijd zijn vertrokken vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Geurden: Eén enkele performer (Tabitha Cholet, nvdr) heeft in april 2018 een mail gestuurd met een korte mededeling in verband met een #MeToo-ervaring, zonder verdere toelichting. We hebben erop aangedrongen om dat te bespreken met ons of met onze externe vertrouwenspersoon, maar dat heeft ze geweigerd. Ik heb nog altijd geen goed beeld van wat haar is overkomen en vooral niet waarom ze niet met ons wilde spreken. Dan sta je als gezelschap met de rug tegen de muur. We kunnen hier alleen maar lessen uit trekken. Als je het gesprek niet gaande kunt houden, om welke reden ook, ben je als werkgever een vogel voor de kat.
De directe aanleiding voor de open brief was een televisie-interview waarin Fabre, naar aanleiding van een onthutsend onderzoek over seksueel grensoverschrijdend gedrag in de kunstensector in Vlaanderen, met veel aplomb zei dat er bij hem en zijn gezelschap, in 40 jaar tijd ‘nooit, jamais’ iets was misgelopen.
Geurden: Die uitspraak was inderdaad ongelukkig. In elke organisatie lopen er dingen mis. Maar ik blijf ervan overtuigd dat de problemen die er waren met een goed gesprek uitgeklaard hadden kunnen worden.
Als voorbeeld van #MeToo-praktijken verwijzen de briefschrijvers naar de volgens hen in het gezelschap geldende vuistregel ‘geen seks, geen solo’. Wie niet inging op de avances van Fabre kon naar een mooie rol fluiten, stellen ze.
Geurden: Die beschuldiging is gewoon niet waar en is intellectueel oneerlijk. De briefschrijvers maken er echt een karikatuur van. Die hele open brief is een activistisch manifest, bedoeld om een momentum te creëren voor de #MeToo-beweging in de danssector. Daarin past hun slogan ‘geen seks, geen solo’ _ een geweldige oneliner, dat geef ik toe _ uiteraard perfect. Jan heeft de afgelopen 40 jaar inderdaad liefdesrelaties gehad met solodansers, maar niet elke solodanser heeft een relatie gehad met Jan. De geruchten ‘no sex, no solo’ waren al in de jaren negentig in de wandelgangen te horen, toen Jan drie solo’s maakte voor zijn muze, Els Deceukelier. Maar het zijn geruchten, meer niet. Particuliere situaties en privérelaties zijn in de brief veralgemeend tot structurele wantoestanden.
Er was ook veel te doen over Fabres privéfotosessies, waarbij hij danseressen tegen betaling uitnodigde voor pornografisch getinte foto’s. ‘Deze semigeheime fotoprojecten en het uitwisselen van seks zijn binnen het gezelschap verborgen valuta geworden’, schrijven de ondertekenaars.
Geurden: Dat van die verborgen valuta klinkt wederom goed, maar is totaal uit de lucht gegrepen. Iedereen wist dat Jan modellen fotografeerde voor zijn praktijk als beeldend kunstenaar, en dat daarvoor vaak medewerkers werden gevraagd. Sommige foto’s zijn gepubliceerd in het tijdschrift Janus. Het zijn ook geen pornografische maar erotische foto’s. En de sculpturen die op die fotosessies waren gebaseerd werden wereldwijd in musea en galeries getoond. Het probleem met die fotoshoots _ die niet meer op dezelfde wijze zullen plaatsvinden, trouwens _ was voornamelijk dat de context waarbinnen ze plaatsvonden onvoldoende duidelijk was voor beide partijen. Ze zaten op de grens tussen Jans theaterpraktijk en zijn praktijk als beeldend kunstenaar.
Jan in een paar zinnen wegzetten als een racist, pester, seksist en een vernederaar – dat gaat echt te ver.
Het gaat maar door in de brief. Fabre zou zich ook voortdurend schuldig maken aan seksistische, racistische en vernederend opmerkingen, verbaal agressief zijn en pestgedrag vertonen, wat bij sommige danseressen tot psychische problemen zou hebben geleid.
Geurden: Zo ken ik Jan totaal niet. Jan is een gedreven regisseur, dat zeker. Hij is recht voor de raap en daardoor ook regelmatig politiek incorrect. Jan is een selfmade man uit de Seefhoek, die vanuit een soort straatwijsheid met mensen omgaat. Soms botst dat uiteraard. Hij kan kritisch en hard uit de hoek komen, maar altijd met de bedoeling om het beste uit zijn performers te halen. Blijkbaar is die aanpak voor de een perfect aanvaardbaar en stimulerend, en voor de ander kwetsend. Bij elk mens liggen de grenzen anders, van dat besef is Jan nu wel heel erg doordrongen. Ik denk ook dat Jan zich niet altijd goed bewust was van zijn impact als beroemde theaterkunstenaar op soms erg jonge mensen. Maar hij heeft nooit bewust willen kwetsen. En als hij merkt dat hij te bot is geweest tijdens een repetitie, verontschuldigt hij zich ook wel. Zo beschrijft de open brief een situatie waarin Jan op weinig subtiele wijze een danseres zegt dat ze te dik is. Maar de briefschrijvers vertellen er niet bij dat dat conflict nadien onmiddellijk is bijgelegd, met excuses voor heel de groep.
Blijft Jan Fabre alle beschuldigingen ontkennen?
Geurden: Maar de beschuldigingen aan zijn adres zijn zodanig geformuleerd dat ze moeilijk te bekennen of ontkennen vallen. Heel uiteenlopende zaken worden zonder context op een hoopje gegooid. Het was een hart onder de riem dat 133 vroegere en huidige performers en medewerkers van Troubleyn en Fabre in de nasleep van de affaire een brief naar minister van Cultuur Sven Gatz (Open VLD) hebben gestuurd om hun steun aan Jan te betuigen. Negentig daarvan hebben de minister bovendien een persoonlijke getuigenis over hun ervaringen bij het gezelschap bezorgd. We hebben daar in de media bewust geen ruchtbaarheid aan gegeven, omdat wij er geen welles-niettesdiscussie van willen maken.
Is het een kwestie van tijdgeest, en is Jan Fabre een kind van zijn tijd? Wat in de jaren tachtig aanvaard gedrag was, is dat vandaag misschien niet meer?
Geurden: De tijden zijn veranderd, uiteraard. Het leeftijdsverschil tussen Jan en de performers was toen ook aanzienlijk kleiner. Jan is vandaag de zestig gepasseerd, onze jongste performers zijn vooraan in de twintig. De manier van communiceren is door sociale media ook radicaal veranderd. Psychologe Nina Callens, contactpersoon bij de Vlaamse ombudsdienst voor grensoverschrijdend gedrag in de culturele sector, verwoordt het goed als ze stelt dat sinds #MeToo alles wordt herbekeken. Er is volgens mij een extreem snelle shift in opinions gaande, aangestuurd door de millennials en de sociale media. Wat vroeger als normaal werd beschouwd, wordt vandaag vaak paternalistisch, seksistisch, grensoverschrijdend of kolonialiserend genoemd. De vraag is hoe we een nieuwe consensus kunnen creëren over wat kan en niet kan. Zo stelt Callens de vraag of er wel zoiets bestaat als ‘wederzijdse toestemming’ als er een duidelijk machtsverschil is tussen individuen. Daar moeten we over nadenken.
Jan blijft een onderzoeker van het lichaam. Dat heeft niets te maken met grensoverschrijdend gedrag.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag blijkt in elk geval een veel voorkomend probleem in heel de kunstensector. Waar ligt dat aan?
Geurden: Grensoverschrijdend gedrag is een probleem in alle sectoren. De kunstensector is in dat opzicht niet anders, maar loopt misschien meer in de kijker. De sterke rol van lichamelijkheid zal zeker meespelen, net zoals de gedrevenheid van mensen die van hun passie hun beroep maken, de intense creatieprocessen, het feit dat er veel meer dansers en acteurs afstuderen en een plaats opeisen dan dat er arbeidsplaatsen zijn… Ook wij zijn ons daarvan terdege bewust. De grote winst van de #MeToo-beweging is dat het bij ons heeft gezorgd voor een beter welzijnsbeleid. In de kunsten worden voortdurend grenzen verlegd. Dat vraagt van een werkgever een duidelijk kader. Dat kader ligt er nu in de vorm van een volgens experts voor de sector uniek, state of the art integriteitsbeleid. We hebben medewerkers en betrokkenen, onder wie ondertekenaars van de open brief, uitgebreid laten bevragen en een nieuw beleid ingevoerd. Minister Gatz heeft op basis daarvan beslist de subsidies voor Troubleyn te behouden.
Na de publicatie kwam er vanuit Fabre en Troubleyn kritiek op de door de klagers gekozen vorm van de open brief.
Geurden: Het frustrerende was vooral dat er geen enkele mogelijkheid was om in dialoog te gaan met de briefschrijvers. De open brief is ons twee uur voor publicatie geanonimiseerd toegestuurd, terwijl de pers al lang was geïnformeerd en zich had voorbereid. Ik kreeg telefoon van een krant nog voordat ik het document onder ogen had gekregen. De briefschrijvers hadden duidelijk nooit de intentie om in dialoog te gaan. Hun actie was een onderdeel van een veel bredere campagne rond grensoverschrijdend gedrag in de kunstensector, die ik trouwens ten volle steun.
U kwam als rechterhand mee in het vizier. De briefschrijvers verwijten de entourage van Fabre op de hoogte te zijn geweest, maar alles te hebben toegedekt.
Geurden: Het doet pijn om dat te horen. Ik betreur tot op vandaag dat we met de performers die de brief ondertekenden nooit een gesprek hebben kunnen voeren. Als er fouten zijn in onze aanpak, wil ik dat graag horen om ervan te kunnen leren. Wel praten over ons maar niet met ons lost niets op. Mijn deur staat nog altijd open.
Strafpleiter Hans Rieder vroeg zich af waarom de ondertekenaars niet de weg van de gerechtelijke procedure hebben gevolgd, en stelde dat Fabre zich ‘koud gepakt’ voelde door een ‘georkerstreerde campagne’.
Geurden: Ik kan begrijpen dat die uitspraken slecht zijn overgekomen, maar de publicatie van de open brief en de stroom van reacties in alle media waren wel degelijk maandenlang nauwgezet voorbereid, met de bedoeling een bom te doen inslaan. Rieder heeft willen aankaarten dat zo’n trial by media unfair is, omdat je je er niet tegen kunt verdedigen. Men denkt al snel: waar rook is, is vuur. Nogmaals: er is geen enkele poging gedaan om vooraf met ons te spreken. Ik kan me voorstellen dat het niet makkelijk is om iets in je eentje bij je werkgever aan te kaarten, maar in dit geval waren de klagers omringd door professionele instanties zoals de vakbonden en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, die hen op dat vlak hadden kunnen bijstaan.
In de kunsten worden voortdurend grenzen verlegd. Dat vraagt van een werkgever een duidelijk kader.
Hebben de media als schandpaal gefungeerd?
Geurden: De media treffen hier geen schuld. Het was de keuze van de schrijvers om het zo aan te pakken, en niet via officiële weg een klacht in te dienen. Helaas, want de wetgeving in verband met klachten op de werkvloer zit goed in elkaar, en biedt veel meer mogelijkheden dan wordt gedacht.
Ik vraag me wel af of we na zulke publieke berechtingen op een betere manier met de problematiek van grensoverschrijdend gedrag zullen omgaan. Zijn slachtoffers meer bereid om te praten als ze weten dat ze verwikkeld kunnen raken in een publiek schandaal? Zullen daders makkelijker hun fouten erkennen als ze weten wat hun te wachten kan staan? Ik vrees van niet.
Maar de klagers schreven: dit is geen persoonlijke afrekening met Fabre.
Geurden: Daar komt het helaas wel op neer. Als je elke voorstelling wereldwijd aangrijpt om Fabre over de hekel te halen, als je met flyers en spandoeken bij de ingang van theaters postvat, als je weliswaar roept dat het om de hele sector gaat maar altijd slechts één naam noemt, dan wordt het wel persoonlijk, lijkt me.
Kunnen de extreme voorstellingen die Fabres handelsmerk zijn vandaag nog worden gemaakt?
Geurden: Natuurlijk, waarom niet? Het probleem zit volgens mij niet in de aard van het werk. Jan blijft een onderzoeker van het lichaam. Dat heeft niets te maken met grensoverschrijdend gedrag. Tenzij je een voorstelling waarin lichamelijkheid een grote rol speelt als grensoverschrijdend beschouwt. Maar dat lijkt me een brug te ver.
Wanneer en hoe maken Troubleyn en Fabre een artistieke doorstart?
Geurden: Velen van ons, ook de performers, zijn nog altijd zwaar aangeslagen. Jan heeft de artistieke begeleiding van het afgelopen seizoen overgelaten aan zijn dramaturge, Miet Martens. Op die manier probeerden we de rust in en rond het gezelschap te laten terugkeren. Maar momenteel werkt hij volop aan een nieuwe creatie. Met een supergetalenteerde jonge vrouw, met wie Jan trouwens nooit een relatie heeft gehad. Maar het wordt wel een solo. Hopelijk niet opnieuw stof voor kwaadaardige roddels?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier