‘Ik ben langzaam aan het verzeeën’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden. Hij gaat graag het gevecht aan met de woeste zee, pleit voor een portie ayahuasca in de koffie van de wereldleiders bij de volgende klimaattop en na zijn dood, dat weet Mohammed Benzakour zeker, zal hij zijn yemma terugzien: zijn overleden moeder, die straks in het theater een tweede leven krijgt.
Lange tijd wilde hij een wolharige jak zijn. De kille, ruige habitat van de Tibetaanse buffel sprak tot zijn verbeelding, de woeste bergflanken hoog in de Himalaya, ver boven alle menselijke ruis verheven. Maar sinds kort droomt Mohammed Benzakour heimelijk van een leven als albatros. ‘Je hebt een paar soorten albatrossen die op afgelegen eilanden nestelen en broeden en honderden kilometers op de luchtstroom over de oceaan kunnen vliegen, zonder ook maar een keer met hun vleugels te hoeven wapperen. Dat lijkt me de ultieme vorm van vrijheid.’
De schrijver woont negen hoog in Zwijndrecht, het Nederlandse stadje waar hij ook is opgegroeid. Op een heldere dag ziet hij in de verte Rotterdam liggen, aan de andere kant de binnenschepen op de Oude Maas. Tussen stad en rivier voelt hij zich thuis.
Maar net nu zijn bekendste boek – Yemma: stilleven van een Marokkaanse moeder, over zijn moeder die na een herseninfarct in een rolstoel belandde, verlamd en zonder spraakvermogen – een theaterbewerking krijgt, slaat Benzakour zijn vleugels uit.
Enkele dagen na onze ontmoeting zal hij naar Marokko vertrekken, om er in zijn eentje de Middellandse Zee op te peddelen in een rubberen kajak, zonder semafoon of visvinder bij de hand. Ver voorbij de branding zal hij zijn hengel laten zakken, tot wel tweehonderd meter diep, en uit die donkerte wil hij onder andere tandbaarzen en Spaanse makrelen opvissen .
Wat hoopt u in Marokko te vinden?
Mohammed Benzakour: Ik wil er de confrontatie met de zee aangaan en dat wil ik vrij rauw doen, op de manier zoals er vroeger werd gevist. Er staan sterke stromingen in de Alboránzee, door eb en vloed zijn de rotsen er vaak moeilijk zichtbaar en de hoge golven dagen soms onvoorspelbaar op. In mijn kajak zal ik geen contact met de kustwacht hebben: als ik meegenomen dreig te worden door de stroming, kan ik geen noodsignaal uitzenden. Ik zou ook hier in de Maas kunnen vissen, zo ben ik een jaar of zes geleden begonnen, maar dat lukt me niet meer. De ruige zee trekt aan me. Het is een verslaving geworden, aan een idiote kick, die bijvoorbeeld bergbeklimmers ook hebben.
Als ik ver van de kust ben met alleen water om me heen, beleef ik existentiële momenten. De dood loert dan echt van alle kanten.
Er moet iets op het spel staan?
Benzakour: Kijk, ik breng vele uren achter een computerscherm door, ik leef een veilig leven in een beschermde omgeving, ik ben voornamelijk met mijn geest bezig. Zoals de hoofdfiguur in de film Fight Club heb ik soms het gevoel dat ik iets mis in het leven, de fysieke touch, de pijn, de angst. Dat haal ik uit het vissen op zee. En vergis je niet: ook al zijn de vissen klein, het gevecht om ze op te halen is meestal erg zwaar. Een vis is helemaal opgebouwd uit spieren en je vecht niet alleen tegen de vis, maar ook tegen honderd of tweehonderd meter diepte. Het is spannend: je voelt een weerstand, je maakt contact met een mysterieus wezen, maar je weet niet waaraan je eigenlijk zit te trekken.
Hengelt u ook in uw eigen diepte, daar ver op zee?
Benzakour: Je wordt er wel geconfronteerd met jezelf, ja. Als ik daar eenmaal ben, ver van de kust met om me heen alleen maar water, beleef ik telkens ontzettend existentiële momenten. De dood loert dan echt van alle kanten. Veel mensen denken dat vissen rustgevend is, dat je al je stress achter je laat. Dat is een misverstand. Ik ben helemaal niet ontspannen als ik aan het vissen ben, de adrenaline giert door mijn lijf en achteraf ben ik uitgeput. De avond ervoor schiet ook telkens dezelfde gedachte door mijn hoofd: waarom heb ik toch geen veiligere hobby uitgekozen, waarom ga ik niet gewoon postzegels verzamelen of zo? Ik heb een kindje, straks heeft dat geen vader meer: waarom doe ik dit? Maar als je met enkele vissen in je boot naar de bewoonde wereld terugkeert, overvalt je toch telkens een triomfantelijk gevoel. De grote Nederlandse dichter Slauerhoff heeft dat ooit mooi verwoord, in Zeekoorts onder andere. Als hij op zee is, verlangt hij naar het land. En als hij aan land is, verlangt hij naar de zee. Dat heb ik ook. Ik ben langzaam aan het ‘verzeeën’. (lacht) Veel van mijn obsessies zijn van korte duur, maar deze zou wel eens voor de rest van mijn leven bij me kunnen blijven.
Welke van uw obsessies begrijpt u terugkijkend niet meer van uzelf?
Benzakour: (denkt lang na) Ik heb een obsessie gehad met goochelen. Met honingbijen, al ben ik nog altijd wel imker. Met sterrenkunde ook. Ik heb lange tijd alleen maar naar boven staan kijken ’s nachts, ik wilde alles weten over zwarte gaten en dat oneindige heelal dat kennelijk nog altijd uitdijt. Maar die obsessies begrijp ik nog altijd wel. (plots) Schaken! Van de dertig beste spelers van de wereld – Nakamura, Carlsen, Kramnik, noem maar op – kan ik alle tics en gekke bewegingen met hun vingers of neus dromen. Waarom in hemelsnaam? (lacht)
U vertrekt alleen op reis. Hebt u een solitaire ziel?
Benzakour: Veel mensen hebben dagelijks een partner om zich heen nodig, die interactie vinden ze kennelijk fijn. Ik niet, ik ben graag alleen. Ik verveel me nooit, met alles wat er in mijn hoofd gebeurt. In de liefde ben ik bijgevolg niet de gemakkelijkste. En ik ben ook niet per se aanhanger van de monogamie. Ik denk dat je prima meerdere mensen tegelijk kunt begeren zonder dat het elkaar hoeft te benadelen.
‘Ik heb een koekoeksjong in het nest’, zei uw vader ooit over u.
Benzakour: Ik ben in de familie wel een afwijkende figuur, ja, nog altijd. Ik leef niet in een traditionele gezinsstructuur, ik ben niet zo gek op familiefeesten of al die religieuze dingen, ik ga mijn eigen weg. Ik ben ook de enige die academisch geschoold is. Mijn interesses kan ik vaak niet delen met mijn vader of mijn broers, we hebben weinig gemeenschappelijk op dat vlak.
Wanneer hebt u de kracht van verhalen voor het eerst gevoeld?
Benzakour: Heel laat pas. Ik was helemaal niet in de wieg gelegd voor taal. Ik was goed in wiskunde en natuurkunde, zo’n typische exacte boy. Ik ben zelfs afgestudeerd met een onvoldoende voor Nederlands. Bizar, want nu is taal mijn vak geworden. Zo zie je maar: school zegt heel weinig.
Ik denk dat ik in mijn tienerjaren door een toverstaf ben aangeraakt tijdens het lezen van twee boeken: Daantje, de wereldkampioen van Roald Dahl en daarna Verhalen van de tweelingbroers van Tonke Dragt. Ik was dagenlang in een roes en wist toen, denk ik, dat ik dat ook wilde. En toen ik kleiner was, vertelde mijn moeder me ook al wel sprookjes in het Berbers. Over Noenja, de heldin, en Tamza, het monster. Ze las niet voor, ze was analfabeet, maar ze had een paar verhalen die ze graag uit haar enorme geheugen opdiepte. Mijn boek Tien op een ezel is daaruit ontstaan, het is een eerbetoon aan de Berberse taal van mijn ouders. Ik wilde de sprookjes en verhalen uit hun cultuur vastleggen op papier, voor ze helemaal verdwenen waren, want het Berbers kent vooral een orale traditie. En dus ben ik jarenlang op een ezel door het Rifgebergte getrokken, op zoek naar de verhalen waarmee de generatie van mijn ouders is opgegroeid.
Ook uw boek Yemma is een eerbetoon aan uw moeder. Voor u was het een soort zelfmedicatie na haar herseninfarct. Maar wat heeft het haar gebracht?
Benzakour: Niet veel. Ze heeft het dus nooit kunnen lezen en ik heb een beetje tegen haar gelogen: ik heb niet gezegd dat het boek ging over haar toen ze ziek was, maar wel dat ik het had over haar geschiedenis, hoe ze eerst naar Algerije en daarna naar Nederland emigreerde en hoe ze samen met mijn vader – die zijn rug en benen heeft gegeven in een kolenmijn in Sittard, een ijzerfabriek in Rotterdam en een oliefabriek in Zwijndrecht – hun vijf kinderen heeft grootgebracht. Door over haar te schrijven, heb ik mijn moeder een erkenning van haar bestaan gegeven. Ze had mijn vader, de kinderen en Allah. Meer niet. Maar voor mij was ze een soort engel. Met Yemma heb ik haar een stem gegeven, en met haar alle Marokkaanse moeders in Nederland. Ik heb in de jaren na de publicatie ontelbare lezingen gegeven in zorgcentra en scholen, en mede als gevolg daarvan is de zorg in Nederland nu toch wat beter afgestemd op de behoeften van oude, zieke moslims. Of het nu gaat om gebedsruimtes, eten of taal.
In de liefde ben ik niet de gemakkelijkste. En ik ben ook niet per se aanhanger van de monogamie.
‘Ik denk dat ik mijn moeder na mijn dood weer zal ontmoeten’, hebt u eerder al gezegd. ‘Ik verdwijn straks niet in een groot zwart gat. Mijn lichaam misschien wel, maar mijn ziel niet.’ Hoe visualiseert u zich die ontmoeting?
Benzakour: (denkt lang na) Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Ik zie eigenlijk gewoon mijn moeder. (zwijgt even) Mijn moeder is in Marokko begraven en op haar graf heb ik een witte duif losgelaten uit een kooi, zoals mijn moeder door de dood was bevrijd uit haar zieke lichaam. Een paar maanden later zat ik thuis achter mijn computer en kwam er ineens een witte duif op mijn balkon zitten, wat nooit eerder was gebeurd. Ze bleef ook nog eens heel lang naar me kijken. Naderhand dacht ik: dit was mijn moeder, ze houdt me nog steeds in de gaten. In de islam vinden ze reïncarnatie blasfemisch, dat weet ik wel, maar voor mijn gevoel is mijn moeder er nog steeds.
Filosofisch heb ik altijd getwijfeld aan concepten zoals hemel en hel, ik kan daar niet zoveel mee. Maar ik denk wel dat er meer is tussen hemel en aarde. Tijdens de ziekte van mijn moeder heb ik gezien wat de kracht is van geloof. Ik snap Tolstoj nu, die in Mijn biecht schrijft dat de zin van het leven het geloof is.
Ook voor u?
Benzakour: Ja. Geloven, het hoeft zelfs niet in een God te zijn, is volgens mij de motor van het leven. Mijn moeder geloofde dat Allah haar ziek had gemaakt en toch bleef ze van Hem houden. Hoe krachtig is dat? Ze heeft zich vastgeklampt aan haar geloof en daardoor ging ze zelfs bijna weer opbloeien: ze zag er gezond uit, ze lachte, ze steeg boven ons uit. Wij waren verdrietig, vonden het moeilijk om haar zo te zien, maar dankzij haar geloof stond zij daarboven.
Daarnet vertelde u dat u vroeger een ‘exacte boy’ was, nu prijst u het geloof. Wat is er in de tussentijd gebeurd?
Benzakour: (lacht) Blaise Pascal, de grote filosoof, was toch ook een exacte denker en tegelijk een gelovig man? Meer zelfs, juist in de exactheid van de kosmos – bijvoorbeeld in hoe bijen raten maken met zes hoeken van precies honderdtwintig graden – schuilt voor mij geloof. Maar als je me verder gaat vragen wie God dan is, en waar hij op zijn beurt vandaan komt, moet ik je het antwoord schuldig blijven. Dat gaat mijn petje te boven. Ik heb vrede met het idee dat er een kracht, een energie is die iets gecreëerd heeft dat fantastisch in elkaar zit. En dat zijn wij mensen aan het kapotmaken.
U laat uw stem minder vaak dan vroeger horen in het maatschappelijke debat. Er is iets veel groters gaande, vindt u. ‘Denk aan het klimaat, aan onze mooie planeet.’ Hoe kijkt u naar de toekomst?
Benzakour: Ik ben pessimistisch, althans voor ons als soort. Ik begin steeds meer te twijfelen of we het wel zullen redden. Of we zouden heel dringend een radicale verandering moeten inzetten.
Hoe draagt u zelf uw steentje bij?
Benzakour: Door erover te praten en te schrijven. Door niet meer met lood te vissen en zelf gewichtjes zonder lood te maken, zodat het water minder wordt vervuild. Door veel minder vlees te eten dan vroeger, ook. Enkele van mijn vrienden zijn veganistisch, maar dat kan ik op dit moment nog niet opbrengen. De stap van ‘opgegroeid in een echt vleesgezin’ naar ‘nul dierlijke producten eten’ is voor mij nog te groot. In mijn schrijven ben ik radicaal, in mijn gedragsveranderingen niet. Stoppen met suiker in mijn koffie was bijvoorbeeld ook niet zo simpel.
De man die de wildste zeeën bevaart kan niet zonder suiker in zijn koffie?
Benzakour: Inmiddels wel. (lacht) Ik ben geen fakir, monnik of zenboeddhist, die alleen maar bezig is met zichzelf te laten afzien. Ik heb een stukje comfort en gerieflijkheid nodig. Als ik schrijf, moet ik me lekker voelen. De ervaring, het ondergaan van het leven, geestelijk en fysiek, mag best ruig en hard zijn. Maar als ik nadien met de kunst bezig ben, om die ervaring in een vorm te gieten, moet ik wel een zekere behaaglijkheid voelen.
Tot slot: in Yemma schrijft u dat u uw leven verspilt. ‘Ik moest bij de indianen ayahuasca drinken en tarantula’s over mijn voeten zien kruipen, ik moest Mohammed Ali opzoeken en hem innig omhelzen en hem die ene vraag stellen die hem nooit is gesteld.’ Welke vraag?
Benzakour: (denkt na en lacht dan) Weet je dat ik het vergeten ben? Maar mag ik wel nog iets zeggen over dat ayahuasca? Het is een idioot voorstel, ik weet het. Maar ik geloof werkelijk dat als de vertegenwoordigers van de G7 tijdens de volgende klimaattop allemaal stiekem een beetje ayahuasca in hun koffie zouden krijgen, de planeet er nadien veel en veel beter aan toe zou zijn.
U weet waarover u spreekt?
Benzakour: Ik heb het een keer geprobeerd. Niet bij een sjamaan in Peru, zoals het hoort, maar hier in Nederland. Officieel is het verboden, al is het een plantmedicijn dat mensen van hun trauma’s of depressies afhelpt. Het was hel en hemel. Eerst moest ik kotsen, lang, wat vreselijk was. Mijn eigen schuld: ik had me op voorhand niet aan het voorgeschreven dieet gehouden, ik had te veel koffie, chocola en blauwe kaas gegeten en gedronken. Maar gelukkig duurde de hemelvaart erna langer. De liefde die je tijdens zo’n trip voor de planeet voelt, is overweldigend. Voor de bomen, de vogels, voor alles wat groeit. Ik snapte ineens wat mijn plek op deze bizarre planeet is. En dat gevoel gun ik iedereen. Zeker de mensen die over onze toekomst moeten beslissen. Wat denk je?
De theaterbewerking van Yemma gaat op 30 september in première in het Rotterdamse Theater Zuidplein.
Mohammed Benzakour
– is 49 jaar
– woont in het Nederlandse Zwijndrecht, waar hij is opgegroeid
– studeerde af als socioloog
– brak door als schrijver met Yemma: stilleven van een Marokkaanse moeder, dat werd bekroond met de E. du Perronprijs 2013
– bracht ook Tien op een ezel, De koning komt (bekroond met de Debutantenprijs 2016) en recent nog De ogen van Fadil uit
– publiceert geregeld opiniestukken en essays. Verzorgt ook de vaste rubriek ‘Dagboek van een visser’ voor NRC Handelsblad