Beestenboel: is het bruin blauwtje nu bruin of blauw?
Het bruin blauwtje is een vlindertje dat profiteert van de klimaatopwarming. Maar is het nu bruin of blauw?
Wat een naam! Hoe kan een blauwtje nu bruin zijn? Het bruin blauwtje is een buitenbeentje: het is een overwegend bruin vlindertje uit de familie van de blauwtjes, een vrij klein beestje met een rij oranje vlekjes op de rand van de bruine bovenkant van de vleugels. Er is wel een venijnige angel: de vrouwtjes van het algemenere icarusblauwtje zijn ook bruin en lijken sterk op het zeldzamere bruin blauwtje. Alsof de natuur af en toe moeite doet om natuurliefhebbers in de maling te nemen.
De populatie van het bruin blauwtje in België en Nederland is in de twintigste eeuw gekelderd, vooral door de teloorgang van de duinenbiotoop waarin het zich goed voelde. Duinen werden op grote schaal opgeofferd aan de commercialisering van het kustlandschap. Maar door een speling van het lot kent het bruin blauwtje een revival: het slaagt erin zich succesvol aan te passen aan twee andere drastische gevolgen van menselijke activiteit. Het aantal waarnemingen in ons land is tussen 2010 en 2020 vervijfvoudigd!
In de Waaslandhaven wandel je in mei en augustus soms door wolken van bruin blauwtjes.
Ten eerste profiteert het diertje van de klimaatopwarming. De soort heeft graag warmere plekken in zijn leefomgeving, zoals een lage vegetatie met open zandstrookjes. De lichaamstemperatuur van het bruin blauwtje is bijna dezelfde als die van zijn omgeving – veel andere vlinders zijn wat warmer. Een lichtjes hogere temperatuur is gunstig voor het beestje. Omdat het zandgrond prefereert, is het minder gevoelig voor droge omstandigheden dan andere vlinders. Aangezien onze zomers tegenwoordig doorgaans warm en droog zijn, is het bruin blauwtje een van de weinige dagvlinders die het goed doen.
Bovendien heeft de soort een geslaagde biotoopswitch gemaakt. Hij heeft de duinen ingeruild voor pioniersvegetaties op onder meer dijken en opgespoten terreinen op werven en in havens. In de Waaslandhaven kun je in het blauwtjesseizoen (vooral de maanden mei en augustus) soms door wolken van bruin blauwtjes en andere blauwtjes wandelen.
De vlinders halen voedsel uit tal van planten. Ook uit het jakobskruiskruid, waar weinig andere soorten iets aan hebben. Maar de rupsen, die lichtgroenig zijn met een roze streep op de flanken, zijn kieskeuriger. Ook zij hebben een switch gemaakt, naar een nieuwe waardplant. Het geel zonneroosje waar ze in de duinen op leefden, is vervangen door de ooievaarsbek en de reigersbek. Die zijn algemeen op zandige stroken en komen ook voor in tuinen met een wat minder conventioneel gazon.
De rupsen leven dikwijls in symbiose met mieren. Ze hebben een klier die een nectarachtig product afscheidt op basis van stoffen die ze uit hun waardplant halen. Mieren zijn daar dol op. In ruil voor de traktatie bieden ze de rups bescherming. Rupsen die door mieren worden verzorgd, zijn gemiddeld 10 procent zwaarder dan beestjes die het zonder hulp moeten doen. Het bruin blauwtje overwintert als rups, en ook daarbij kunnen mieren een pootje helpen – soms wordt een rups zelfs in het mierennest opgenomen.
Helemaal rozengeur en maneschijn is het leven niet voor het bruin blauwtje. Het is een van de vele soorten die lijden onder de verruiging van onze graslanden als gevolg van stikstofvervuiling, vooral door de landbouw. Het is toch altijd iets in onze natuur.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier