Vijftig jaar loopt conservator Marcel Verbruggen rond in het natuurgebied De Zegge in Geel. In die tijd heeft hij in Vlaanderen veel moois zien verdwijnen, maar toch koestert de nestor van het natuurbehoud in Vlaanderen nog altijd hoop.
Hij staat erop het te benadrukken: volgens Marcel Verbruggen is De Zegge het oudste natuurreservaat van Vlaanderen. Toenmalig directeur Walter Van Den Bergh van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen (KMDA), die het reservaat beheert, ondertekende de aankoopakte op 15 november 1952, terwijl de Belgische Natuur- en Vogelreservaten de in de buurt gelegen Snepkensvijver op 22 september 1953 aankocht. De Westhoek in De Panne werd weliswaar in 1935 als landschap beschermd, maar pas in 1957 als staatsnatuurreservaat.
De Zegge en Snepkensvijver waren kleine stukjes van het meer dan zeshonderd hectaren grote Geels Gebroekt: een enorm laagveengebied, waar vogels als roerdomp, wouwaapje, grauwe kiekendief en watersnip broedden. Zogeheten landontwikkelaars lieten echter hun oog op het gebied vallen en begonnen in de jaren vijftig aan de grote drooglegging. De Zegge raakte omringd door landbouwgebieden en conservator Verbruggen begon aan een nooit aflatende strijd om water op het reservaat te houden. De broedvogels van vroeger bleven echter weg.
Is het beheer van een reservaat erop gericht om zoveel mogelijk natuur van vroeger te bewaren, of is er meer?
Marcel Verbruggen: Een vervelende vraag. Ik krijg soms het verwijt dat ik teveel kijk naar het verleden en gezien mijn ouderdom te weinig naar de toekomst. Ik heb het Geels Gebroekt nog gekend als één van de rijkste natuurgebieden in Europa. Nu spreekt men te pas en te onpas over biodiversiteit, maar vlak na de oorlog was het laagveengebied langs de Kleine Nete een heel gevarieerd landschap. Mensen kwamen er turf steken en ijzererts rapen, en door de cultuur van de gezinsverpleging in Geel was er veel handenarbeid beschikbaar. Dat creëerde een rijkdom die zelden in een laagveengebied werd aangetroffen. Maar pas na de laatste ruilverkaveling in 1988 kwam er opnieuw wat rust in het gebied. Nu krijgen we weer planten op het reservaat die lang geleden verdwenen waren, zoals het uiterst zeldzame klimopklokje, massa’s moerashertshooi en veel kleine zonnedauw.
Dus toch nostalgie naar het verleden?
Verbruggen: We proberen inderdaad het landschap in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Eenderde van het reservaat laten we echter begaan. Daar groeit bos op waarin bomen omvallen zodat er open plaatsen ontstaan. Dit jaar broedden er in die bossen liefst negen zeldzame kleine bonte spechten. We hebben er een reigerkolonie en broedgevallen van buizerd en havik. Die vogels waren er vroeger niet en vormen dus enigszins een compensatie voor wat verloren ging. Toch blijft het verlies groot. Roerdomp, kiekendief en watersnip zien we niet meer terug.
Is dat een verlies of een onafwendbare evolutie?
Verbruggen: Ik zou het niet weten. Ik heb het grootste deel van Vlaanderen doorkruist, heb de prachtige korhaan zien verdwijnen, de zwarte stern, de grauwe klauwier. Waar zitten er nog draaihalzen en grote karekieten? Er is een betrekkelijke vooruitgang van een aantal soorten, maar die weegt niet op tegen het verlies. Botanisch lukt het behoud beter, hoewel vele planten zeldzaam geworden zijn. Maar de meeste verdwijnen niet.
Een natuurreservaat is dus een collectie van wat er vroeger in een regio te zien was?
Verbruggen: Ik hoor die term niet graag. We willen behouden wat we nog hebben. De Zegge is sowieso een halfnatuurlijk landschap, dat ook vroeger sterk door de mens beïnvloed werd. Na de oorlog was er geen hout in het zeggegebied, nu wel. Er is een strekking in het natuurbehoud die zegt dat reservaten hun gang moeten kunnen gaan. Maar als we dat hier zouden toepassen, is het reservaat binnen enkele jaren helemaal dichtgegroeid.
Was u in De Zegge geen pionier inzake de natuurontwikkeling die nu populair wordt: het machinaal creëren van unieke stukjes natuur?
Verbruggen: Wij creëerden niet, wij probeerden te behouden. Met machinale werken zetten we bepaalde moeraskuilen terug op nul: we trokken er alle begroeiing uit. De Zegge stond na de ontginning van de omgeving jarenlang kurkdroog. Dat is nefast voor een moeras. We kregen in 1985, bij de officiële erkenning van het reservaat door de overheid, de opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap om het gebied zoveel mogelijk in zijn natuurlijke staat te herstellen. Dat deden we vooral met vrijwilligers, die bijna drie volle werkkrachten per jaar leveren. Zonder deze mensen, van wie sommigen al een kwarteeuw meewerken, stonden we nergens. Elk succesje dat we boeken, zoals vorig jaar het terugkeren van de dodaars, geeft moed. Maar we kennen natuurlijk ook tegenslagen. Vorig jaar stroomde een massa vervuild water uit de omgeving De Zegge binnen. Dat was een ramp. Op vele plassen kregen we een verstikkende algenbloei.
Wat voor een gevoel gaf dat: werken aan het nat houden van een gebied, terwijl iedereen over drooglegging sprak?
Verbruggen: Dat was frustrerend. Mijn strijd om het waterpeil van De Zegge op niveau te houden begon de dag dat ik conservator werd, en is nooit gestopt. Het water is nu ook overal vervuild. Vroeger kon je uit elke beek in Vlaanderen drinken, maar tegenwoordig smaakt ons water naar varkensbeer. We hebben rond onze reservaten een enorm probleem van overbemesting. Wettelijke normen verbieden landbouwers om binnen vijf meter van een waterloop mest te strooien, maar niemand houdt zich daaraan en er zijn onvoldoende ambtenaren om te controleren. We hebben fantastische wetten inzake jacht en natuurbehoud, maar de controle loopt mank.
U zal zich dertig jaar geleden niet populair gemaakt hebben door te strijden tegen het uitdrogen van de Zegge.
Verbruggen: We hebben inderdaad enorme moeilijkheden gehad, maar op cruciale momenten waren er altijd mensen die in onze zaak geloofden. De Leuvense hoogleraar biologie Antoon De Bont heeft van bij het begin gewaarschuwd voor het gevaar van het rechttrekken en betonneren van beken en rivieren, zoals de Kleine Nete. Zijn gelijk wordt nu bevestigd, want ineens spreekt iedereen opnieuw over het scheppen van natuurlijke overstromingsgebieden. De huidige rector van de Antwerpse universiteit, Rudy Verheyen, liep met ons de administraties af om het reservaat te redden. We hebben ook veel steun gehad van het publiek. In 1973 verkochten Antwerpse kinderen zoveel stickers dat de KMDA het tweede stuk van het reservaat kon verwerven. Dat deed deugd.
Is er nu in landbouwkringen meer begrip voor uw betrachtingen?
Verbruggen: Nee, hoe jammer ik het ook vind. Natuurbeschermers wensen niets liever dan een goede verstandhouding met de landbouwers, maar ik weet niet of dat gevoel wederkerig is. De nieuwe wet op het natuurbehoud voert, bijvoorbeeld, voor iedereen de zorgplicht in: alle handelingen die natuurelementen kunnen vernietigen of beschadigen moeten beperkt worden, ongeacht de bestemming van een gebied. Een schitterend wetsartikel, maar het wordt niet opgevolgd. De voorbije weken werden er in de buurt van De Zegge twee houtwallen chemisch vernield, en spoot een boer waterplanten als het zeldzame holpijp dood in een beek langs zijn weiland. Hoe kan men tegen zoiets optreden als er geen begrip komt?
De strijd is dus nog niet gestreden?
Verbruggen: Het is nooit gedaan, maar het maatschappelijk draagvlak voor natuurbehoud is gelukkig groter geworden. Ik stel ook hoop op de nieuwe ministers: zowel de federale minister van Landbouw Jaak Gabriëls (VLD) als zijn Vlaamse collega Vera Dua (Agalev) hebben een natuurbeschermershart.
Jaak Gabriëls?
Verbruggen: Gabriëls heeft in de gemeente Bree waar hij burgemeester is, een prachtig natuurgebied waar illegale zaken gebeurden gered. En Vera Dua schreef een boek met de titel: Dood hout brengt leven in het bos.
Dua is wel in eerste instantie een bosbouwster.
Verbruggen: Ze heeft al interessante zaken gezegd, onder meer over de jacht. Jagers spreken graag over beheerseenheden, maar fazanten loslaten om vervolgens dood te schieten is mijns insziens geen beheer. Fazanten zijn een pest voor een reservaat. Het zijn exoten, gekleurde kippen die hier in feite niet thuishoren, maar wel alles opeten wat ze zien. Ze zijn een ramp voor de ringslangen op De Zegge – de enige plaats in Vlaanderen waar deze zeldzame dieren nog leven. Als de maïs geoogst wordt en de jacht begint, vluchten fazanten de reservaten in. Jagers hebben ook de onhebbelijke gewoonte om tot tegen de rand van een reservaat te komen staan. Onze reservaten zijn zo klein dat we ons geen bufferzone kunnen veroorloven. Het is pijnlijk om met een groep natuurliefhebbers het reservaat te bezoeken, als er plots geschoten wordt.
Wat verwacht u concreet van de nieuwe ministers?
Verbruggen: Ze zouden dringend de voorstellen tot uitbreiding van de hoeveelheid bos en natuurgebied in Vlaanderen moeten uitvoeren en de jachtwet moeten laten naleven.
Is De Zegge ondertussen voldoende beschermd?
Verbruggen: De Zegge is op vele niveaus beschermd. Ze is onder meer een vogelrichtlijngebied van de Europese Gemeenschap. Die laat niet met zich spotten en legt een land een aantal regels op. Als er toch schade komt aan zo’n gebied moet die elders gecompenseerd worden. We hebben ook veel steun van het Bestuur Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap.
Zit er nog uitbreiding in voor De Zegge?
Verbruggen: De KMDA koopt niet meer aan. Maar we werken samen met andere natuurverenigingen, en met de Afdeling Bos en Groen van de Administratie Milieu, Natuur en Landschap (Aminal). Er zijn in de buurt nog natuurreservaten, zoals de Mosselgoren en het Olens Broek, die evenveel waarde hebben als de Zegge, op voorwaarde dat de waterstand er op peil kan worden gebracht. Ik zal het niet meer meemaken, maar ik hoop dat hier ooit één groot natuurgebied komt, waarin de reservaten door middel van kleine landschapselementen als houtwallen met elkaar verbonden zijn. Zo zou hun waarde enorm verhogen. Daarom ben ik nu bang voor de plannen om een nieuwe ring rond Geel aan te leggen: nog een expressweg die een onoverkomelijke barrière tussen natuurgebieden zal vormen. Gelukkig is er veel weerstand tegen het project.
De Zegge is alleen open voor het publiek onder begeleiding van gidsen. Is dat niet wat ouderwets?
Verbruggen: Er is inderdaad een tendens om natuurgebieden open te stellen. Ik keur dat niet af. Ik meen onder meer dat het succes van de natuurbeweging in Nederland, waar een miljoen mensen lid zijn van de vereniging Natuurmonumenten, mee te maken heeft met het feit dat mensen er door hun lidmaatschap toegang krijgen tot mooie gebieden. Maar vele Nederlandse reservaten zijn een stuk groter dan de Belgische. Er moet met de mogelijkheden van een reservaat rekening gehouden worden. Door De Zegge lopen geen publieke wegen, en de dijken zijn kwetsbaar. We houden wel veel excursies met groepjes van maximaal twintig mensen, ook tijdens het broedseizoen: de interessantste periode waarin publieke gebieden dikwijls toch worden afgesloten. De meeste mensen brengen begrip op voor ons standpunt.
Is het niet gek om een leven te wijden aan het beschermen van twee nachtegalen en een bosje waterscheerling, terwijl elders in de wereld enorme oppervlakken regenwoud voor de bijl gaan?
Verbruggen: Ik besef dat er met het geld dat wij in De Zegge pompen in Oost-Europa of in tropische landen grote oppervlakken natuur kunnen worden aangekocht. Maar – het is misschien een egoïstisch standpunt – dan hebben wij zelf niets meer. Ik behoor nog tot de generatie die weet vanwaar we komen. We hebben het hier verknoeid. Maar zoals vele natuurbeschermers ben ik emotioneel aan mijn gebied gebonden. Ik heb mij indertijd in het Geels Gebroekt vastgebeten, en ik zal het niet meer lossen.
Dirk Draulans