‘Alleen Brussel houdt België nog samen’
‘De jonge generatie Vlamingen voelt zich in het hoofd al onafhankelijk. Alleen beseffen de Franstaligen dat nog niet.’ Minister van staat Antoinette Spaak (79), de grande dame van het Front Démocratique des Francophones (FDF), heeft haar eigen verklaring voor de gespannen politieke toestand in het land.
Antoinette Spaak was behoorlijk uit haar hum toen koning Albert haar tijdens de consultatieronde van zijn ministers van staat moedwillig over het hoofd zag. Ze greep haar telefoon en belde naar Laken, en toen dat niet hielp, belde ze de pers. Daarmee heeft ze de toorn van het paleis op zich geladen, maar dat laat haar koud. De kleindochter van de eerste vrouwelijke senator Marie Spaak en de dochter van gewezen premier Paul-Henri Spaak is niet zo gauw meer onder de indruk.
Misschien tilde het paleis een beetje aan het kort voor de verkiezingen verschenen Manifeste pour l’unité francophone, een heftig pamflet tegen de Vlaamse ‘bezetting’ van Brussel van de hand van Serge Moureaux, en mede ondertekend door Antoinette Spaak, waarin vergelijkingen met nazi-Duitland niet van de lucht zijn. ‘Ik vond de toon ook enigszins agressief, maar goed.’
Op grond van haar communautaire ervaring had Spaak zeker een invitatie verdiend. Ze was immers voorzitster van het FDF in de jaren dat die partij een nationale rol van betekenis speelde en deelnam aan communautaire besprekingen op het hoogste niveau.
Ik weet ook wel dat Brussel vroeger een Vlaamse stad was, en dat de Vlamingen door de Franstalige bourgeoisie niet altijd netjes behandeld zijn, maar dat alles is verleden tijd.
Als eerste vrouwelijke partijvoorzitster maakte ze eind jaren 1970 deel uit van de zogeheten ‘junta’ van partijvoorzitters die samen het Egmontpact en de Stuyvenbergakkoorden sloten. Fel Vlaams protest en het theatrale ontslag van premier Leo Tindemans (CVP) – ‘de grondwet is geen vodje papier’ – deden die nooit uitgevoerde akkoorden zoals bekend de das om. En dat terwijl het toen gecontesteerde inschrijvingsrecht (voor een beperkt aantal Franstaligen uit de Vlaamse Rand) achteraf bekeken een lege doos was, en het FDF vandaag, met Spaak voorop, niet van plan lijkt zulks een tweede keer te zullen slikken.
In haar fraaie appartement in de Brusselse ambassadewijk bestrijdt ze met vuur de stelling dat het FDF een anti-Vlaamse partij zou zijn. Ze vertelt ook over haar villa in De Haan. Toen De Haan nog gewoon Le Coq was, sprak iedereen daar Frans. Maar de tijden zijn veranderd, en nu doet ook zij echt moeite om Nederlands te spreken. Moeite? Nee, ze vindt het zelfs leuk. Minder aangenaam zijn de hatelijke opmerkingen die haar de laatste tijd steeds vaker te beurt vallen bij haar bezoeken aan Antwerpen. Maar voor een deel van Vlaanderen is Antoinette Spaak nu eenmaal het boegbeeld van een club Fransdolle taalfanatici uit Brussel.
Wat had u de koning eigenlijk willen vertellen?
ANTOINETTE SPAAK: Het leek me goed om eens de vergelijking te maken met vroegere communautaire onderhandelingen, om aan te tonen dat de toestand vandaag veel ernstiger is. De kloof tussen de Vlamingen en de Franstaligen is de laatste jaren gestaag breder geworden.
De mensen die destijds in het Egmontpaleis begonnen te onderhandelen, waren geen vreemden voor elkaar. Wij zaten samen in het parlement. In het begin was het nog wat aftastend, maar al heel snel zijn we, ondanks onze politieke verschillen, vrienden geworden – voor het leven trouwens.
Ik vond het belangrijk dat de koning dat goed zou begrijpen, zeker omdat hij toen geen koning was. Ik wilde hem ook uitleggen dat wij ten tijde van Egmont en Stuyvenberg een gemeenschappelijk belang voor ogen hadden. We maakten soms kletterende ruzie, maar niemand probeerde opzettelijk de ander in moeilijkheden te brengen. We werkten naar hetzelfde doel, namelijk de instellingen op een voor iedereen aanvaarde manier organiseren. De mensen die vandaag aan tafel zitten, kennen elkaar niet. Er heerst groot wantrouwen.
Tussen de partijvoorzitters die over het Egmontpact onderhandelden, zo wordt gezegd, bestond er wederzijds respect.
SPAAK: Dat klopt. Ik geef vaak het voorbeeld van Hugo Schiltz, voorzitter van de Volksunie, een communautair extremistische partij, zeker vergeleken met de toenmalige SP en CVP. Aan Franstalige kant waren wij er dan weer. Welnu, Hugo Schiltz en Lucien Outers, die ook namens het FDF aan de onderhandelingen deelnam, waren allebei overtuigde federalisten, die het bijzonder goed met elkaar konden vinden en samen naar oplossingen zochten. Dat zie ik vandaag niet gebeuren.
Wilfried Martens (CD&V) merkte recent op dat het FDF van vandaag ook niet meer het FDF is van dertig jaar geleden. Iemand als huidig FDF-voorzitter Olivier Maingain is haast een unitarist, zei hij.
SPAAK: Zegt hij dat? Ik weet niet waarop hij zich baseert. Overigens, als ik hoor wat Martens dezer dagen allemaal beweert – totaal achterhaald lijkt me dat. Wat vandaag in Vlaanderen wordt gezegd en geschreven gaat veel verder dan wat hij denkt. Martens is erg gehecht aan de instellingen. Hij stelt zich soms bijna op een belgicistisch standpunt. Als hij dan Olivier Maingain beschrijft als een unitarist, (lacht) dan is dat wel erg vreemd nieuws.
Hoe zou u Olivier Maingain typeren?
SPAAK: Als een voorstander van een goed functionerend federalisme. Hij wil een aantal disfuncties wegwerken. De Brusselse instellingen zijn een ware hersenbreker, niemand kan er wijs uit. Ik heb het ooit eens proberen uit te leggen aan de Franse ambassadeur die hier pas op post was. Hij snapte er geen jota van.
België is een klein land. Op Europees niveau proberen we met z’n zevenentwintig fiscale harmonisering tot stand te brengen, in België willen sommigen dat Vlaanderen en Wallonië hun eigen fiscaliteit krijgen. Dat is belachelijk.
Of wil men de kinderbijslagen regionaliseren. Stel je voor. In Brussel zitten kleine Vlamingen en Franstaligen vaak in dezelfde klas. Ga je voor die kinderen verschillende kinderbijslagen toekennen? Daar is geen enkel land tegen bestand. Dat zou het einde van België betekenen.
We zijn bijna drie maanden na de verkiezingen, en de formatie wil niet vlotten. Waar ligt het aan?
SPAAK: Ik denk dat Yves Leterme (CD&V) het niet goed heeft aangepakt. Maar dat is niet helemaal zijn eigen schuld. Hij is als het ware naar voren gestuwd. Maar hij had zich wel beter kunnen voorbereiden. Het stond toch in de sterren geschreven dat CD&V de verkiezingen zou winnen? Zijn alliantie met de N-VA is ook moeilijk te beheersen. Hij wordt door de N-VA op de hielen gezeten.
Dat geldt ook voor de MR door het FDF.
SPAAK: Het FDF is geen separatistische partij. En ik denk dat Vlaanderen moedwillig slecht geïnformeerd wordt over het FDF. Ik ben vijf jaar voorzitter geweest van mijn partij, maar ik heb nooit haat gevoeld tegenover Vlaanderen. Ik heb integendeel grote bewondering voor Vlaanderen.
Maar sommige zaken maken mij boos. Recent nog dat verhaal van dat Franstalige kind van negen, dat in Drogenbos bij zijn grootmoeder woont, en dus het recht heeft naar een Franstalige school in de Rand te gaan. Maar nu heeft men ontdekt dat, hoewel dat jongetje weliswaar bij zijn grootmoeder inwoont, zijn moeder in Ukkel en dus op Brussels grondgebied verblijft. Dus moet hij naar een Brusselse school – dat is de wet. Maar dat jongetje vond zijn oude school leuk, en wordt daar nu weggerukt. Luister even, we bouwen aan Europa, we leven in de 21e eeuw – dit kan toch niet. Gaat Vlaanderen instorten als dat kind op een Franstalige school blijft?
Het probleem van Brussel en de Rand verziekt al veertig jaar de relaties tussen Vlamingen en Franstaligen. Ook het Egmontpact is over die kwestie gestruikeld. Schiltz zou later verklaren dat het wellicht een strategische fout was om niet een beperkte uitbreiding van Brussel te accepteren, in ruil voor de afschaffing van de faciliteiten in alle overblijvende randgemeenten.
SPAAK: Hij heeft dat er in zijn partij niet doorgekregen. Terwijl we die kwestie toen definitief hadden kunnen beslechten. We hadden er nooit nog een woord aan vuil hoeven te maken. Naderhand heeft Schiltz me inderdaad verteld dat hij spijt had van de manier waarop de grenzen van de Brusselse negentien gemeenten waren vastgelegd. Beter was het geweest om een eentalig grondgebied te hebben, dan in sommige Vlaamse gemeenten opgezadeld te zitten met Franstalige meerderheden, redeneerde hij.
In 2005, toen Guy Verhofstadt (Open VLD) iedereen om de tafel had gebracht, hadden we trouwens wél een compromis bereikt over Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V). Maar Spirit is toen weggelopen en Johan Vande Lanotte (SP.A) kon niet anders dan volgen. Ik begrijp niet goed waarom men de draad van 2005 niet opnieuw opneemt.
Voor CD&V/N-VA is wat toen allemaal op tafel lag volstrekt onaanvaardbaar.
SPAAK: Dan zullen we er niet uit raken.
MCC-voorzitter Gerard Deprez, net als u lid van de MR, stelt voor de splitsing van B-H-V te aanvaarden in ruil voor het behoud van de faciliteiten en inschrijvingsrecht voor de Franstaligen.
SPAAK: Daar ben ik het niet mee eens. Je kunt B-H-V niet regelen met een gewone meerderheid. Voor B-H-V zullen we een ruilhandeltje moeten opzetten en dat vergt een tweederdemeerderheid. Wat Deprez voorstelt, is absurd. Ik vind dat het hoog tijd is voor Deprez…. laten we zeggen dat ik heel blij ben dat het Europees Parlement opnieuw aan de slag gaat en dat Gerard Deprez dan weer naar Straatsburg kan. Dat zal misschien zijn verbeelding wat temperen.
Ik ben tegen dat inschrijvingsrecht als enige compensatie voor de Franstaligen. Zich verplaatsen naar Brussel, de administratieve rompslomp: dat doen de Franstaligen één keer, en dan alleen nog de echt overtuigden. Bij de tweede verkiezing is het ermee gedaan. Als tegenprestatie is dat dus ruim onvoldoende. De echte tegenprestatie is wat in 2005 op tafel lag, namelijk, rekening houdend met het feit dat het statuut van de randgemeenten op termijn onhoudbaar is, de Franse Gemeenschap het recht geven daar op het vlak van cultuur en onderwijs actief te zijn.
Dat komt neer op een uitbreiding van Brussel.
SPAAK: Nee. We raken daarmee niet aan het grondgebied, waar mijn partij overigens wel voor pleit.
Indirect is het natuurlijk wel een soort gebiedsuitbreiding.
SPAAK: Maar de toestand is absurd. In Brussel wonen vijfentachtig procent Franstaligen en vijftien procent Vlamingen. Ik weet ook wel dat Brussel vroeger een Vlaamse stad was, en dat de Vlamingen door de Franstalige bourgeoisie niet altijd netjes behandeld zijn, maar dat alles is verleden tijd.
En dat FDF-burgemeesters als Roger Nols aparte loketten maakten voor de Vlamingen.
SPAAK: Nols deed dat eigenlijk om ervoor te zorgen dat de Vlamingen sneller bediend werden. En het ging héél snel, want er waren er geen. Maar symbolisch was dat inderdaad niet slim.
Als we Brussel zouden uitbreiden, zou Brussel meer Vlamingen tellen, en zouden de faciliteiten die de Vlamingen daar nu genieten, ook meer gerechtvaardigd zijn. De Brusselse Vlamingen vormen de best beschermde minderheid in Europa. Ze kunnen met hun vetorecht de Brusselse instellingen blokkeren, hè. Dat is ondemocratisch.
Hebt u het eigenlijk al meegemaakt dat de koning als bemiddelaar optreedt voor één bepaalde coalitieformule, zoals hij heeft gedaan voor de potentiële oranje-blauwe regeringspartijen?
SPAAK: Nee. Dat was een kwalijke zaak. De verantwoordelijkheid van de koning werd betrokken in een politiek probleem waar hij volledig buiten had moeten blijven. Ik vind dat een vergissing. Niet dat het dramatisch was, de koning heeft waarschijnlijk binnen de grenzen van grondwettelijke bevoegdheden gehandeld, maar het was onbetwistbaar een flater. De eerste. Nadien zijn er nog andere geweest.
De door u betwiste selectie van de genodigde ministers van staat.
SPAAK: Precies. En het feit dat hij zodoende voorbijgegaan is aan een Brusselse politieke partij, terwijl Brussel het enige is wat België nog samenhoudt.
Niet de koning?
SPAAK:(lacht) Zeker niet de koning, nee. Die heeft geen enkele macht.
Denkt u niet dat oranje-blauw een fata morgana zal blijken en men uiteindelijk toch nog de socialisten of de groenen erbij zal moeten halen?
SPAAK: Daar ben ik radicaal tegen. De kiezers hebben op 10 juni een duidelijk signaal gegeven. Ik zie niet in waarom we dan, alleen om communautaire redenen, een driepartijenregering zouden maken – de slechtst denkbare regeringsformule. We kunnen oplossingen vinden en vervolgens aan de socialisten en de groenen vragen om die van buitenaf te steunen. Het CDH heeft dat ook gedaan bij het Lambermontakkoord.
Is deze crisis een blaam voor de huidige politieke generatie?
SPAAK: Dat vind ik wel. Maar feit is dat de jonge generatie Vlamingen zich in het hoofd al onafhankelijk voelt. Al dat Belgische gedoe interesseert hen niet meer. En de Franstaligen beseffen dat nog altijd niet. Vergeet ook niet de lamentabele staat waarin Wallonië zich bevindt. Ik kan de reactie van de Vlaamse publieke opinie begrijpen. Constant krijgt die te horen dat ze Wallonië moet onderhouden. Wallonië dat er maar niet in slaagt zich uit het economische moeras te trekken.
Ziet u overeenkomsten tussen de figuur van Yves Leterme met zijn 800.000 voorkeurstemmen, en die van Leo Tindemans (CVP), de man van één miljoen?
SPAAK: Nee. Ik hoop in elk geval uit de grond van mijn hart dat Yves Leterme niet zo’n gecompliceerd karakter heeft als Leo Tindemans. Die man wantrouwde iedereen, binnen en buiten zijn partij. Maar hij was natuurlijk wel bijzonder intelligent, en als hij niet rechtstreeks betrokken partij was, als minister van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld, functioneerde hij uitstekend. Wij zaten samen in het Europees Parlement, en daar konden we erg goed met elkaar opschieten.
Maar Leo Tindemans heeft met zijn spectaculaire ontslag destijds de partijvoorzitters die het Egmontpact hadden afgesloten wel het mes in de rug gestoken.
SPAAK: Een drama was het. Vooral Schiltz heeft daarvoor een zware prijs betaald. Een formidabele vent was Hugo Schiltz. Van alle onderhandelaars was hij degene die me het meest heeft geraakt, naast André Cools (PS) natuurlijk, wiens diepgang, trouw, humanisme en creativiteit ik toen echt heb leren kennen. Ik was dol op André Cools, en ik was dol op Hugo Schiltz. En ik houd aan die periode fijne herinneringen over.
Maar er zijn natuurlijk moeilijke momenten geweest. De vergadering waar we hebben moeten vaststellen dat het mislukt was, omdat Tindemans zomaar, zonder ons daarin te kennen, zijn ontslag had gegeven, was heel emotioneel. Ik heb toen niet gehuild, maar ik heb de mannen wel zien huilen. We hadden de indruk dat alles verloren was. Zeker voor Schiltz was het verschrikkelijk. Wij voelden met hem mee, want we wisten dat hij politiek gelyncht zou worden.
U was tijdens Egmont de enige vrouw, in een tijd dat er haast geen vrouwen waren in de politiek. Werd u door die mannelijke onderhandelaars au sérieux genomen?
SPAAK: Voor honderd procent. Maar ze namen me wel in bescherming. Als ik er was, dan was de sfeer veel zachter. Op andere momenten kon het er naar het schijnt meedogenlozer aan toegaan. (lacht)
CDH-voorzitster Joëlle Milquet beklaagde zich erover dat zij dubbel zo hard moet vechten aan de onderhandelingstafel.
SPAAK: Dat heeft ze me verteld. We zaten toevallig in hetzelfde vliegtuig toen ze terugkwam van een bezoek aan haar zieke zoon. Ze zag er verschrikkelijk moe en uitgeblust uit. Dat ze zo zwaar is aangepakt omdat ze haar kind ging bezoeken, was niet fraai. Yves Leterme is daar in de fout gegaan. Dat had ik trouwens ook willen vertellen aan de koning. Tijdens de Stuyvenbergonderhandelingen heeft de zoon van Wilfried Martens een zwaar ongeluk gehad. Zijn been moest worden geamputeerd. Wij hebben toen allemaal blok gevormd rond Martens en de onderhandelingen bevroren zodat hij naar zijn zoon in Spanje kon.
Ik zou een boek willen schrijven over de sfeer van die dagen. Mijn goede verstandhouding met Martens, met Schiltz, ook in de jaren nadien. Ik kon het trouwens helemaal niet vinden met Jean-Luc Dehaene (CVP). Echt niet.
Waarom niet?
SPAAK: Hij is een bruut, of in elk geval hondsbrutaal.
Was André Cools dat ook niet?
SPAAK: Allerminst. En zeker niet met vrouwen. (schaterlach) Jean-Luc Dehaene daarentegen. Ik herinner me dat ik hem in het parlement na een institutioneel akkoord een mondelinge vraag stelde. Gaat u nog lang door met institutionele hervormingen, vroeg ik hem, en mogen de Franstaligen niet op een gegeven moment zeggen, tot hier en niet verder, we houden België zoals het is. (lacht) Hij heeft me toen uitgescholden voor rotte vis. Onvoorstelbaar onbeschoft was hij. Schiltz was geschandaliseerd. Terwijl Dehaene toch uit een heel gepolijste familie komt, zijn vader was arts.
Psychiater zelfs.
SPAAK: Dan had Dehaene een paar lessen psychiatrie bij zijn vader moeten volgen. Maar hij kwam dus uit de gegoede bourgeoisie, wat niet gold voor André Cools, die was opgegroeid op de speelplaats van een school. Zijn vader was daar bewaker, zijn moeder werkster. Zijn vader was in het verzet geweest en door de Duitsers gefusilleerd. En dus was hij opgegroeid met een moeder die geholpen werd door de socialistische partij. Cools had alles te danken aan de socialistische partij. Maar ik kom woorden te kort om te beschrijven hoe beleefd en attent hij was.
Moeten de Franstaligen weten wat voor de Vlamingen het institutionele einddoel is, alvorens ze echt aan communautaire onderhandelingen kunnen beginnen?
SPAAK: De waarheid is dat België de Vlamingen nauwelijks nog interesseert. Daarom staan de Franstaligen ook uit volle kracht op de rem en is er geen enkel vertrouwen.
Maar de crisis die is ontstaan, levert die niet het bewijs dat de federale staatsstructuur zoals die is uitgetekend door mensen als Wilfried Martens, Hugo Schiltz en Jean-Luc Dehaene, niet werkt?
SPAAK: De federale staat functioneert wel. Het ligt vaak ook aan de kwaliteit van de ministers of iets werkt of niet. Maar we zouden een aantal zaken kunnen verbeteren. Alles wat te maken heeft met gehandicaptenbeleid zou beter opnieuw federaal zitten. Maar de NMBS is een andere zaak. Als de Vlamingen, nadat de federale middelen over de gewesten zijn verdeeld, met hun eigen centen, en god weet dat ze die hebben, nog extra investeringen willen doen, zie ik echt niet op grond waarvan we dat zouden kunnen tegenhouden.
Wat raadt u de Franstaligen aan, als antwoord op de Vlaamse eisen?
SPAAK: België mag de Vlamingen dan nog nauwelijks interesseren – Brussel wel, en terecht. In de wereld is Brussel een referentie geworden. Het is de hoofdstad van Europa, de zetel van de NAVO, een belangrijk internationaal centrum. En dus moeten de Franstaligen de Vlamingen ertoe brengen om inspanningen te leveren voor Brussel. Dan denk ik bijvoorbeeld aan dat jongetje in Drogenbos.
Tot slot: gelooft u ook dat Yves Leterme een gevaarlijk man is?
SPAAK: Ik ken hem niet. Ik denk dat hij wel wat ervaring zal opdoen en er uiteindelijk aan zal wennen om met Franstaligen om de tafel te zitten. Bizar is dat. Zijn vader komt uit Wallonië, zijn halve familie woont er. Maar hij geeft de indruk geen sikkepit van de Franstaligen te begrijpen.
DOOR HAN RENARD