‘Wij horen bij de best beschermde minderheden ter wereld’
Door het Verdrag van Versailles werden de Oostkantons een eeuw geleden Belgisch. Minister-president Oliver Paasch viert feest. ‘De sleutel tot de regeringsformatie ligt niet hier.’
De jongste vierkante kilometers België dateren van 10 januari 1919, de datum waarop het Verdrag van Versailles in werking trad. Historici zouden het later ‘een van de dieptepunten van de Europese politieke myopie’ noemen. Berlijn ervaarde het diktat van Versailles als een totale vernedering. Adolf Hitler vond er een manier in om in 1933 aan de macht te komen, waarna hij Europa opnieuw in brand stak.
Als verliezer van de Eerste Wereldoorlog mocht Duitsland niet aanschuiven aan de onderhandelingstafel in Parijs. De uitkomst was navenant. Het verloor zijn Afrikaanse kolonies Kameroen, Tanzania, Togo en Zuidwest-Afrika (het huidige Namibië), en zo ook zijn toevoer van natuurlijk rubber. Tegelijk verdween 15 procent van zijn grondgebied. Elzas-Lotharingen ging terug naar Frankrijk. Polen kreeg Posen en West-Pruisen. Oost-Pruisen werd gescheiden van de rest van Duitsland door de Poolse Corridor. Eupen, Sankt Vith en Malmedy werden Belgisch, als compensatie voor de geleden oorlogsschade.
Onverdeeld gelukkig waren de inwoners niet. In het Franstalige Malmedy waren ze blij van de Pruisen verlost te zijn, maar in Eupen en Sankt Vith had niemand veel zin om Belg te worden. Brussel organiseerde in 1920 een volksraadpleging op zijn nieuwe territorium. De spelregels waren merkwaardig. Alleen wie tegen de aanhechting was, moest zich melden. Zij werden geregistreerd. Van de 33.000 stemgerechtigden waren er niet meer dan 272 die tegen de intimidatie ingingen en daadwerkelijk hun naam opgaven.
Vandaag telt de Duitstalige Gemeenschap 77.000 zielen, vergelijkbaar met een stad als Sint-Niklaas, maar dan wel voorzien van een eigen parlement met 25 volksvertegenwoordigers en een regering met vier ministers. Na de jongste verkiezingen had minister-president Oliver Paasch niet meer dan twee dagen nodig om een nieuwe regering te vormen.
In de rest van het land wordt er soms lacherig over Ostbelgien of de Oostkantons gedaan. Zo schreef Geert van Istendael in Het Belgisch labyrint (1989) dat de Duitstalige Gemeenschap ‘het kot bewoont dat België tegen zijn huis heeft aangebouwd in zijn achtertuin. Het hoort niet bij de stijl van het hoofdgebouw, zo dat al een stijl heeft, maar door de jaren heen zijn huis en koterij, na kleine en grote vertimmeringen, uiteindelijk bij elkaar gaan horen. Als België geen koterij meer had, dan was het België niet meer.’
Op 10 januari viert de Oost-Belgische koterij dus haar honderdste verjaardag. Maar als je bedenkt wat de gevolgen van het Verdrag van Versailles zijn geweest, is er dan wel reden om te feesten?
Oliver Paasch: Het ging de eerste decennia erg slecht met onze regio, dat is waar, en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gebied tot overmaat van ramp weer Duits. Sankt Vith werd tijdens het Ardennenoffensief helemaal vernietigd. In de jaren vijftig waren de Duitse cultuur en taal verdacht en niet geaccepteerd. Maar vanaf de jaren zestig en de erkenning van het Duits als landstaal, en door de staatshervormingen van de jaren zeventig en tachtig, is een succesvolle autonome regio ontstaan.
We zijn erin geslaagd om ons lot voor een deel in eigen handen te nemen, en daar zijn we blij mee. Bovendien gaat het verder de goede kant op. Op 1 januari draagt het Waals Gewest de uitoefening van bevoegdheden op het vlak van huisvesting, energie en ruimtelijke ordening aan ons over, via artikel 139 van de grondwet. Dat schept tal van mogelijkheden. Zijn verdere staatshervormingen nodig? Kijk, Ostbelgien is geen vragende partij, maar wat de anderen krijgen, moet voor ons ook gelden. Laat dat duidelijk zijn. Ik denk overigens niet dat dit een probleem zal vormen.
U acht het niet nodig om lessen te trekken uit het Verdrag van Versailles?
Paasch: Ik zie dat wij bij de best beschermde minderheden ter wereld behoren. Het Belgische federalisme liet onze integratie toe, het kan een model zijn voor veel gemeenschappen elders in de wereld. Wij zijn erin geslaagd om zonder enig gewapend conflict verschillende culturen en socio-economische omstandigheden onder één federaal dak samen te brengen en te houden. Dat is een gigantische verdienste die we niet mogen minimaliseren.
Eind februari keurde jullie parlement een permanent systeem van beleidsinspraak met 24 gelote burgers goed. Het werd uitgewerkt in samenspraak met de G1000, een burgeroverleg dat in 2011 onder meer door David Van Reybrouck werd gelanceerd. Hoe staat het daarmee?
Paasch: Als kleine gemeenschap met veel wetgevende competenties zijn wij een goed laboratorium voor de deliberatieve democratie. Wij zullen hun aanbevelingen over ouderenzorg uitvoeren. Ik geloof niet dat ze met onredelijke voorstellen zullen komen – loonsverhogingen van 20 of 30 procent voor alle werknemers of zo, dat is geen optie. Ik heb vertrouwen in de burgers, die bovendien zullen worden geadviseerd door experts over de consequenties van hun beslissingen. En ik ben ervan overtuigd dat de rest van Europa nog wat kan leren van het Eupenmodel.
De creatie van de Burgerraad deed veel inkt vloeien in de internationale pers, maar lijkt lokaal niet te leven. Christian Schmitz, journalist bij het blad Grenz Echo, stelde dat het ‘geweldig zou zijn om zoiets eens in werking te zien op een plek mét problemen. Op een plek waar het samenleven onder druk staat en waar mensen naar de extremen opschuiven.’
Paasch: Ik zie wel degelijk veel enthousiasme voor de Burgerraad. En ik ben ervan overtuigd dat je zulke dingen moet uitproberen op plaatsen waar het goed gaat. Dan zie je wat moet worden bijgeschaafd.
Een paar maanden geleden zei u dat er door de vergrijzing veel vacatures zijn in Ostbelgien. Gaat het intussen beter?
Paasch: Het blijft een grote uitdaging. We doen er alles aan om mensen warm te maken voor onze regio en de nadruk te leggen op de hoge levenskwaliteit. Het helpt natuurlijk niet om in een grensregio te wonen en te weten dat de fiscale voorwaarden zowel in Luxemburg als in Duitsland beter zijn. Geef werknemers in de drie regio’s hetzelfde brutoloon en bij ons verdienen ze netto een pak minder. Dat kun je niet zomaar oplossen.
We pakken het arbeidsprobleem zo efficiënt mogelijk aan. Zo proberen we de werking van de arbeidsbemiddelingsdienst en het OCMW nog scherper op elkaar af te stellen, de opleidingen op maat te maken en snel in te spelen op de behoeftes van de arbeidsmarkt.
U gaat er prat op dat 99 procent van de inwoners van de Oostkantons trotse Belgen zijn. Is ons land volgens u nog een lange leven beschoren?
Paasch: Ik zie niet in waarom niet. Er wordt toch altijd een compromis à la belge gevonden?
Dat we nu al meer dan 200 dagen zonder regering zitten, is niet echt bemoedigend. Hebt u voorstellen?
Paasch: We mogen niet vergeten dat het in 2010 541 dagen heeft geduurd, nog veel langer dus. Toch kwam er een oplossing uit de bus. Waarom zouden we er nu geen kunnen vinden? Maar het is niet aan ons in Ostbelgien om voorstellen te doen. Wij moeten bescheiden en realistisch zijn. De sleutel ligt niet hier.