‘Vandaag zou ik nooit meer de invloed kunnen hebben die ik toen had’
Patrick Duynslaegher (67) werkte tussen 1972 en 2011 voor dit blad. Hij maakte vooral naam als filmcriticus. Daarna was hij tien jaar artistiek directeur van het Gentse Filmfestival.
Hoe bent u bij Knack terechtgekomen?
Patrick Duynslaegher: Ik was destijds bevriend met Jo Röpcke, die de eerste filmrecensies van Knack schreef . Soms ging ik met hem mee naar persvisies en dan mocht ik ook iets schrijven. Jo redigeerde die teksten dan. Na een jaar wilde hij stoppen met die filmbesprekingen en hij stelde mij voor aan Frans Verleyen. We zijn samen iets gaan eten. In mijn herinnering heb ik die avond niets gezegd – zo overdonderd was ik door de persoonlijkheid van Sus. De volgende dag belde Jo. ‘Sus is bijzonder onder de indruk van jou’, zei hij. Ik weet nog altijd niet waarom. Waarschijnlijk omdat ik die avond zo goed geluisterd heb. (lacht) In oktober 1972 mocht ik als freelancer bij Knack beginnen.
U was toen negentien.
Duynslaegher: Bijzonder jong, ja. Ik ben wel opgegroeid in de cinema. Mijn moeder was er ouvreuse en ik ging vaak met haar mee. Soms zag ik een film twee of drie keer op een dag. ‘Wat moet er later nu toch van die kleine worden?’, zei mijn grootmoeder ooit. ‘Het enige wat hem interesseert, is cinema .‘ (lacht) Ik heb geluk gehad dat Knack iets in me zag, al was het toen niet het gezaghebbende magazine dat het vandaag is. Het blad was zijn weg nog aan het zoeken. Daar heb ik van geprofiteerd: ik heb er alles al doende mogen leren. Ik beschouwde mezelf ook altijd meer als filmjournalist dan als journalist: over iets anders schrijven dan film interesseerde me niet.
Welke ontmoeting is u bijgebleven?
Duynslaegher: Gesprekken met regisseurs, vooral. Van acteurs was ik minder onder de indruk – ik dweepte met film, niet met filmsterren. Jack Nicholson was een van de uitzonderingen. Als je hem ziet, zie je ook alle rollen die hij ooit gespeeld heeft. Nicholson is echt een persoonlijkheid, die niet zomaar wat promopraatjes verkoopt. Ook fysiek is hij een indrukwekkende verschijning. De meeste filmsterren, zoals Al Pacino of Dustin Hoffman zijn maar kleine mannetjes.
Uw recensies zorgden vaak voor deining.
Duynslaegher: Mensen reageren vaak emotioneel op filmkritiek. Als je een film afkraakt die zij goed vinden, kunnen ze heel kwaad worden. Daar was ik me vrij snel van bewust. Daarom scherpte ik mijn meningen ook vaak aan. Films die ik niet goed vond, boorde ik helemaal de grond in. Maar het omgekeerde gebeurde ook. In de jaren tachtig prees ik de films van Brian De Palma of Michael Mann de hemel in, toen nog niemand die goed vond. Ik vond het vooral belangrijk om een duidelijk standpunt in te nemen. Mensen moeten weten wat ze aan een recensent hebben. Vandaag zou ik nooit meer de invloed kunnen hebben die ik toen had. De gouden jaren van de filmkritiek zijn voorbij. In de kranten worden de filmrecensies altijd maar korter en er verschijnen er ook veel op het internet – vaak ook goede. Daarnaast is ook de impact van film verminderd. In de jaren zestig en zeventig werden nog films over homoseksualiteit of abortus gecensureerd. Uiteraard pleit ik niet voor censuur. Maar in die tijd moest je soms echt moeite doen om een film te kunnen bekijken. Film weekte nog discussie los.
Wat wenst u Knack toe?
Duynslaegher: In de media draait vandaag alles rond die krankzinnige race om toch maar de eerste te zijn. Daardoor is de verslaggeving slordiger geworden. Alleen al daarom vind ik Knack een noodzakelijk en essentieel blad. Je vindt er nog achtergronden en beschouwingen over het nieuws. Ik hoop dat Knack ook in de toekomst wegblijft van de waan van de dag.