Onze internetgegevens: ‘Iederéén heeft iets te verbergen, alleen weten we het nog niet’
In het boek De diefstal van de eeuw legt journalist Jan Walraven bloot hoe we onszelf hebben gedegradeerd tot handelswaar waar bedrijven als Google, Facebook en Amazon grote winsten uit puren.
‘We hebben geen idéé wat de grote internetbedrijven over ons weten. Noch hoe ze het precies te weten komen, hoe dat wordt verwerkt, aan wie die gegevens worden verkocht, en wat er allemaal mee fout kan gaan’, zegt Apache-journalist Jan Walraven. Dat klinkt alarmistisch, maar in zijn boek De diefstal van de eeuw geeft hij ettelijke voorbeelden van waar het écht verkeerd ging.
In Duitsland vochten Facebook en Google zowat om hun data aan de extreemrechtse AfD te mogen verkopen.
Privacy is niet meer van deze tijd, suggereren toplui van Google en Facebook. Bovendien vinden veel internetgebruikers dat ze niets te verbergen hebben.
Jan Walraven: Dat is onzin. Iederéén heeft iets te verbergen, alleen weten we het misschien nog niet. Het klassieke voorbeeld is dat de nazi’s voor de Jodenvervolging gretig gebruik konden maken van gegevens uit bevolkingsregisters waarin burgers hun geloofsovertuiging hadden vermeld. Wisten Joodse mensen toen ze zo’n formulier invulden hoe die informatie jaren later zou worden misbruikt? Nee. Zelfs in Silicon Valley begint het door te dringen. In 2016, in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen, hebben werknemers van IT-bedrijven geweigerd om mee te werken aan databanken die ras en religie registreerden nadat ze Donald Trump hadden horen praten over een moslimregister en over de deportatie van illegalen.
‘Ze weten meer over je dan wat je over jezelf weet’, schrijft u. ‘Vanaf 150 likes kennen ze je beter dan je ouders, vanaf 300 beter dan je partner, en daarboven kennen ze je beter dan je jezelf kent.’
Walraven: Ik gebruik Facebook sinds 2008. Voor mijn boek heb ik de proef op de som genomen: ik heb mijn datahistoriek opgevraagd. Blijkt dat Facebook informatie over mij had bijgehouden die 1,8 miljoen A4’tjes beslaat. En dat doen ze dus voor 1,45 miljard gebruikers.
Is de hoeveelheid gegevens niet dermate groot dat ze niet meer te behappen valt?
Walraven: De ontginning gebeurt volautomatisch, met algoritmes. Het is geen enkel probleem om mijn 1,8 miljoen A4’tjes snel te doorsnuffelen op zoek naar informatie waar een adverteerder iets mee kan.
Enerzijds is het waanzinnig wat er allemaal over elk individu wordt bijgehouden. Anderzijds is ook onze collectieve privacy in het geding. Als je het gedrag van grote groepen mensen zo in kaart kunt brengen, en ze kunt opdelen in segmenten – wat het bedrijf Cambridge Analytica deed voor de verkiezingscampagne van Trump – dan wordt het gevaarlijk. De Deense Privacycommissie heeft ontdekt dat mensen in databanken als communist of fascist gecatalogiseerd stonden omdat ze ooit iets hadden geliket.
U noemt de gegevens die worden bijgehouden ‘de diefstal van de eeuw’. Maar we geven die data toch vrijwillig prijs? Kun je bestolen worden van wat je gratis weggeeft?
Walraven: Mensen beséffen niet dat ze gegevens over zichzelf gratis weggeven. Daarom is het diefstal. Een Amerikaanse senator vroeg tijdens een hoorzitting aan Facebookstichter Mark Zuckerberg hoe hij geld verdiende met Facebook, want alles op zijn platform was toch gratis toegankelijk? Zuckerberg antwoordde: ‘Met advertenties.’ Dat bewijst hoe ontzettend naïef we naar het datakapitalisme kijken – want dat is het.
Blijkbaar zijn de gegevens allesbehalve nauwkeurig. Als ze 70 procent correct zijn, is het blijkbaar al een succes. Databedrijven weten dus toch niet alles?
Walraven: Sommige data zijn voor 95 procent correct. Die foutenmarge is iets om net wél bezorgd om te zijn. Je zult maar door zo’n fout in de problemen komen. Een Nederlandse vrouw kreeg geen groepsverzekering, in tegenstelling tot haar collega’s. Wat bleek? De verzekeringsmaatschappij had data gekocht bij een bedrijf, Focum, dat haar onterecht op een lijst had gezet als ‘kredietrisico’. Die mevrouw had nog nooit van Focum gehoord, maar dat bedrijf had wel over haar verzekering beslist. Daarom is het belangrijk om te weten welke data over iemand worden bijgehouden. Oók door kleine bedrijven die leken niet kennen.
Al die gegevens dienen vooral om gepersonaliseerde reclame te versturen. Is dat zo erg? Je beslist toch zelf wat je koopt?
Walraven: Ik heb niets tegen reclame op zich, wel tegen de manier waarop je in een richting geduwd wordt. Trouwens, al die gegevens die over je worden bewaard zijn helemaal niet nodig om je een boek, een reis of een paar schoenen te verkopen. Daarin schuilt een democratisch en een politiek risico.
U vreest dat lui zoals Mark Zuckerberg en Jeff Bezos een soort wereldheersers willen worden?
Walraven: (lacht) Ik denk niet in slechte James Bond-scenario’s. Ze willen natuurlijk in de eerste plaats zo veel mogelijk winst maken. Daartoe gebruiken ze data om hun bedrijf te versterken en een monopoliepositie uit te bouwen. Maar er zijn wel degelijk politieke risico’s. Bedrijven zoals Facebook, Google en Amazon hebben enorme economische macht, en die economische macht is uiteindelijk ook politieke macht.
Waaruit blijkt dat?
Walraven: Databedrijven weten hoe hele bevolkingsgroepen denken, wat hen interesseert, hoe ze zich gedragen, en hoe ze dat kunnen sturen met reclame. Politieke boodschappen worden óók als reclameboodschap gebracht, en daar worden big data voor gebruikt. De databedrijven verkopen hun gegevens aan wie ervoor wil betalen. Dat is op zich al gevaarlijk. In Duitsland vochten Facebook en Google zowat om hun data aan de extreemrechtse AfD te mogen verkopen, waarmee die antimigrantenpartij kiezers kon bewerken.
Wat onderneemt de politiek?
Walraven: De politiek ziet nog te weinig in wat de negatieve gevolgen van de technologie zijn. Die beginnen aan de oppervlakte te komen. Zo probeert het stadsbestuur van Barcelona in kaart te brengen welke bedrijven gegevens over de inwoners bijhouden, hoe ze opgeslagen en gebruikt worden, wie er toegang toe heeft enzovoort. Er is jarenlang een wildgroei geweest van experimenten met smart city-toepassingen, bijvoorbeeld om de mobiliteit in de stad te verbeteren, verkeersstromen in kaart te brengen, met bewakings- en verkeerscamera’s. Niemand heeft er nog zicht op. We zijn daar veel te licht over gegaan. De naïviteit begint wel af te kalven.
Ook in België? Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) wil nog veel meer camera’s in het hele land. Steden als Mechelen en Gent werken met camera’s voor nummerplaatherkenning. Is dat dan geen nuttige toepassing?
Walraven: Vergeet niet dat die camera’s ook gebruikt kunnen worden om de inzittenden van de auto te herkennen. Daar is maar een kleine softwareaanpassing voor nodig. En we weten: als een bepaalde technologie bestaat, zal ze vroeg of laat gebruikt worden. In het Verenigd Koninkrijk werken politiediensten met gezichtsherkenning om verdachten op te pakken. Je zult maar voor 70 procent herkend worden en dan als potentiële dader opgepakt worden.
Hoe dan ook, als we democratische controle willen op wat er met onze persoonlijke gegevens gebeurt, zal het vooral vanuit de Europese Unie moeten komen.
U doelt op EU-commissaris Margrethe Vestager, die Google en Facebook miljardenboetes oplegde?
Walraven: Ach, dat is zakgeld voor die bedrijven. Maar het is wél een belangrijk signaal dat er zulke boetes worden opgelegd. De kleinere spelers op de datamarkt volgen dat met argusogen, want als de giganten zo worden aangepakt, zal dat ook voor hen gevolgen hebben en zullen ze zich ook moeten aanpassen en transparanter worden.
Lees ook Jan Walravens opiniestuk: ‘Ook in het Westen zijn de kiemen gelegd van een kredietscore naar Chinees model’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier