‘Bij Knack heb ik ontdekt waar mijn hart ligt’
Lieve Blancquaert (57) werkte bijna twintig jaar lang als freelancefotografe voor Knack en Knack Weekend.
‘Ik heb veel te danken aan mijn tijd bij Knack‘, zegt Lieve Blancquaert. ‘Daar heb ik de kans gekregen om als fotografe te groeien en te ontdekken waar mijn hart ligt. In de tweede helft van de jaren tachtig kon er nog ontzettend veel. Hoewel ik erg jong was en niet zo veel ervaring had, mocht ik van bij het begin de meest uiteenlopende dingen doen: van reportages in Polen en Oost-Berlijn tot portretten van politici. Ondertussen leerde ik veel van de journalisten met wie ik op pad ging, zoals Rik Van Cauwelaert, Sus Verleyen en Dirk Draulans. Nieuwsgierig als ik ben, vond ik het fantastisch om al die werelden binnen te stappen. Al waren er ook journalisten die me niet zo graag meenamen naar een interview. Dat kwam doordat ik me vaak niet kon inhouden om aan het eind van het gesprek zelf nog een vraag te stellen.’ (lacht)
Uiteindelijk bent u meer en meer voor Knack Weekend beginnen te werken. Hoe kwam dat?
Blancquaert:Weet je wat mijn allereerste opdracht voor dat blad was? Een foto van erwtjes en worteltjes! (lacht) Het klikte meteen met de toenmalige hoofdredactrice Tessa Vermeiren en later ook met wijlen de adjunct-hoofdredacteur Pol Moyaert. Vooral Tessa stimuleerde ons om humaninterestverhalen te maken en dat heb ik altijd heel graag gedaan. Wat ook meespeelde, was dat er veel meer plaats en aandacht voor foto’s was dan in Knack zelf. Een doorsnee Knack-pagina bestond toen nog uit heel veel tekst en een foto ter grootte van een postzegel, terwijl ze bij Weekend al veel aandacht hadden voor de vormgeving. Dat is natuurlijk fijner voor een fotograaf.
Had u ook inbreng op inhoudelijk vlak?
Blancquaert: Er was een grote openheid op de redactie en iedereen mocht ideeën op tafel gooien. Ook ik. Naarmate ik meer en meer met redactrice Annemie Struyf begon samen te werken, kwamen de meeste voorstellen uit onze gemeenschappelijke koker. Ongelooflijk wat er toen allemaal mogelijk was. Hadden we een goed idee, dan mochten we vertrekken en achteraf kregen we ook genoeg plaats in het magazine om ons verhaal te vertellen. Zo zijn Annemie en ik in 2003 met een vliegtuig van het Belgische leger naar Afghanistan gevlogen om er drie weken lang reportages te maken over het leven van vrouwen in dat land. Het was een zware tocht, maar ook een ongelooflijk avontuur. Die verhalen zijn niet alleen in Knack Weekend verschenen, maar later ook in ons boek Insjallah, mevrouw. Een prachtige tijd was dat. Ook omdat ik toen niet meer in dienst stond van een journalist, maar sámen met Annemie artikels maakte. Zij de tekst en ik het beeld. Daarna ben ik steeds verder in die richting opgeschoven tot ik helemaal zelf projecten begon uit te werken en er geen tijd meer overbleef voor foto’s in Knack.
Leest u het blad vandaag nog?
Blancquaert: Een tijdlang heb ik het niet meer gelezen. Omdat ik er vaak niet aan toe kwam, maar ook omdat ik niet van de vormgeving hield. Als een magazine me op visueel vlak stoort, vind ik het niet aangenaam om te lezen. Een paar jaar geleden hebben we hier thuis toch weer een abonnement genomen omdat ik van verschillende mensen, onder wie mijn schoonvader, hoorde dat Knack zo veel beter was geworden. En ze hebben gelijk. De laatste jaren is het blad er zowel journalistiek als visueel sterk op vooruitgegaan. Zo is er zichtbaar veel meer aandacht voor de foto’s bij de artikels. Ook Knack Weekend doorblader ik weer elke week. Het enige wat ik jammer vind, is dat er in dat magazine veel minder aandacht naar human interest gaat dan vroeger. Dat mis ik toch wel.