‘Mensen zien verdorie het verschil niet meer tussen media en sociale media’
Rik De Nolf (71) is, samen met zijn ouders en Roularta-stichters Willy De Nolf en Marie-Therèse De Clerck, de bedenker van Knack.
Is het heel raar om te vragen hoe u bij Knack bent terechtgekomen?
Rik De Nolf: Ik was al bij Knack voor Knack er was. (lacht) Eind jaren 1960, in mijn tweede of derde jaar rechten, zijn mijn ouders en ik beginnen na te denken over een Vlaams nieuwsmagazine. We bestudeerden Elsevier, Der Spiegel en L’Express intensief, en ik trok een week naar Amerika op studiereis bij Newsweek. In mijn vijfde jaar rechten, in 1971, lanceerden we Knack. Toen ik een jaar later mijn legerdienst deed, moest ik voor Defensie de persoverzichten maken. Om 5 uur vertrok ik in Roeselare, om 6 uur was ik op het kabinet voor het persoverzicht en om 8 uur was ik op de redactie. De eerste Knacks zijn gemaakt zonder echte Knack-redactie. De eerste ‘hoofdredacteur’, Jos De Man, kwam kort voor de aangekondigde verschijningsdatum zeggen dat hij nog een half jaar nodig had. Wij hebben afscheid van hem genomen. Jan Moriaux, pater franciscaan en pas afgestudeerd in de journalistiek in Utrecht, heeft samen met jonge redacteurs en freelancers voor Knack gezorgd in de pionierstijd. Toen was enkel duidelijk wat we wilden: een kwalitatief, onafhankelijk en relevant nieuwsmagazine. Na een goed jaar, met Frans Verleyen als hoofdredacteur en sterke figuren zoals Johan Struye, Frank De Moor, Johan en Karel Anthierens, Lode Willems… begon Knack snel te groeien.
Vanwaar die opmerkelijke naam?
De Nolf: De man die we hadden gevraagd de lay-out te ontwerpen had inspiratie gevonden in de film The Knack… and How to Get it van Richard Lester. ‘The Knack’ betekent zoveel als de truc om iets op te lossen, een zekere handigheid. In Engeland bestaat een doe-het-zelfblad met dezelfde naam. Knack klonk en oogde fris en scherp en duwde flauwere opties als Inzicht weg.
Welke Knack-cover is u het meest bijgebleven?
De Nolf: Er zijn er meer dan 2500 gepasseerd… Neem de eerste, met Paul-Henri Spaak en zijn vogeltje. De covers met Paul Vanden Boeynants waren ook iconisch. Ik kwam net van zijn ministerie toen Frank De Moor begon te publiceren over de malversaties van de Brusselse politicus. (lacht) VDB viel ons heel hard aan, met week na week een recht van antwoord van 1000 woorden. We hebben van de zelfverklaarde ‘slechtst betaalde journalist van Knack’ amper iets gepubliceerd, hoor. Elke slordigheid in zijn aanvraag was goed om dat niet te hoeven doen.
Aan welk verhaal bewaart u de beste herinneringen?
De Nolf: Waar ik erg van hield en wat ik nu mis in Knack: de series. Zoals die van Sus Verleyen die wekenlang de Mekong afvoer. Die feuilletons waren de Netflix van die tijd, ze zorgden voor binding met de lezer en spoorden aan om elke week te lezen. Ik zou ze graag terugzien in Knack.
Lügenpresse, fake news, ‘links gespuis’… Hoe moeten media met die scheldwoorden omgaan?
De Nolf: Mensen zien verdorie het verschil niet meer tussen media en sociale media. Oproepen om rel te schoppen tegen coronamaatregelen vereenzelvigen ze met wat in de pers verschijnt. Ik ben blij met initiatieven zoals onze factchecking. De pers moet consequent het juiste blijven schrijven en positief blijven. Constructieve journalistiek geeft lezers niet enkel informatie, maar ook ideeën en perspectief.
Wat wenst u Knack nog toe?
De Nolf: Naast series, een dubbele pagina met mensen, een obituary en een interessante nieuwkomer. Meer samenwerking met Le Vif. En de mogelijkheid om altijd verrassend te zijn, dé uitdaging van vandaag. Je leest in alle kranten hetzelfde. Knack moet resoluut en tijdig andere thema’s aanpakken.