Bruno Vanobbergen
M-decreet: ‘We moeten veel meer bruggen slaan tussen onderwijs en welzijn’
‘We mogen de discussie over inclusiviteit op school niet beperken tot kinderen met een handicap’, schrijft kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen. ‘Tegelijk is het niet ernstig om enkel naar de school te kijken in de zoektocht naar meer inclusiviteit.’
‘Ons onderwijs moet inclusiever’ was de teneur van verschillende artikels die de voorbije dagen in de media verschenen. De vele meldingen uit het ombudswerk van het Kinderrechtencommissariaat bevestigen deze stelling. Alleen kunnen en mogen we de discussie over inclusiviteit op school niet beperken tot kinderen met een handicap. Tegelijk is het niet ernstig om enkel naar de school te kijken in de zoektocht naar meer inclusiviteit.
We stellen vast dat er vandaag veel scholen en veel ouders zoekende zijn. Ouders van kinderen met een handicap kloppen aan de schoolpoorten van het gewoon onderwijs aan op zoek naar een plek voor hun kind. Soms is dat ontzettend frustrerend omdat ze langs vijf of zes verschillende poorten moeten passeren vooraleer ze een school vinden waar ze terecht kunnen. Maar je hebt ook scholen die meteen een grote bereidheid vertonen om na te gaan welke redelijke aanpassingen noodzakelijk zijn om ook deze leerling een volwaardige plek op school te geven. De verschillen tussen scholen zijn tot op vandaag bijzonder groot.
We moeten veel meer bruggen slaan tussen onderwijs en welzijn
We weten intussen allemaal dat ondersteuning van de leerling én de leerkracht essentieel is om van het M-decreet een succesverhaal voor alle leerlingen te maken. Maar het M-decreet draait om meer dan louter de ondersteuningsdiscussie. Het gaat ook om de nood aan een duidelijke referentiekader rond wat we verstaan onder redelijke aanpassingen. Het gaat om hoe we de expertise van ouders veel beter kunnen valoriseren. En het gaat absoluut ook om hoe we kunnen vermijden dat er eilanden van inclusieve scholen ontstaan. ‘Wij kunnen niet voor uw kind zorgen, beste ouders, maar een beetje verder is er een school die dat zeer goed zal doen.’ Het is onaanvaardbaar dat inclusieve scholen een exclusiviteit zouden zijn.
Het streven naar meer inclusiviteit op onze scholen gaat evenwel over veel meer dan enkel het M-decreet. Zo maken wij ons op het Kinderrechtencommissariaat al enkele jaren zorgen over het hoog aantal definitieve uitsluitingen in het secundair onderwijs. Alleen al de voorbije twee maand kregen wij meer dan 30 klachten van ouders en leerlingen hierover. Vorig schooljaar sloten scholen 3600 leerlingen definitief uit.
Een analyse van de klachten leert ons dat dit in een beperkt aantal gevallen terecht is. Veel te vaak zien we evenwel dat de sanctie niet in verhouding is tot de feiten en dat de school het decretaal bepaalde maatregelencontinuum niet of onvoldoende toepast. De recente jaarverslagen van de CLB’s tonen verder aan dat definitieve uitsluitingen stilaan ook ingang beginnen vinden in het basisonderwijs en dat ook steeds vaker leerlingen in het basisonderwijs op time-out worden gestuurd. Vanuit de kinder- en jeugdpsychiatrie krijgen we signalen over een verhoogde instroom van 6- à 7-jarigen omdat het onderwijs en de reguliere jeugdhulp met deze kinderen geen weg weet.
OKAN-leerkrachten tenslotte melden ons de moeilijke overgang van OKAN-leerlingen naar het reguliere onderwijs. Ondanks de vele goede bedoelingen, hebben scholen het gevoel dat ze hopeloos tekort schieten. Nogal wat leerlingen kampen met zware trauma’s en scholen voelen zich onvoldoende uitgerust om daar een gepast antwoord op te geven. Dat zorgt voor frustraties bij leerkrachten en leerlingen.
We kunnen scholen niet alleen laten staan in het realiseren van een inclusieve samenleving.
Neen, het is heus niet allemaal kommer en kwel. En neen, ik wil absoluut geen afbreuk doen aan de vele inspanningen van leerkrachten, directies en scholen om alle leerlingen optimale leerkansen te geven. Maar willen we ervoor zorgen dat alle kinderen en jongeren van hun recht op onderwijs tenvolle genieten, dan moeten we veel meer bruggen tussen onderwijs en welzijn slaan. We kunnen scholen niet alleen laten staan in het realiseren van een inclusieve samenleving. Zelfs als we in de nabije toekomst zullen inzetten op meerdere leerkrachten in één klas, moeten we werk maken van stevige samenwerkingen tussen de school en externe ondersteunende diensten.
We hebben in Vlaanderen al heel wat expertise op dat vlak. Ik denk aan CLB’s die netoverschrijdend werken en er op die manier in slagen om leerlingen veel beter op te volgen. Ik denk aan het project De Tijdstap waar scholen met de jeugdhulp één team vormen en waarbij leerlingen die het lastig hebben tijdelijk een andere dagbesteding krijgen zonder dat de school hen loslaat. Ik denk aan de internaten waar ik recent verbleef. In de wisselwerking tussen school en internaat slaagden zij erin om voor de leerlingen én een veilige leefomgeving te creeëren én hen tegelijk aan boord te houden.
En ik denk ten slotte aan de kinder- en jeugdpsychiatrie waar men in samenwerking met de scholen jongeren terug stapsgewijs naar school probeert te laten gaan door een combinatie van schoollopen op twee verschillende plaatsen mogelijk te maken. Deze vele inspirerende praktijken tonen aan dat een gedeelde verantwoordelijkheid voor heel wat kinderen en jongeren een groot verschil kan maken.
In de maatschappelijke discussie over de toekomst van ons onderwijs zien we hoe de aandacht voor leren soms tegenover de aandacht voor zorg wordt geplaatst. Het ene lijkt het andere uit te sluiten. Dat is zonde. Het is belangrijk om in te zetten op het samenspel tussen beide. Zoniet dreigt voor teveel kinderen en jongeren niet alleen een uitsluiting van de school, maar ook van de samenleving.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier