Evert ten Napel (NOS) ‘Ik vrees dat er nooit meer een Elfstedentocht komt’
NOS-journalist Evert ten Napel verklaart Nederlands liefde voor het marathonschaatsen: ‘Zodra er een laagje ijs ligt, worden Nederlanders gek in de kop.’
Mensen vragen me weleens: wat drijft jou nou? Wat is er zo leuk aan jouw beroep? Nou, je gaat ergens naartoe, je bereidt je voor, maar je weet nooit hoe het loopt. Dat probeer ik ook weer te geven. Mijn motto bij televisiecommentaar is: ga zitten, kijk, maar durf je vooral te laten verrassen. Dan doe ik van: “Goh! Zó! Nou!” Dat wordt me dan ook weer verweten, dat ik die stopwoordjes vaak gebruik. Maar ik probeer het spannend te maken, ik wil de kijker thuis het gevoel geven dat het echt de moeite waard is. Sport is ook amusement’, zegt Evert ten Napel, de Nederlandse NOS-reporter die u kent van talloze voetbaltoernooien, van het skiën, en van het schansspringen in Garmisch-Partenkirchen op nieuwjaarsdag.
Ten Napel is een van die mensen van wie iedereen weet hoe ze klinken, maar niet hoe ze eruitzien. De Drent is een bevlogen spreker en daar is hij trots op. ‘Als ik voetbalcommentaar geef, heb ik soms nog het gevoel dat ik noppenschoenen en een korte broek aanheb. Ik kruip in zo’n wedstrijd. Gegevens aflezen, kan iedereen. Met de gegevens die je hebt, kunnen spelen, dat is de kunst. Rik De Saedeleer was daarin briljant, met zijn taalgebruik en zijn geniale invallen. Die was in Nederland heel populair. Ook toen er bij jullie al iets leefde van: nu kennen we dat kunstje wel.’
U doet geen internationale voetbaltoernooien meer?
Evert ten Napel: Ik ben sinds mijn 65e officieel gepensioneerd. Maar ik liep al een paar jaar te piekeren: ik ga straks met pensioen, en wat dan? Ik ben nog fit, ik vind het nog leuk, moet dat dan echt, stoppen? Ik heb een afspraak met de NOS, al staat die niet eens op papier, dat ik elk weekend één wedstrijd versla in de eredivisie. Voor de wereldbeker in Zuid-Afrika hebben ze me ook nog op het schema gezet, maar dat was wel de laatste keer. Ooit moet het eindigen.
Het voetbal was mijn hoofdsport, daarnaast heb ik vaak de wintersporten gedaan. Maar waar ik het meest van houd, is het marathonschaatsen. Een prachtige discipline. Nederlanders hebben er van nature voeling mee, want in Nederland kan iedereen schaatsen. Ik kom uit Klazienaveen, een veendorp tegen de Duitse grens. Een kaal stuk niemandsland met kanalen, sloten en plassen. Ik was twee, hoogstens drie jaar toen mijn vader me voor het eerst schaatsen aanbond. En dan leerde hij het je. Op zo’n bevroren plas, achter een stoel.
Zodra er een laagje ijs ligt, worden Nederlanders gek in de kop. Dan zie je het volk massaal schaatsen, dat is ongelooflijk. En ik ben geen uitzondering. Laatst ben ik nog behoorlijk gevallen, een simpel tochtje kostte me bijna een gebroken sleutelbeen. Maar zodra ik weer fit ben, bind ik de schaatsen weer aan. Natuurijs is al mooi, maar voldoende natuurijs voor een Elfstedentocht, ja, dat is pas helemaal het allerhoogste.
Het ziet er niet naar uit dat er deze winter een Elfstedentocht komt. Nochtans hebben we een paar barkoude weken beleefd.
Ten Napel: Wil je een Elfstedentocht organiseren, dan moet het minstens een week hard vriezen. Liefst zonder sneeuw, want die dekt het ijs af en dan groeit het slecht. Een week meer dan min tien, dat gebeurt zelden. Het was wel een barre winter, maar niet bar genoeg.
In theorie kan het nog tot begin maart, dus we blijven hopen. Het hoeft maar twee nachten hard te vriezen en iedereen kijkt zenuwachtig richting Friesland. ’s Avonds, twintig over acht, luistert heel Nederland met ingehouden adem naar wat de weerman te vertellen heeft. De journalisten kloppen het natuurlijk wat op. Ik ook, ik doe daar zelfs graag aan mee. Want het is leuk toch, met een rayonhoofd in een Friese sloot gaan boren om te zien hoe dik het ijs ligt. En dan maar speculeren: wat komt er vannacht bij, hoelang moet het nog vriezen voor… Terwijl je dan in je binnenste wel denkt: waar gáát dit over? Over schaatsen!
Als je als Nederlander kunt zeggen dat je de Elfstedentocht hebt uitgereden, ben je een held. Dat kruisje dat iedereen die ‘m heeft uitgereden krijgt, is niet groter dan een stuk van vijf cent, maar de emotionele waarde is enorm.
Je moet geluk hebben om te mogen starten. Alleen wie aangesloten is bij een schaatsclub komt in aanmerking, en zelfs dan moet je net worden uitgeloot voor een winter waarin de Elfstedentocht plaatsvindt.
Ten Napel: De A- en de B-rijders van het marathonschaatsen rijden de wedstrijd, dat zijn er een paar honderd. Aan de toertocht voor amateurs mogen 16.000 mensen meedoen, en dat wordt inderdaad bepaald met een loting.
Dit jaar is er al een hele rel geweest over het startrecht van Henk Angenent en Erik Hulzebosch, de nummers één en twee van de laatste tocht. Angenent en Hulzebosch zijn geen wedstrijdrijders meer, maar wilden wel meedoen aan de toertocht, waarvoor ze deze winter toevallig niet waren uitgeloot. Op een bepaald moment leek er toch een Elfstedentocht te komen en werd dat dus een hot item. Ze werden uitgenodigd in De wereld draait door en bij Pauw & Witteman: ‘Hoe kan dat nou, de helden van de laatste tocht die er niet bij zijn?’ Maar ja, de organisatie bestaat uit Friezen en dat zijn stijfkoppen. Uiteindelijk hebben ze een mooi compromis uitgedacht: de eerste elf van de laatste Elfstedentocht – heb je ‘m? – mochten starten bij de amateurs. Weer een pagina in de krant. (lacht)
Prins Willem-Alexander heeft de Elfstedentocht ook gereden. In 1986.
Ten Napel: Onder de naam W.A. van Buren. Wij kregen daar vrij snel lucht van. Hij ging regelmatig trainen op de schaatsbaan van Den Haag, en dat doe je natuurlijk niet voor niks. Dus hadden we alle reporters aan de kant gezegd: jongens, kijk uit, want de prins rijdt hier waarschijnlijk ergens tussen. Maar ja, uiteindelijk is het ook maar een man met een muts op en handschoenen aan, vind die maar eens in dat gewoel. Hij moest natuurlijk wel een paar begeleiders meenemen voor zijn veiligheid, en daardoor hebben we hem gespot.
Of hij echt in Leeuwarden is gestart en dus de volledige Elfstedentocht heeft gereden, zullen we nooit weten. Er wordt beweerd dat hij onderweg ergens in een slootje is opgestapt. Maakt niet uit. Voor ons is hij een held, net als iedereen die het aandurft om in de kou over die Friese sloten te schaatsen.
Noord-Friesland, geografisch hoort dat bij Siberië, hoor. Zo verschrikkelijk koud! Eén woest landschap waar de wind vrij spel heeft. De dag voor de tocht schaats ik zelf altijd even om het gevoel van het ijs te krijgen, dat je weet wat die mensen doormaken. Je wilt niet weten hoe ik dan afzie, ook al is het maar voor een kort stukje.
Een Elfstedentocht rijd je op wilskracht. Ongetwijfeld overschatten sommige deelnemers zich, met alle gevolgen van dien.
Ten Napel: Natuurlijk. Bevroren handen, tenen, neuzen: het hoort bij de heroïek van zo’n tocht. Als sportprestatie kun je hem nog het best vergelijken met Parijs-Roubaix of de Iron Man van Hawaï.
Maar daar staan geen duizenden amateurs aan de start.
Ten Napel: Nee, maar die maken het natuurlijk net zo speciaal. De wedstrijdmannen zijn getraind, 200 kilometer is voor hen een peulschil. Ze schaatsen de tocht in minder dan zes uur. Maar het echte heldendom vind je bij de toerrijders. In 1985 zou de NOS in principe alleen de wedstrijd coveren. Maar de beelden van die toerrijders werden mooier en mooier, waarop de toenmalige leiding van de NOS zei: blijven uitzenden!
Ik ben die dag, zonder enige voorbereiding, blijven interviewen aan de aankomst op de Bonkevaart in Leeuwarden. De mensen die binnenkwamen hadden allemaal een mooi verhaal te vertellen, je hoefde de microfoon maar onder hun neus te duwen. Eén verhaal vergeet ik echt nooit meer, dat van die Brabander die een minuut te laat binnengekomen was om zijn kruisje te krijgen. Hij begon te huilen en te vloeken: prachtige beelden. Een jaar later kwam ik hem weer tegen, toen was hij wel op tijd. Ik interview hem weer. Had hij van ‘onze pastoor’ op zijn donder gekregen omdat hij ‘nondedju’ had gezegd op tv! Wat doet het toch, zo’n tochtje schaatsen!
Ik heb weleens gezegd dat ze volgens mij nooit meer een Elfstedentocht organiseren. Omdat ze het niet meer durven. Zo’n massale toeloop naar Friesland, dat is niet meer beheersbaar in 2011. Je moet weten dat bij de laatste tocht, in 1997, iedere trein barstensvol zat, en iedere kamer in ieder pension en iedere wagen op iedere landweg. Alles ging naar Friesland. Nu zou het nog een pak erger zijn. Er hoeft maar één idioot bij te lopen en je krijgt een drama. En daar moet je tegenwoordig toch bang voor zijn, vrees ik.
Als het echt twee weken bar vriest, zal die tocht er wel komen, maar ik heb al het gevoel gehad dat de rayonhoofden stil in hun hart denken: laat het maar nooit meer gebeuren. Je moet maar verantwoordelijk zijn voor zo’n massaspektakel. Ik zou het zelf niet willen.
Is de Elfstedentocht winnen meer waard dan een gouden medaille op de Winterspelen?
Ten Napel: Dat denk ik wel, ja. Een gouden plak is al bijna gewoon in Nederland. Maar een winnaar van de Elfstedentocht, dat is een beroemdheid. Evert van Benthem was tijdens de Winterspelen eregast van het Nederlands Olympisch Comité. Evert begon oude verhalen op te diepen en midden in het spektakel van Vancouver hing iedereen gelijk weer aan zijn lippen. Dat zullen jullie Vlamingen hebben met oud-winnaars van de Ronde van Vlaanderen. Dat zijn helden toch?
Valt er eigenlijk wat mee te verdienen?
Ten Napel: Van Evert van Benthem, die twee keer won, werd gezegd: die is binnen. Maar ik denk dat het is tegengevallen. Henk Angenent, de laatste winnaar, is een wat introverte man die het sowieso commercieel niet helemaal uitgebuit heeft. Hij is nog altijd boer, maar wel in goeden doen, mede door de Elfstedentocht. Een eventuele winnaar zou er nu, als hij door marketingmensen goed begeleid wordt, flink aan overhouden – maar niet zoveel dat hij nooit meer hoeft te werken.
Het marathonschaatsen is een heel klein wereldje. Er zijn een paar jongens die je professional kunt noemen, die gaan in de zomer skeeleren, of hebben een halftijdse baan waar ze zich goed kunnen vrijmaken. Maar een vette boterham verdien je niet aan de wedstrijden van de Stichting Natuurijs Klassiekers. Die jongens zitten echt te snakken naar een nieuwe Elfstedentocht.
De Marathon Klassiekers kunnen niet elk jaar plaatsvinden, maar als alternatief bestaat er nog een circuitje op ondergelopen weilanden. Dan sproeien ze met een boerengierkar water op zo’n wei, en ’s anderendaags kun je rijden. Noordlaren, Haaksbergen en Veenoord, dorpjes van twee keer niks, steken elkaar de loef af om als eerste zo’n tocht te kunnen houden. Maar een grote organisatie zit er niet achter.
Er zijn nog een paar tochten in Finland en Zweden. Daar heb ik vaak reportages over gemaakt, ook omdat het er zo extreem toegaat. Het kan er aan de start soms min 30 zijn. Wat je daar voor verhalen tegenkomt: met geen pen te beschrijven.
Kun je je daartegen wapenen? Presteren bij min 30?
Ten Napel: Niet echt, nee. En als commentator heb je er natuurlijk net zo goed last van. Van Frans Suls, een van de beroemde Belgische motards van de VRT, heb ik een goed trucje geleerd. Je moet je insmeren met iets wat hij kamelenvet noemt. Stinkt verschrikkelijk, maar het helpt wel.
Eigenlijk heb ik het volgen van marathonschaatsen op de motor zo’n beetje geïntroduceerd. Bij de eerste moderne Elfstedentocht van 1985 was dat. Het was toen meer dan twintig jaar geleden dat er een tocht was geweest, en we wisten eigenlijk niet hoe we dat zouden aanpakken. Regisseur Martijn Lindeberg had toen het geniale idee om de BRT in te schakelen, want die had in de wielerkoersen ervaring opgebouwd met mobiele techniek. Er moest ook iemand mee op de motor, en dat wilde ik wel doen. Ze verklaarden me voor gek, maar ik dacht: kom op nou, je zit op de eerste rij bij een fantastisch sportevenement. Wat wil je nog meer?
Het was echt allemaal nog zoeken in die tijd. De schaatsers hadden zelfs geen rugnummers. Ik reed achter een kopgroep aan en wist gewoon niet wie ze waren. Er zat niets anders op dan ze, tijdens het rijden, hun naam te vragen. Oké, maar dan moest ik hen wel vertellen hoe groot de voorsprong was. Nou, dat kon ik wel regelen. Zo ging dat dus. (lacht)
Is marathonschaatsen een ploegsport?
Ten Napel: Als je een heel sterke ploeg hebt, kun je het zo spelen, ja. Maar het gebeurt amper en zeker niet bij een Elfstedentocht. Die wil iedereen veel te graag zelf winnen. Daar is het echt ieder voor zich. Als er nu een Elfstedentocht komt, zie ik tien, vijftien mensen die kunnen winnen. Bob de Vries en Jorrit Bergsma zouden de grote favorieten zijn, met Ingmar Berga, Arjen Becker en de broertjes Juffermans als outsiders.
Doen de baanschaatsers mee?
Ten Napel: Die willen wel, maar mogen vaak niet van hun coach. Ik weet dat Ireen Wüst het gevraagd heeft en een nee kreeg. Ik begrijp dat wel. Als ze meedoet, is ze helemaal naar de kloten, en haar seizoen waarschijnlijk ook. En ze zou de Elfstedentocht echt niet winnen, hoor. Daar moet je een specialist voor zijn. Rondjesrijders schaatsen op schema, marathonschaatsen is hollen en stilstaan. Ineens is er een versnelling en dan gaat het hele zootje erachteraan! Dat is zo anders dan baanschaatsen. Erben Wennemars (meervoudig wereldkampioen sprint, gestopt met langebaanschaatsen, nvdr.) rijdt tegenwoordig af en toe mee met de marathonmannen. Die heeft geen darmen meer in zijn lijf na zo’n koers.
Hoe gaat het ondertussen met Sven Kramer, Nederlands nationale schaatsheld die zo blunderde op de Olympische Spelen?
Ten Napel: Hij is dit seizoen out met een wat mysterieuze bovenbeenblessure. Er zijn mensen die zeggen dat hij nooit meer schaatst, maar dat geloof ik niet. Kramer is pas 24, en er is niks wat hij beter kan. Het beeld van die foute baankeuze zal hem in lengte van jaren achtervolgen. Dat gaat nooit meer weg. Nou ja, kan gebeuren. Hij doet er zelf ook laconiek over, maar natuurlijk denkt hij er nog aan terug. Je kunt zijn coach de schuld geven, maar hij had het ook zelf moeten zien, vind ik. Kramer zal toch moeten aanvaarden dat hij altijd met die blunder geassocieerd zal worden. Het is zoals bij Michel Pollentier. Wie kan aan hem denken en niet over de peer beginnen?
Terwijl Pollentier ook de Ronde van Vlaanderen en de Giro won.
Ten Napel: Helemaal waar. We kunnen het heel erg vinden voor Kramer en Pollentier, maar ze leveren wel heel mooie verhalen op. En daar leeft de sportjournalistiek toch van?
DOOR JEF VAN BAELEN
‘Met een rayonhoofd in een Friese sloot gaan boren om te zien hoe dik het ijs ligt, ik klop die spanning graag mee op.’
‘Noord-Friesland, geografisch hoort dat bij Siberië. Zo verschrikkelijk koud! Eén woest landschap waar de wind vrij spel heeft.’