Sus van Elzen

Liu Xiaodong getoond

Sus van Elzen Sus van Elzen is journalist en auteur

Liu Xiaodong is naar zijn dorp teruggegaan.

Liu Xiaodong is naar zijn dorp teruggegaan. Wat je een dorp zult noemen: Jincheng was een stadje noordoost van Peking, rond een uitgestrekte papierpulpfabriek (God wat moet het er gestonken hebben). Hij ging er weg toen hij 17 was, schilderen studeren in Peking, en nu is hij de beroemde kunstschilder Liu Xiaodong, bekend voor zijn monumentale maatschappijkritische doeken, en stelt tentoon in UCCA.

UCCA is ‘Ullens Center for Contemporary Art’, een zeer mooi gerenoveerde reuzegrote fabriekshal in 798, de fameuze fabriek aan de rand van Peking die al enkele jaren tot een centrum van hedendaagse en avant-garde kunst is omgetoverd. Daar is een Belgisch verband door de naam Ullens, die van baron Guy Ullens is, de op één na grootste verzamelaar van hedendaagse Chinese kunst in Europa en oprichter van de Foundation die het UCCA gemaakt heeft.

Toen ik Guy Ullens in verband hiermee sprak in 2007, vertelde hij dat hij Liu Xiaodong, toen al beroemd door zijn gigantische werk over de mensen die door de Drieklovendam uit hun dorpen verjaagd waren, naar de luchthaven wou sturen om dààr een project voor hem te schilderen. Die luchthaven loopt niet weg, in plaats daarvan is Liu Xiaodong naar zijn ouwe maten in het dorp gegaan.

Hij was er weliswaar elk jaar op bezoek blijven komen. Dan waren zijn oude vrienden ook wel met hem blijven praten, maar was dat hetzelfde? Hij was rijk en bekend, woonde in Peking, was in New York geweest, en zij niet. Zagen ze hem nog als één van hen? Nooit had hij ze durven schilderen.

Nu dus wel, voor een groot project, Hometown Boy. Drie zalen in UCCA: één met ingelijste dagboekbladen (hij was er vier maanden mee bezig); één met 26 schilderijen; één waarin de heel mooie film van de Taiwanese filmmaker Hou Hsiao-Hsien over het project vertoond wordt. Een prachtige tentoonstelling, waarin elk van de drie elementen onmisbaar is.

Natuurlijk is Xiaodong (dat is zijn voornaam) nu een stuk ouder dan toen hij dertig jaar geleden uit het dorp vertrok, en ook zijn maten, en het dorp zelf, hebben een heel stuk leven en vaak woelige Chinese geschiedenis achter zich. Het stadje is bijna tot dorp geslonken. Zijn vader is wat doof geworden. Maar het gaat ze niet slecht, hoewel hun jeugd weg is en alles anders is. De papierfabriek is in staking omdat de nieuwe eigenaars de sociale lasten van de arbeiders wel van hun loon afhouden, maar niet doorstorten. Wel. Het is er stil.

In het dagboek schrijft hij dat in zijn jeugd de arbeidersklasse zo machtig en de industrie zo allesbepalend was, en hoe je nu de arbeidersklasse niet meer ziet. ‘De mensen op straat lijken eerder toeristen. Het is een beetje als een leger dat geen gevechtstroepen meer heeft en iedereen werkt in de logistiek achter de linies. Geen enkele arbeider was er te zien in dit fabriekscomplex dat over kilometers uitgespreid lag.’ De arbeidersklasse, schrijft hij, doet haar middagdutje.

Nu is Liu Xiaodong er niet zo één die iets gaat schilderen zoals het vroeger was. Hij schildert strikt naar model, en is dat model niet zo mooi, dan moet dat maar zo zijn. Het dorp is niet zo mooi en bovendien regent het er al eens. Zijn maten die vroeger krijgskunsten beoefenden (hij zelf ook) zijn nu karaoke-baas of chef van de brandweer en hebben opgeblazen gezichten en bierbuiken. En door hen te portretteren zoals ze zijn – Shu Jun bijvoorbeeld, apetrots met zijn mollige zoontje – schildert hij hoe ze niet meer zijn wat ze waren, de herinnering aan een verleden dat weg is. Geen prettig verleden, hedendaagse geschiedenis in China is geen leuk vak, maar wel het hunne.

Geheugen is vaak een probleem in China. Veel mensen zouden alleen slechte herinneringen hebben als ze die bewaard hadden. Van veel voorbije passages moedigt het regime zelf niet aan ze te onthouden. Bovendien, waar zou dat verleden beginnen? Bij Mao? Vóór Mao? Bij de Culturele Revolutie of in juni 1989? Of toen de dictatuur van de politiek vervangen werd door de dictatuur van de economie? Wat zul je onthouden, in zo’n situatie? Je eigen verhaal dan maar. Je geboortehuisje misschien. Objectief. ‘Omdat in het soort samenleving waarin ik opgroeide, objectiviteit en waarheid de kostbaarste dingen waren, maar ook wat het moeilijkst te bereiken was,’ zei Liu Xiaodong in een interview. ‘Objectiviteit en waarheid zijn ongelooflijk zeldzaam.’

Dat is nog niet hetzelfde als geheugen. Dat is immers ook niet exact, en het is efemeer. Zoals Xiao Dou, met haar rode minijurk geschilderd bij het biljart. ‘Xiao Dou kan niet biljarten,’ staat in het dagboek, ‘en ze is 46, maar ze heeft nog steeds haar fantastische figuur.’ Een beetje waarheid, een beetje objectiviteit – et les copains d’abord.

Want geheugen is ook identiteit en een plaats om naartoe te gaan. ‘Het feit dat zij (de vrienden) er zijn stelt mijn hart gerust,’ zo eindigt het dagboek, ‘en herinnert me eraan dat ik niet zo’n stadsfiguur ben die totaal geen plek heeft die hij thuis kan noemen. Deze keer heb ik ook veel tijd doorgebracht met mijn ouders, en een glimp opgevangen van hoe ik zal zijn als ik oud word.’

Sus van Elzen.
Peking, 30 december 2010.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content