Luk Van Biesen (Open VLD) zegt het parlement vaarwel: ‘Dit is de zwakste generatie voorzitters met de meeste macht ooit’
Luk Van Biesen moet zijn zitje in de Kamer na 15 jaar afstaan. Dat doet hij niet zonder zijn hart een laatste keer te luchten. Het parlement? Daar houden maar een 40-tal leden de boel draaiende. De partij? Die moet dringend af van de almacht van de voorzitter. En de nieuwe Vlaamse regering? ‘Gedoogsteun van Vlaams Belang lijkt me de logica zelve.’
Vanuit zijn woning – een gerenoveerd klooster in het Vlaams-Brabantse Zemst – kijkt afzwaaiend Kamerlid Luk Van Biesen (Open VLD) naar de politieke ontwikkelingen die de jongste verkiezingsdag hebben teweeggebracht. De Vlaamsgezinde liberaal werd na 15 jaar in het parlement niet herverkozen. Van Biesen, die zijn politieke carrière bij de Volksunie begon, werpt zich vanaf nu op zijn accountancy-bedrijfje. Zijn uittredingsvergoeding neemt hij gewoon op.
De liberaal sprong op de verkiezingsavond in het oog door als eerste prominente Open VLD’er het cordon sanitaire tegen het Vlaams Belang in twijfel te trekken. Hij neemt geen woord terug van wat hij op 26 mei te berde bracht.
‘Als 18 procent voor het Vlaams Belang kiest, dan geven die kiezers een duidelijk signaal. Het ergste wat je dan kan doen is zeggen dat we hen niet meetellen en dat het mensen zijn zonder verstand.’
Praten is één ding. Samen regeren is nog iets anders. Kan dat voor u?
Luk Van Biesen: Ik denk niet dat die partij genoeg politiek personeel heeft om mee te regeren. Een regering van N-VA en Open VLD, met gedoogsteun van Vlaams Belang, lijkt me de logica zelve.
Als we bijvoorbeeld een koopkrachtverhoging doorvoeren, dan moet die in de eerste plaats naar de werkende Vlamingen gaan. Nu vragen mensen zich af waarom zij langer moeten werken en tegelijkertijd anderen de mogelijkheid krijgen om te potverteren op ons systeem. Dat beeld moeten we eruit krijgen.
Ik ben nooit voorstander geweest van het cordon. Ik ben nochtans geen stamboeknationalist. Mijn twee grootvaders zijn gestorven vóór de Tweede Wereldoorlog. Daar hebben we dus niets mee te maken.
In Nederland is die gedoogsteunconstructie tussen de liberalen van de VVD en de PVV van Geert Wilders niet goed afgelopen.
Van Biesen: Je moet het in Vlaanderen zien. Het lijkt me logisch dat we het experiment hier uitvoeren. Dat is minder gevaarlijk, omdat de inkomsten van Vlaanderen quasi vastliggen via de financieringswet. De financiën kunnen dus nauwelijks ontsporen.
Nochtans kan de Zweedse coalitie tussen N-VA, CD&V en Open VLD gewoon voortregeren.
Van Biesen: Ik was grote voorstander van die samenwerking. Liefst van al zie ik een verderzetting, maar de onbetrouwbaarheid van CD&V is te groot.
Ik bedoel daarmee: zij hebben zodanig veel slaag gekregen dat ik niet zeker ben welke richting zij willen uitgaan. In de federale regering was vicepremier Kris Peeters (CD&V) vijf jaar lang de remmende factor. CD&V durfde niet ingaan tegen ACV-topman Marc Leemans en andere middenveldorganisaties. Als zij voortaan goede afspraken maken met hun middenveld, dan is CD&V de beste derde partner. Maar vandaag ben ik daar niet van overtuigd. Een gedoogregering is verstandiger.
We zijn voor veel kiezers tweede keus.
Ook kersvers kandidaat-voorzitter Francesco Vanderjeugd vroeg zich op 26 mei af waarom voorzitter Gwendolyn Rutten de deur dichtsloeg. ‘Ik stond op verkiezingszondag bij de militanten en die waren allemaal kwaad toen Gwendolyn zei: nooit met het Vlaams Belang’, zei hij woensdag.
Van Biesen: Ik denk dat iedereen zich dat afvroeg. Dat was niet verstandig.
Waarom deed ze dat volgens u?
Van Biesen: Op die avond was dat het enige element dat de partijtop samenbond. Door te zeggen wat ze niet wilde, moest ze niet zeggen wat ze wel wilde.
Vanderjeugd bestempelt de positieve verkiezingscampagne rond gewoon doen vooral als ‘marketing’.
Van Biesen: De gewoon doen-campagne was voldoende voor de gemeenteraadsverkiezingen. Maar ik heb meermaals het signaal gegeven dat je verkiezingen enkel kan winnen als jouw thema’s domineren. Voor liberalen zijn dat nog altijd de belastingen en de overheidskosten. We hebben te veel inspanningen moeten doen om ons af te zetten van N-VA en Groen: enerzijds ‘onmenselijk rechts’, anderzijds ‘onredelijk links’. Maar we vergaten te zeggen waar we zélf voor stonden.
De week voor de verkiezingen is mevrouw de voorzitter nog hier geweest. Ik zei haar dat ik voelde dat het de eerste keer was dat niemand iets tegen ons had. Tegelijk voelde ik dat niemand het vóór ons had. We zijn voor veel kiezers tweede keus.
Kan je als Open VLD wel opboksen tegen de nog altijd veel grotere N-VA?
Van Biesen: Binnen N-VA gaat zich op een bepaald moment een Volksunie-scenario voordoen met een extreme en een gematigde vleugel. Nadat voorzitter Bart De Wever weggaat, zal er een nieuwe groep mensen de macht willen grijpen, misschien die rond Theo Francken. De groep-Francken zal gematigden wegjagen.
Tonen de verkiezingsuitslagen van Vlaams-Brabant vooral niet dat het model-Francken werkt?
Van Biesen: Niet helemaal. Het Vlaams Belang heeft hier een klein anti-effect van een figuurke als Dries Van Langenhove ondervonden. Hij kan er wel uitzien als een ideale schoonzoon, maar dat wil niet zeggen dat je wil dat je dochter ermee thuiskomt. Ik heb tien kinderen, ik kan het weten (lacht).
Ook binnen uw partij zijn er verschillende strekkingen. Hoelang is dat nog houdbaar?
Van Biesen: Een van de zwaarste opdrachten voor een nieuwe voorzitter wordt het bijeenhouden van de blauw-groene en de centrumrechtse groep.
U staat op goede voet met Oostends burgemeester Bart Tommelein. Ziet u hem als opvolger van Rutten?
Van Biesen: Ik ken Bart al bijzonder lang. Het voorzitterschap is een logische volgende stap voor hem. (abrupt) Maar de kandidatuur van Francesco Vanderjeugd zal navolging krijgen van andere jonge mensen. Hij wil inspraak van de basissen en eerder teruggaan naar de Burgermanifesten van Guy Verhofstadt. Dat pleziert me. Hij wil ook minder particratie, dat is enorm belangrijk.
Dit is de zwakste generatie voorzitters met de meeste macht ooit. Ze mogen de lijsten samenstellen en de partij nagenoeg alleen leiden. We moeten terug denken vanuit de basis.
Is dat een pleidooi voor voorzitter Vanderjeugd?
Van Biesen: Zover wil ik niet gaan, maar er zijn heel wat punten die overeenkomen met mijn analyse.
Ik ga niet zeggen dat het allemaal monkeys zijn. Maar van de 150 parlementsleden zijn er hoogstens 40 die de boel draaiende houden.
Binnen de partij is er zenuwachtigheid omdat Rutten geen klare wijn schenkt over haar toekomst. Dringt de tijd niet ondertussen?
Van Biesen: In principe zijn de voorzittersverkiezingen in maart, maar als men vandaag al begint met het indienen van kandidaturen, dan kunnen we dat geen negen maanden volhouden. Er zal gesproken moeten worden hoe het verder moet.
De grootste bekommernis is dat we nu regeringen vormen waarbij alle onderhandelaars zelf kandidaat zijn voor een post. Terwijl de voorzitter net boven de mêlee moet staan om het belang van de partij te verdedigen. CD&V-voorzitter Wouter Beke ziet zichzelfs als premier, John Crombez (SP.A) zal meteen minister willen worden, De Wever wil minister-president worden en ook Rutten heeft haar ambitie uitgesproken. Dat doet binnen veel partijen de wenkbrauwen fronsen.
Hoe kijkt u terug op uw carrière in de Kamer?
Van Biesen: Ik ben een atypische politicus. Ik was schepen in een ontiegelijke parochie als Kraainem, maar ik heb ontslag genomen op het ogenblik dat ik parlementslid werd. Nu is decumul een groot item, vijftien jaar geleden vond ik dat logisch.
Ik wilde mijn dossiers beheersen. Ik ben iemand die aan het strand kan zitten met een begroting in plaats van een goed boek. Ik ben gedurende meer dan tien jaar voorzitter geweest van de commissie die bevoegd is voor het Rekenhof. Daar kon ik enorm veel doen voor de overheid.
We zorgden ervoor dat de administraties en de ministers de aanbevelingen van het Rekenhof opvolgden. Ieder jaar komt het Rekenhof met een ‘blunderboek’, maar nu is dat beperkter dan vroeger.
De gemiddelde termijn van een parlementslid bedraagt zo’n acht jaar. Wat kan je op die periode eigenlijk doen?
Is dat uw nalatenschap?
Van Biesen: Dat is een van de elementen. Ik ben ook trots op de invoering van de technische werkloosheid voor bedienden – een wet die ik met Maggie De Block heb opgemaakt. Na de bankencrisis heeft de OESO die omschreven als een van de meest verstandige maatregelen.
In de laatste legislatuur ben ik fier op onze sluitende wet om aasgierfondsen te beteugelen, die we opstelden met de hulp van twaalf professoren. Op een conferentie van de Verenigde Naties in Addis Abeba in 2015 kreeg België applaus voor die wet.
Heeft het publiek te weinig oog voor dat inhoudelijke werk?
Van Biesen: Ik volg de politiek al bijna veertig jaar en vandaag is een van de grootste problemen de vluchtigheid. Parlementsleden kregen vroeger meer tijd om zich in te werken in dossiers.
Neem de financieringswet. De gemiddelde termijn van een parlementslid bedraagt echter zo’n acht jaar. Wat kan je op die periode eigenlijk doen? Je hebt een eerste legislatuur nodig om alles te begrijpen.
Daarnaast is wat op een bepaalde dag in de krant staat plots het meest belangrijke politieke thema. Ik heb een paar keer geprobeerd om discussies rond pensioenhervormingen te openen. Ik vond amper geïnteresseerde collega’s, want daarmee kwamen ze niet in de krant.
Dan is er de verloning. Het is altijd minder en minder, waardoor je een ander type mensen krijgt in het parlement.
If you pay peanuts, you get monkeys?
Van Biesen: (lacht) Ik ga niet zeggen dat het allemaal monkeys zijn. Maar van de 150 parlementsleden zijn er hoogstens 40 die de boel draaiende houden.
En de rest?
Van Biesen: Die zien het als iets moois dat ze even krijgen.
Dat is ontnuchterend.
Van Biesen: Er zijn te weinig specialisten in de partijen. Daaraan gekoppeld is het gemak waarmee parlementsleden tussen Kamer en Vlaams Parlement bewegen. Alsof die materies overal dezelfde zijn. We hebben net de staatshervormingen gemaakt zodat de bevoegdheden op verschillende niveaus liggen. Onderwijsspecialisten kunnen niets gaan doen in de Kamer, justitiespecialisten horen niet in het Vlaams Parlement.
Uw collega en nieuwbakken Vlaams Parlementslid Carina Van Cauter (Open VLD) had dus beter federaal opgekomen?
Van Biesen: Dat is de logica zelve. Zij is een van de beste politici op het vlak van justitie. Men bekijkt louter wat electoraal interessant is. Ook Steven Vandeput (N-VA) zit Vlaams, terwijl die Defensie door en door kent. Zelfs in het confederalisme van N-VA is geen plaats voor een Vlaams leger. Die expertise gaat dus gewoon verloren.
U trekt zich nu terug in uw accountancy-bedrijfje. Kijkt u ernaar uit?
Van Biesen: Ik had het bureau al een eerste keer opgestart na dat incident in de Kamer (Van Biesen zou in 2016 racistische opmerkingen hebben gemaakt tegenover SP.A-fractieleider Meryame Kitir. Hij verontschuldigde zich daarvoor, maar ontkende later iets racistisch te hebben gezegd, nvdr).
Daarnaast heb ik nog vijf kinderen die naar de universiteit gaan. En onlangs hebben we tijdens een evenement in Zemst een achthonderdtal mensen ontvangen in de tuin. Er stond zelfs een pensenkraam. Gelukkig val ik niet in een zwart gat.
De 10 strafste politieke interviews van 2019
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier