Wie is Walter Swennen, de schilder die zijn Ultima weggaf aan de PVDA?

Disputatio: de angelis I, 2018.

Walter Swennen is een buitenbeentje in de Belgische schilderkunst. Enerzijds is zijn werk ongrijpbaar vanwege zijn verzet tegen het hanteren van één stijl of aanpak, anderzijds is het herkenbaar door zijn anarchie, absurde humor en bittere ernst. Een portret van de Reinaert de Vos van de schilderkunst.

Walter Swennen (73) schildert de vrijheid, Walter Swennen verrast altijd. Ironisch en melancholisch, vol avontuur en tegendraads. Een eeuwige speelvogel is hij en tegelijk bloedernstig, balancerend op het slappe koord tussen virtuoos schilderen en opzettelijke ‘bad painting’.

In Swennen schuilt meer dan één schilder: nu eens borstelt hij wild en grof en duikt de actionpainter in hem op, dan weer maakt hij woordschilderijen, constructivistische oefeningen, gedetailleerde stripachtige beelden en grappige hommages aan moderne meesters als Kazimir Malevitsj, Piet Mondriaan en Philip Guston en tekenaars als Walt Disney en Willy Vandersteen. Hij haalt overal zijn inspiratie uit: massamedia, reclame, stripverhalen, woordenboeken, logo’s, verbodsborden en het leven van alledag. Toch draagt elk schilderij duidelijk het stempel van Walter Swennen.

Swennen schildert niet alleen alles, hij schildert ook óp alles: uiteraard op een klassieke drager als canvas, maar evengoed op het blad van een afgedankt kampeertafeltje, op een plastic tafellaken, houten paneeltjes en de afgedankte afdekplaat van een wasmachine of gasfornuis.

Stilistisch blijft hij ongrijpbaar. ‘Stijl interesseert me niet’, zei hij daarover in 2019, bij de opening van zijn tentoonstelling Un coeur pur in de Brusselse galerie Xavier Hufkens. ‘Het is pretentieus om een stijl te hebben. Je moet zoeken. Stijl is een manier om iets te doen.’

Walter Swennen is geen ‘geboren’ schilder. Pas sinds 1981 wijdt hij zich aan het schilderen, op een hobbelig parcours. Hij werd geboren in 1946 in Vorst, ‘in een huis naast de gevangenis, waar mijn grootouders van moederszijde verbleven’, vertelde hij aan criticus Hans Theys in het boek Ne Quid Nimis (2016). Zijn grootvader was ambtenaar, zijn grootmoeder was directrice van een school in Ganshoren geweest.

Toen hij vijf was, schakelde zijn Nederlandstalige familie plots over op het Frans. ‘Van de ene dag op de andere begreep ik niemand meer. Dankzij die wissel van moedertaal heb ik begrepen dat de wereld geen zin of betekenis heeft en dat ik mij daar niet om hoef te bekommeren.’

Taalspelletjes

In het oeuvre van Swennen blijven het Frans en het Nederlands elkaar voor de voeten lopen en bevruchten. Soms komt daar ook nog eens het Engels bij. Hij bekijkt taal van een afstand, wikt en weegt woorden, proeft ze, beent ze uit, keert ze binnenstebuiten en speelt ermee. Taalspel maakt een integraal deel uit van zijn schilderkunst. Zo schilderde hij in 2016 op onhandige manier, in blokletters en in spiegelschrift het woord ‘autodadakt’ (sic).

Hoe dol hij op taalspelletjes is, blijkt uit een recent werk als Mon quartier (2019), een schilderij dat de plattegrond voorstelt van de wijk waar Swennen woont. Bovenaan heeft hij de naam ‘Vilvoorde’ geschilderd, onderaan ‘Ukkel’. Een primitief geschilderd locomotiefje verwijst naar het Noordstation, een brede verticale donkerblauwe strook is het Kanaal, waarvan links – voorgesteld door een kroontje – het koninklijk paleis van Laken ligt. Over dit rudimentaire stratenplan heeft Swennen verhakkelde woorden als ‘bo-boer’ (‘Beaubourg’) en ‘bo-zar’ geschilderd. ‘Knal’ verwijst dan weer naar ‘Kanal’, het gecontesteerde kunstproject van het Centre Pompidou (Beaubourg) in de Brusselse kanaalzone. Grappig en kritisch tegelijk.

Tekst gaat verder onder de foto.

null
null© Walter Swennen

In dezelfde tentoonstelling hing het schilderij Jail (2019) waarop als stukjes van een puzzel de slogan ‘Ban de bank’ staat. Een opengevouwen huisje van papier prijkt als een groot kruis in het midden van het doek. De boodschap is duidelijk: de bank is zowel een gevangenis als de nieuwe godsdienst. Toch houdt Swennen eigenlijk niet van boodschappen: ‘Een goed schilderij toont alleen zichzelf.’

Toen we in 2008 samen zijn tentoonstelling How to Paint a Horse bezochten in CC Strombeek en De Garage Mechelen, ging hij door op dat thema: ‘Ik heb persoonlijk een hekel aan alles wat met symboliek te maken heeft, ik haat ook psychologie. Voor mij is een schilderij een object, een ding.’

Die visie benadrukt hij door de uiteenlopende dragers die hij gebruikt. Het geheimzinnige Entrelacs (2004) – een reeks aaneengeschilderde sierlijke hoofdletters ‘L’ – is geschilderd op twee geschramde en geblutste metalen platen, waarop de verf telkens weer anders reageert. De scheiding tussen die twee platen wordt niet gecamoufleerd, integendeel.

Toch zit er onmiskenbaar engagement en kritiek in Swennens schilderijen. In 2007 schilderde hij in opvallend oranje blokletters tegen een grijze achtergrond de tekst: ‘Zij die hier zijn zijn van hier’. Tegelijk cryptisch en duidelijk. In Souvenir of Matonge (2018) heeft hij op een bijna naïeve manier met ruwe borsteltrekken de buurt van de Naamse Poort in Brussel geschilderd. Het woord ‘elite’ in witte blokletters verwijst naar een beroemd restaurant dat ooit op de hoek van de Elsensesteenweg stond maar intussen gesloopt is. In felgroene blokletters heeft Swennen dwars over het schilderij ‘Matonge’ geschilderd, de Congolese wijk achter de Naamse Poort. Daaronder heeft hij een dikke bruine streep gezet. Maar niets is wat het lijkt bij Swennen. Dit schijnbaar onschuldige stadsgezicht verbergt een andere boodschap: de ‘elite’ is wit en het gebouw met de ‘neonletters’ erop lijkt, met zijn vensters als twee ogen, verdacht veel op de witte kap van de extreemrechtse en racistische Amerikaanse Ku Klux Klan. Witte elite versus Matonge, dus.

Slagveld van aanzetten

De toeschouwer moet niet alleen aandachtig kijken naar wát er op de schilderijen van Swennen te zien is, maar ook naar wat overschilderd is. Vaak schuilt er onder één of enkele lagen verf een slagveld van aanzetten, correcties en aantekeningen. Swennen moffelt die geschiedenis van het schilderij niet weg. Hij heeft zijn manier van schilderen eens ‘een opeenvolging van accidenten’ genoemd. ‘Ik ben geboeid door de spanning tussen beeld en verf, tussen beeld en materie’, voegde hij daaraan toe.

Een schilderij is niet alleen een resultaat, het toont dus ook het proces, zijn voorgeschiedenis, de weg naar dat resultaat. Wat de toeschouwer te zien krijgt – de bovenste, laatste verflaag -, is maar één mogelijkheid, het einde van een traject dat geresulteerd heeft in iets zichtbaars.

‘Ik draai mijn schilderijen om, probeer ze te vergeten. Later bekijk ik ze opnieuw en beslis ik of ze goed zijn of niet.’

Walter Swennen

Swennen verbergt niet dat een schilder aarzelt, stopt en opnieuw begint. Steeds weer moet hij keuzes maken. ‘Je moet telkens weer beslissen of iets goed is of niet’, vertelde Swennen me tijdens ons gezamenlijke bezoek aan How to Paint a Horse. ‘Het probleem is dus: wanneer stop ik? Wanneer is iets goed? Ik kan op den duur een schilderij alleen nog maar zien in functie van de afgelegde weg, niet meer objectief. Er bleef eens een vriend logeren en ik zag later dat hij op een schilderij een post-it geplakt had met de tekst ‘Ne plus toucher svp’. Dat was duidelijk. Ik laat nu de tijd die derde persoon zijn. Ik draai mijn schilderijen om, probeer ze te vergeten. Dat is een rouwproces. Later bekijk ik ze opnieuw, en beslis ik of ze goed zijn of niet.’

Zoals Walter Swennen door de schilderkunst zwerft, heeft hij ook door zijn leven gezworven. De schilder was aanvankelijk dichter. Hij studeerde filosofie, één jaar, in 1963-’64, aan de Brusselse Faculté Saint-Louis. Hij las Heidegger en leerde het werk van Michel Foucault kennen. Hij ontdekte de jazz en de freejazz, de poëzie van de Beat Generation, Stéphane Mallarmé en Paul van Ostaijen. Hij kwam onder de invloed van dada, maakte zijn studie psychologie af, leerde Jacques Lacan kennen, deed mee aan happenings en ontmoette Marcel Broodthaers, aan wie hij zijn gedichten liet lezen. Een ontmoeting in Londen met Bob Cobbing, die concrete en licht absurdistische poëzie schreef, was bijzonder belangrijk.

Swennen studeerde ook aan de Koninklijke Academie van Brussel en legde zich toe op de gravure. Die keuze voor de Academie was zeer tegen de zin van zijn vader. Toch wilde Swennen geen schilder worden. Hij ontwikkelde toen, naar eigen zeggen, ‘een zeker minachting voor schilders. Voor mij was de schilderkunst niet prestigieus, maar de filosofie!’

Vreugdevolle ontdekking

Op een dag ontdekte hij de schilderkunst, of beter, hij bezocht met zijn moeder een tentoonstelling van bloemstillevens. Op een klein stukje van een schilderij, tussen een terracotta schoteltje en de handtekening, zag hij een stuk waar geen beeld meer was, alleen maar verf. Dat was voor hem de ‘vreugdevolle ontdekking van een andere wereld’: schilderijen zijn gemaakt van verf. ‘Als je van dichtbij kijkt, zie je niet langer het beeld, maar de manier waarop het is gemaakt’, zei Swennen jaren later aan Hans Theys.

‘Ik ben altijd een beetje verbaasd dat het schilderen voortgaat’, vertelde Swennen me in 2013. ‘Ik heb nooit gedacht aan een carrière. Ik heb ook nooit geweten wát ik moet schilderen.’

Schilderijen kunnen trouwens op de meest uiteenlopende manieren ontstaan. Zo is een bepaald schilderij begonnen als een vod waaraan de schilder zijn borstels had afgeveegd. Plotseling drong zich een beeld op… Soms kan een telefoongesprek ertoe leiden dat Swennen een uitspraak als een opdracht beschouwt. Of: hij slaat een vertaalwoordenboek open op zoekt naar plastische, vreemde uitdrukkingen, zoals ‘The moon is made of green cheese’.

Door zijn twee dochters leerde hij de strips van Willy Vandersteen kennen. Vooral Het Spaanse spook van Suske en Wiske heeft hem geïnspireerd. Stripfiguren duiken met enige regelmaat in zijn schilderijen op. ‘Ik hou ook van de Vlaamse Filmpjes’, zegt Swennen. ‘Vooral die oude, anonieme, onhandig getekende omslagen. Charmant zijn die. Soms zijn ze slecht gedrukt, met verschoven lijnen en kleuren. Dat inspireert mij.’

Valies vol probeersels

Swennen tekent ook al jaren. Hij is trouwens een voortreffelijk tekenaar, zo bleek in 2013 op het overzicht in kunstcentrum Wiels in Vorst. Elke dag tekent hij invallen, schetsen, probeersels en problemen. Die houdt hij bij, in een valiesje. Het is zijn beeldenvoorraad. Hij legt ze weg, wil ze vergeten, totdat ze jaren later eventueel van pas kunnen komen.

Soms is een tekening uit een psychologische test het uitgangspunt van een werk. Zo schilderde hij een eend en een konijn die meestal als één figuur, als trompe-l’oeil, worden voorgesteld, maar hij schilderde ze uit elkaar. Ook de illustraties in een schilderinstructieboek kan een aanleiding zijn. Daar komt de titel van zijn tentoonstelling How to Paint a Horse vandaan. ‘Dat zijn de kookboeken van de schilderkunst’, aldus Swennen.

Ironie is Swennen niet vreemd. Het zit ook vaak in zijn titels en in zijn speelse en ernstige oeuvre, waarin hij knipoogt naar popart en middeleeuwse miniaturisten, Mondriaan en Amerikaanse comics, Samuel Beckett en Sus Antigoon.

Al lijkt zijn werk soms vrolijk, het is allesbehalve luchtig. ‘Ik ben geen grappenmaker’, zegt Swennen. Zo schilderde hij in 2006 Inner: een wit mannetje – een stripachtige spookverschijning -, dat het gat in zijn lijf toont en verder opentrekt. ‘Zo probeerde ik uit te leggen hoe ik mij ’s morgens voelde wanneer ik opstond. Ik had een depressie.’ Toch is zijn oeuvre niet opgebouwd rond een personencultus. Het spitst zich veeleer toe op de futiele, tragikomische kanten van de ambitie van de kunstenaar. ‘Het leven is toch absurd, niet?’

Tekst gaat verder onder de foto.

Wie is Walter Swennen, de schilder die zijn Ultima weggaf aan de PVDA?
© Walter Swennen

Zo is het geen toeval dat Swennen enkele monumentale schilderijen van een banaan heeft gemaakt. Gaat het hem om de glibberigheid van het leven of het cliché in de vroege komische films? Of houdt hij als schilder gewoon van dat warme geel en die mooie kromming van de vrucht?

Een recent bananenschilderij uit 2019 heeft als titel Disputatio: de angelis I. De woorden ‘No bananas’ die Swennen over het hele doek én over de reuzegrote banaan heen heeft geschilderd, zijn een knipoog naar het bekende liedje Yes! We Have No Bananas en naar ‘Ceci n’est pas une pipe’ van Magritte. Over de woorden ‘No bananas’ heeft Swennen gewild slordig ‘No bones’ geschilderd. En in de linkerbovenhoek staat ‘Angels have’. Na de discussie over het geslacht van de engelen, kan die over hun gebeente losbarsten. Ook dit schilderij maakt geen geheim van de veranderingen die tijdens het schilderproces zijn aangebracht: het toont zijn eigen geschiedenis.

Onvoorspelbaar

Swennens schilderkunst is even spontaan en vol van improvisatie als jazz. Even onvoorspelbaar als het leven zelf. Het is schilderkunst waarin, onder alle vrolijkheid, veel tristesse en melancholie schuilgaat. Het is geen therapeutisch schilderen, maar diep in de krochten van de schilderijen en onder de vele lagen verf zit toch de persoon van de schilder verstopt. In een schilderij uit 1984, Untitled, loopt een spook met een schilderspalet in de hand weg van een burcht. De schilder vlucht. Als een geest. Ongrijpbaar. Maar hij laat wel sporen na.

En misschien is de wegrennende figuur in Escape (2019) Swennen zelf. Het lijkt alsof een gevangene in een narrenpak ontsnapt. Maar waarom bestaat zijn kleding uit de Belgische kleuren en heeft de achtergrond de kleuren van de Franse (of Nederlandse) vlag? Vragen en nog eens vragen. Swennen blijft ongrijpbaar, de Reinaert de Vos van de schilderkunst.

Zijn aparte positie en het feit dat hij lak heeft aan het officiële kunstcircuit blijkt ook uit het feit dat hij in 2005 meewerkte aan een actie van supermarktketen Aldi. In navolging van eerdere campagnes in Nederland en Duitsland bood Aldi in België kunstwerken van onder anderen Angel Vergara en Walter Swennen aan tegen de spotprijs van 12,99 euro per stuk. De werken – twee van elke kunstenaar – werden gedrukt in een oplage van enkele duizenden exemplaren, genummerd en gesigneerd door de kunstenaar zelf. Swennen signeerde drieduizend stuks. ‘Ik vind het eigenlijk wel grappig dat mijn werk in de Aldi te koop is’, zei hij destijds aan De Morgen. ‘Ik werk liever met een kruidenier dan met een bank. En wat zou dat afdoen aan mijn reputatie? Dat is flauwekul. Dat interesseert mij totaal niet.’

In 2005 bood Swennen reproducties van zijn werk aan via de supermarktketen Aldi. Prijs per stuk: 12,99 euro.

Swennen is lang een ‘painters’ painter’ gebleven. Hij genoot vooral bekendheid in kunstkringen en was een inspiratiebron voor een jonge generatie kunstenaars. In het buitenland stelde hij onder meer tentoon op de Triënnale van Milaan (2018), bij Kunstverein für die Rheinlande und Westfalen in Düsseldorf (2015), Culturgest in Lissabon (2013) en Kunstverein Freiburg (2012).

In eigen land kreeg hij, afgezien van (galerie)tentoonstellingen in Antwerpen, Brussel, Gent en Luik, het overzicht How to Paint a Horse in CC Strombeek en De Garage Mechelen (2008). In 2013 wijdde kunstcentrum Wiels in Vorst de ruime retrospectieve So Far So Good aan zijn werk, wat zijn bekendheid fors vergrootte. Daarna vond hij onderdak bij de Brusselse galerie Xavier Hufkens en de New Yorkse galerie Gladstone. Met zijn New Yorkse tentoonstellingen haalde hij de kolommen van The New York Times en Forbes Magazine. En, ja hoor, ook de Amerikaanse recensenten wrijven zich de ogen uit en krabben zich achter de oren bij zoveel variatie, speelsheid, ongrijpbaarheid en – schijnbare – lichtheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content