Leven en werken van Frank Vandenbroucke
Frank Vandenbroucke verlaat dus de politiek. Dat is wellicht goed nieuws voor hemzelf, maar een slechte tijding voor het politieke bedrijf. Walter Pauli maakte een portret van een man met een missie, een politicus met een project.
Frank Vandenbroucke verlaat dus de politiek. Dat is wellicht goed nieuws voor hemzelf, maar een slechte tijding voor het politieke bedrijf. Vandenbroucke was een man van ongewone kwaliteiten, en tegelijk met een paar opvallende gebreken. Een portret.
Er was weinig in de eerste jaren van het leven van Frank Vandenbroucke dat wees op een carrière in de Socialistische Partij (SP). Hij komt uit een katholiek Leuvens nest met West-Vlaamse roots (via een grootmoeder is hij verwant met Cyriel Van Hauwaert, de legendarische flandrien die begin vorige eeuw nog voor de Eerste Wereldoorlog Bordeaux-Parijs, Parijs-Roubaix en Milaan-Sanremo won).
Zijn vader, Jozuë Vandenbroucke, een Vlaamsgezinde arts, hoorde tot de kopstukken die in de jaren zestig pleitten voor de splitsing van de Leuvense universiteit. Tegelijk pionierde vader Vandenbroucke ook in de eerstelijnsgeneeskunde. Vlaamsgezind en sociaal, zij het in omgekeerde volgorde, zouden twee kenmerken van zijn zoon worden.
Briljante en tegelijk rebelse leerling
Al zag het daar niet meteen naar uit. Frank Vandenbroucke was tegelijk een briljant als bijzonder rebelse leerling. Sign of the times in de vroege jaren zeventig, waar hij met zijn lange haren op het Sint-Pieterscollege het gezicht van de contestatie werd. Niet alleen daar. Hij verzette zich fel tegen urbanistieke projecten van een ijverige Leuvense schepen en zette daar op buurtcomités en actiegroepen tegen op. Zo leerde Frank Vandenbroucke meteen zijn tegenstander kennen: Louis Tobback.
Radicaal, niet extremistisch
Ze hebben elkaar nog een tijd ontlopen. Vandenbroucke ging in Leuven economie studeren, zette die studie verder in Cambridge. Intussen omarmde hij het marxisme, en belandde in het nationale bestuur van de Trotskistische partij, de Radicale Arbeiders Liga (RAL). Radicaal waren ze zeker, maar deze splinterpartij een ‘Liga’ noemen is haar minstens één klasse te hoog inschatten. Vandenbroucke zag dat ook wel in: hij was toen al ambitieus, radicaal in zijn denken (en het halen van zijn gelijk), maar radicaal werd steeds minder extremistisch.
In de jaren tachtig was de SP in de oppositie geraakt, en ondanks verwoede pogingen om daaruit te komen, lukte dat slecht. Maar de partij gebruikte haar tijd nuttig. Karel Van Miert bespeelde in die laatste jaren van de Koude Oorlog met veel kunde het buitenlandse thema (raketten, Zaïre), waardoor de SP afstand nam van haar biefstuksocialistische imago. En Louis Tobback was bekend – berucht – als orator op de parlementaire tribune.
Het echte belang van die laatste lag in de uitbouw van de studiedienst Sevi, waar hij knappe koppen verzamelde. Een partijkaart was geen vereiste (die volgde meestal toch wel). Ondermeer Johan Vande Lanotte werd toen aangetrokken, Rik Coolsaet, alsook Frank Vandenbroucke.
Vandenbroucke, de studax
Er waren twee Vandenbrouckes. Intern was er de studax, die boeken schreef waarin hij zich profileerde als een nieuwe Hendrik De Man. De Man was de legendarische professor-politicus die, voordat hij in de nieuwe orde sukkelde, in de jaren dertig de Belgische Werkliedenpartij niet alleen een ‘Plan’ aanpraatte om de crisis te lijf te gaan, maar ook een ethisch socialisme voorstond.
Al in 1981 bepleit hij ‘een socialistisch alternatief’, waar hij waarschuwt dat veel politieke keuzes ook onaangename consequenties hebben, en dat partij en vakbeweging ook die aan de bevolking moeten uitleggen, en verdedigen. Op dat ogenblik is Vandenbroucke nog maar 27.
Naar buiten toe heeft Vandenbroucke allerminst de reputatie van ‘beheerssocialist’. Dat komt ondermeer door de kiescampagne van 1987, waar hij de jonge reclameman Wim Schamp onder de arm neemt. Die lanceert hem in 1985 met een voor die tijd bijzonder hippe campagne, ‘Franky goes to Brussels’. Vandenbroucke wordt verkozen, en vrienden houden vol dat ze hem die verkiezingsnacht zowat de enige keer in zijn leven stomdronken hebben gezien.
33 en voorzitter van de SP
Vandenbroucke is een verstandig en scherp debater, en komt op BRT-programma’s als ‘Confrontatie’ ook goed als jonge criticus van het rooms-blauwe herstelbeleid. Bij de SP maakt het gremium dat de partij in handen heeft, grote plannen voor het jonge talent. Karel Van Miert wil na tien jaar voorzitterschap weg – hij lonkt naar de Europese Commissie – en de aangewezen man om hem als vooriztter op te volgen is Louis Tobback.
Uiteindelijk beslist men in 1988 om Tobback toch naar de nieuwe regering-Martens te sturen, en het partijvoorzitterschap over te laten aan de belofte uit Leuven. Op zijn 33ste is Frank Vandenbroucke voorzitter van een belangrijke regeringspartij.
Meer dan veel andere socialisten beseft Vandenbroucke al dat zijn politieke familie een probleem is. Hij komt op het voorplan in het jaar dat in december de Berlijnse Muur zou vallen, het wereldbeeld van veel mensen zou kantelen en de term ‘socialisme’ veel van zijn oude aantrekkingskracht verloor. En, fundamenteler nog, dat de keuze voor de collectieve aanpak van maatschappelijke problemen, veel minder evident was dan voordien.
Oppositiejaren
In de oppositiejaren was het veilig schieten op het ‘neo-liberale’ herstelbeleid, en buitenlandse voorbeelden als het Thatcherisme en de Reaganomics werden door SP en ABVV graag en handig gebruikt om het individualistische model in diskrediet te brengen. Maar, ondanks een retour du coeur die zusterpartij PS bepleitte, zag de toekomst er niet rooskleurig uit, laat staan roodkleurig.
Het zou snel duidelijk worden dat België zou moeten inleveren, vanaf 1992 en het Verdrag van Maastricht zelfs imperatief, om de nog op te richten ‘Euro’ te halen. Welk verhaal moesten de socialisten in die context vertellen.
Vandenbroucke begon eraan, met de voortvarendheid van een jonge dertiger. Hij betaalde leergeld, maar zijn partij dus ook. Socialistische symbolen als ‘de vuist met de roos’ vond hij oubollig en wilde hij afstoffen, maar de wat wuftere hand met een sierroosje, waar hij mee uitpakte, is door de basis nooit aanvaard als partijsymbool. Die kleine anekdote is een oppervlakkige illustratie van een diepere interne twist. Vandenbroucke wilde vooruit, de partijdeuren openzetten, andere mensen aantrekken, en een deel van de basis ging op de rem staan.
Dat is een understatement voor sabotage. Het kan vreemd klinken voor een partij die werkt aan een samenleving’ zonder rang of stand’, maar in het geval van Vandenbroucke werd zijn afkomst een reden om hem belachelijk te maken. ‘Broekske uit Leuven’, een ‘kaloot’ nog wel.
Toen hij op uitnodiging van het Davidsfonds zijn nieuwe denken neerschreef in een boekje ‘Over dromen en mensen’, was dat voor sommige aartsprogressieven één brug te ver. Speciaal voor de eigen achterban moest er een overdruk komen met het logo van ‘Socialistische Standpunten’, dat men toch maar geen boekje van het Davidsfonds, zo Vlaams en katholiek, moest aanraken.
Strijd om de macht
Dat lijkt petite histoire, maar het was wel degelijk een strijd om de macht. Frank Vandenbroucke werd intern alsmaar minder op handen gedragen. Hij werkte een deel van de oude garde buiten (ook om zo nieuwe inzichten en een nieuwe stijl te kunnen introduceren) en wilde de macht van de federaties beperken, en dat wilde in die federaties ongeveer niemand.
Hij stootte in die tijd ook op een zwarte kas, en zijn bevel ‘verbrand dat geld’ zou hem later politiek de das omdoen. Niet alleen doordat ‘Knack’ dat nieuws naar buiten bracht, maar vooral omdat een Gents links-vrijzinnig advocaat en toen als links en vrijzinnig geboekstaafd journalist inspireerde om op een persconferentie een fatale vraag te stellen: ‘Wist u niet dat het verbranden van geld onwettig is?’
Maar dat is vooruit lopen op de geschiedenis. Vandenbroucke werkte fanatiek door aan partijvernieuwing, maar dat lukte dus maar half. De regering-Martens eindigde in chaos, met PS-dreigementen van ‘institutionele atoombom’, en die kwamen na affaires als die van Whalid Khaled (een Palestijns terrorist die vrijelijk rondloopt op de Grote Markt, nog wel met een visum dat hem wetens en willens overhandigd was door Belgische diplomatieke diensten), waar ministers Eyskens en Tobback verbaal slaags geraken, en die laatste niet onterecht stelde: “Dit is een apenland.”
‘Zwarte Zondag’
Bij de verkiezingen van 1991 stuurde de kiezer de rekening van dat ‘apenland’ door naar de regenten ervan. In een stembusgang die bekend werd als ‘Zwarte Zondag’, waren Vlaams Blok en Agalev (nu Vlaams Belang en Groen!) de grote winnaars, plus Rossem, een zootje ongeregeld rond Jean-Pierre Van Rossem, die op dat ogenblik zelf in de gevangenis zat.
De PVV (nu Open VLD) won ook wat, maar de grote verliezers waren CVP (nu CD&V) en SP (nu SP.A): de christen-democraten zakten voor het eerst onder de grens van de dertig procent, de socialisten onder die van twintig. Voorzitter Vandenbroucke was voor zijn eerste grote electorale examen gebuisd.
Dat lag natuurlijk minstens zo veel aan de politieke en maatschappelijke context dan aan hemzelf, maar het begon toch te dagen dat zijn grootste talent niet het bespelen van de kiezer was. En het wordt in de meeste politieke overzichten over het hoofd gezien, maar in die jaren werd VTM gesticht. De komst van de commerciële zender zou na enige tijd ook de nieuwsgaring van de publieke omroep diepgaand beïnvloeden en veranderen, en nadien in cascade ook die van kranten en tijdschriften. Ook politici met serieux moesten meer dan ooit zien hoe zich te verkopen.
Na voor de SP succesvolle gemeenteraadsverkiezingen van 1994 voerde de partijtop een grote ‘rocade’ door. Louis Tobback werd voorzitter, Frank Vandenbroucke minister van buitenlandse zaken (hij verving Willy Claes, die als secretaris-generaal naar de Navo vertrok), en Johan Vande Lanotte promoveerde tot minister van binnenlandse zaken.
Ook al was het in de tijd van Dehaene I niet gemakkelijk aan politiek doen, vooral door de scherpe inleveringen en de strakke budgettaire lijn die werd aangehouden, toch zagen de Vlaamse socialisten de toekomst hoopvol toe. De liberalen werden namelijk in de oppositie gehouden, en dat was al heel wat.
Op zoek naar een nieuwe plaats: sabbatical leave
Frank Vandenbroucke zocht een nieuwe plaats. Het werd steeds duidelijker dat hij, de man die zo vaak gelijk had, moeite had om ook gelijk te krijgen. Dat wil zeggen: anderen overtuigen. Hij haalde een verpletterende overwinning in Scherpenheuvel-Zichem, maar was zo zelfverzekerd (zeg maar arrogant) bij het onderhandelen dat de andere partijen zonder hem een bestuursakkoord maakten, en de mega-winnaar toch in de oppositie belandde.
Toen een jaar later de Agusta-affaire etterde en overwaaide van de PS tot bij de SP, heeft Vandenbroucke gedaan wat hij meende te moeten doen. Hij heeft het gerecht zelf ingelicht over toestanden die hij aantrof, ondermeer de kluis met niet-geboekt geld. Een paar dagen later nam hij ontslag op buitenlandse zaken, en sprak Tobback van ‘het einde van een politieke generatie’.
Vandenbroucke besefte dat hij maar beter de luwte opzocht. Hij trok op sabbatical leave naar Oxford, juist in de periode dat Tony Blair Labour veranderde tot New Labour, de ‘Derde Weg’ propageerde en, niet onbelangrijk, voor het eerst in jaren de Conservatives kon verslaan in de verkiezingen. Vandenbroucke was geen slaafs adept van die Derde Weg, maar hij vond er wel enige inspiratie voor wat later ‘de actieve welvaartstaat’ zou heten.
Later, dat wil zeggen, na weer een forse verkiezingsnederlaag in 1999. De dioxinecrisis was de oorzaak, maar er was meer aan de hand, ook bij de SP. Die partij betaalde met vertraging de prijs voor Agusta, en als partij was er weinig verhaal bij nieuwe maatschappelijke evoluties, zeker niet als die op scherp werden gezet bij crisissen als de Witte Mars en de affaire-Dutroux.
‘De Teletubbies’
Soms kan een nederlaag kansen bieden. Een nieuwe generatie nam de SP over en maakte er SP.A van: reclameman Patrick Janssens werd voorzitter, Steve Stevaert het nieuwe boegbeeld, Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke waren de sterkhouders in de federale regering.
Bij het grote publiek blijft die paarse periode hangen als die van het ‘gratis-verhaal’ van Stevaert, maar ook de rol van een Vandenbroucke of Vande Lanotte was essentieel. Vande Lanotte werd zelfs door oppositieparlementslid Herman Van Rompuy geprezen om zijn ‘zilverfonds’ (de intenties waren ok, de invulling bleef later fors in gebreke), en Vandenbroucke zorgde met ingrepen als de maximumfactuur voor een merkbare innovatie in de organisatie de gezondheidszorg. Het waren dit soort ingrepen die het nieuwe SP.A-verhaal legitimeerden voor een steeds bredere basis.
Vandenbroucke liet zich mee verkopen als een van de ‘Teletubbies’, een wat infantiele naam van wat in vroegere decennia ook al bestond en toen ‘De Bende van Vier’ (of Vijf) heette: de socialistische sterkhouders die, los van partijbureau en andere structuren, onder elkaar de lijn van de partij bepaalden. Kort voor de verkiezingen van 2003 zou daar Freya Van den Bossche bijkomen, maar dat was eigenlijk een puur electorale operatie.
Dat vrolijke clubje vertoonde intern steeds meer scheuren. Patrick Janssens voelde ook wel dat hij in de schaduw stond van de nieuwe sterke man, Steve Stevaert, en koos voor het Antwerpse burgemeesterschap, nadat ondermeer door zijn opstelling Leona Detiège was gevallen in de Visa-affaire. Vande Lanotte en zeker Vandenbroucke werden kritischer en kritischer tegen het ‘gratis’-verhaal, en vooral tegen de manier hoe het werd verkocht.
Vandenbroucke vond dat met ‘gratis’ uiterst selectief moest worden omgesprongen: ja tegen (redelijk) gratis reguliere tandverzorging voor kinderen tot twaalf, maar neen tegen gratis theatertickets, gratis friet voor studenten, gratis condooms op festivals, gratis spaarlampen en gratis dit en dat: we verzinnen het niet, dat waren allemaal ideeën die in die jaren de pers haalden, toffe ideetjes van zichzelf uitermate tof beschouwende Vlaamse socialisten.
De speeltijd is voorbij
Hij begon de rol van Cassandra te spelen: wellicht ook als middel om voor zijn opvattingen een podium te zoeken, maar toch vooral omdat hij het echt meende. Eerst samen met Johan Vande Lanotte, een bijzonder scherpe Vrije Tribune, vervolgens alleen, uitgerekend op het moment dat Steve Stevaert op reis was naar Cuba. De bottomline was steeds dezelfde: de speeltijd is voorbij. Tijd voor ernstig werk, voor een moeilijker verhaal naar de kiezer vooral.
En zo groeiden de partijen uit elkaar, binnen de socialistische partij. Vandenbroucke werkte door, op zijn manier. Voortvarend, maar ook energiek. Zijn reputatie dat hij hard werkte klopte met de werkelijkheid. Journalisten konden hun lach amper bedwingen toen hij bij een persconferentie, voor één keer met maaltijd (het waren de meer copieuze eters van de Socialistische Mutualiteit die voor de organisatie tekenden), zijn kabinetsmedewerkers aanmaande: “Neem vis. Dat is sneller gaar, en kunnen we sneller terug aan het werk.”
Maar hij bouwde zijn eigen netwerk uit: hij had uitstekende contacten met de betere ambtenaren, ook al hadden die niet ‘zijn’ kleur, met werkgevers als Unizo-baas Karel Van Eetvelt, met de top van het katholiek onderwijs (‘de Guimardstraat’) toen hij Vlaams minister van onderwijs was, en vooral in de academische wereld – dat laatste netwerk stopte niet aan de landsgrens.
In Nederland maakte hij indruk bij een lezing voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, war resulteerde in een tekst waarin hij zijn doelstellingen grondig verwoordde: “Naar een nieuwe sociale investeringsagenda’. Dat lag dan weer niet goed bij partijleden. “Frank krijgt vooral applaus van mensen die nooit voor de SP.A zullen stemmen.” Daar was iets van. En zoals vaak is als twee partners van elkaar vervreemden, ligt de schuld nooit exact in het midden, maar zoeken beiden best bij zichzelf naar hun verantwoordelijkheid in die breuk.
Want Vandenbroucke kreeg steeds duidelijker tegenwind. Na de verkiezingen van 2003 verteerde de PS hem niet meer, eerst niet op Sociale Zaken, nadien ook niet op Arbeid. Zijn hervormingen werden afgedaan als ‘anti-Waalse besparingen’, en men had zeker geen oor voor zijn steeds luider pleidooi voor ‘een sociale staatshervorming’. Vandenbroucke waarschuwde ervoor dat, als we de sociale verzorgingsstaat betaalbaar moeten houden, substantiële delen ervan naar de deelstaten zullen moeten, dit om het failliet van de federale staat te vermijden, en het dan onvermijdelijke over kop gaan van de sociale zekerheid.
Vlaamse regering
In 2004 koos hij voor de Vlaamse regering. Als er al commentaar op het optreden van Vandenbroucke kwam vanuit het socialistische hoofdkwartier, was dat negatief. Men vond hem een egoïst: pleiten voor beduidend meer middelen voor sociale zaken toen hijzelf minister van sociale zaken was (vandaar dat fameuze groeipad in de gezondheidszorg), en op het ogenblik dat hij naar Vlaanderen verhuist, vrije tribunes schrijven waarin hij bepleit dat dit groeipad naar beneden moet. Men vond hem dit en dat. Maar goed was het nooit.
Anderzijds ging Vandenbroucke ook zonder veel omkijken door. Toen de SP.A-fractie in de Vlaamse regering op een bepaald ogenblik de forcing wilde voeren tegen een christen-democratisch minister, liet Vandenbroucke die collega weten: ‘Maak u maar geen zorgen’. De fractie terug haar mand in. Met Steve Stevaert werden de relaties zelfs zuur. Het stak Stevaert dat Vandenbroucke zo veel complimenten kreeg, dat de politieke commentaar bijwijlen hagiografische trekjes kreeg, terwijl zijn optreden soms haaks stond op de partijlijn. Dat gevoel van onbehagen werd groter.
En Frank Vandenbroucke werd zeker niet tegen zichzelf beschermd. Dat komt door een andere ontwikkeling binnen de SP.A. Ooit waren de Vlaamse socialisten berucht om hun partijtucht. Die brokkelde volledig af. Het werd een belangenclub: in Antwerpen deed Patrick Janssens zijn ding, Johan Vande Lanotte deed in de federale regering precies wat hij wilde (en in Oostende, en nadien als voorziter, ook al stond zijn lijn soms haaks op die van zijn voorganger), Limburg dopte vanzelfsprekend zijn boontjes liefst zelfs, en liefst zonder pottekijkers van buiten.
En dus kon ook Frank Vandenbroucke zijn gang gaan. Hard werkend, geïnspireerd door wat hij zag en vond dat juist en goed was. En hij zou zeker geen rekening houden met een partij waarvan een aantal ontwikkelingen hem steeds minder zinden. En de partij lustte hem ook minder.
Dat kwam ook door brutaal en eigengereid optreden intern: Vandenbroucke was er de man niet naar om zich de kaas van het brood te laten eten. Met partijvoorzitter Caroline Gennez daalden de verhoudingen tot onder het vriespunt. Toen Gennez hem na de Vlaamse verkiezingen niet meer in de Vlaamse regering loodste, was dat evenwel een beslissing die op ruime consensus kon rekening bij ’the powers that be’ in de SP.A. De manier waarop ze dat deed, was zonder stijl.
De mail van Bartheld Schutyzer
Er zat zelfs een schofterige kant aan, zo bleek toen de beruchte mail van Bartheld Schutyzer uitlekte. De denigrerende toon waarop een buitenstaander een monument als Vandenbroucke bejegende (maar ook andere partijgenoten), zei alles waarom deze SP.A zo moeilijk aansloeg bij het grote publiek. Men was niet integer en sprak met dubbele tong. Mensen – kiezers, maar ook leden – hoeven niet alle finesses te weten om dat spontaan aan te voelen.
Bert Anciaux werd bijvoorbeeld binnengehaald in een operatie waarbij het halve partijbureau werd voorgelogen, of minstens in de doeken gedaan. Dat leidde dan tot overdreven zelfbeklag en openlijke ruzie, en niemand die dat in de hand kon houden. De operatie waarmee Frank Vandenbroucke werd kaltgestellt, werd mee geregisseerd door een brutaal vriendje van de voorzitter. Met als pikant detail dat de man een topadvocaat, ondermeer gespecialiseerd in Publiek-Private Samenwerkingsakkoorden.
Dus een advocaat die negotieert met de overheid, is in staat een welbepaalde topminister (die dus ook weegt op de akkoorden die hij onderhandeld) te helpen wegmaneuvreren. Hoe dat allemaal deontologisch te rijmen viel, was een vraag die de SP.A-top zich even niet stelde. Schutyzer zelf trouwens evenmin.
Vandenbroucke sprak van “een kwetsuur die moest helen”, en dat is zoveel zeggen dat Gennez hem mateloos gekwetst heeft. Ministers als Ingrid Lieten (ter vervanging van de even onbarmhartig gedumpte Peter Vanvelthoven), Pascal Smet en Freya Van den Bossche (tot haar verbazing werd ook Kathleen Van Brempt geloosd) moesten de socialistische aanwezigheid in de Vlaamse regering veel beter tot hun recht doen komen.
Lijstduwer voor de Senaat
Naar buiten toe stelde Vandenbroucke zich loyaal op, al verrieden sommige tv-beelden (zijn eerste aanwezigheid in het Vlaams Parlement, achteraan de sp.a-banken) dat hij zich ongemakkelijk voelde. Hij werd lijstduwer voor de senaat, een eerste rehabilitatie, deed het (zeer) goed bij de kiezer, en kwam terug in het onderhandelingsteam van zijn partij toen men zag dat men extra brains voor de staatshervorming kon gebruiken.
Maar ook daar liep het fout. Een mail van Vandenbroucke die toevallig bij een N-VA’er terecht kwam, al dan niet vanuit de eigen partij gelekt, voedde bij een aantal andere SP.A’ers wantrouwen tegen hem. Een wantrouwen dat onterecht bleek toen uitgerekend N-VA- een niet verstandige telefoon van Vandenbroucke op de trein opving en daar heisa van maakte. Vandenbroucke trok zijn conclusies en stapte op. Voorgoed, zo zou blijken.
Nieuwe uitdagingen
Hij is geen man om in de marge te priegelen, of in de senaat te beschimmelen. Hij laadt zich de laatste maanden vooral op met wetenschappelijk werk en academische discussies. Aan de Leuvense Universiteit, samen met Bea Cantillon in Antwerpen, en hij was zeer verguld toen hem als eerste buitenlander de Joop Den Uyl-Leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam werd aangeboden. Ook in Oxford wordt naar hem geluisterd. Het is een uitweg met meer kansen dan de politiek hem nog kan bieden.
Vandenbroucke is namelijk geen altruïst pur sang. Een man die een kwarteeuw aan de top van de politiek meedraait, hoeft men niets wijs te maken. Zijn provinciegenoot Bruno Tobback is de nieuwe partijvoorzitter, dat betekent dat ook in eigen regio de hiërarchie gewijzigd is.
De kans dat een kleine federatie als Vlaams-Brabant én de partijvoorzitter én een belangrijk minister mag leveren, is zo goed als onbestaande. Dan liever de eer aan zichzelf houden, dan te horen moeten krijgen ‘dat er jammer genoeg geen plaats is’.
Politicus van een zeldzaam kaliber
Bruno Tobback heeft hem vol loftuitingen uitgezwaaid, en zegt dat Vandenbroucke altijd welkom is voor advies. Als er dan nog eens naar geluisterd en op verstandige manier naar gehandeld wordt, is de oudere Vandenbroucke niet helemaal verloren voor de politiek.
Want wat men ook op hem aan te merken had en heeft, en vaak niet eens onterecht, Frank Vandenbroucke was een politicus van een zeldzaam kaliber. Een man met een overtuiging: niet klassiek ideologisch of levensbeschouwelijk, maar maatschappelijk. Hij droomt van een betere en meer rechtvaardige samenleving, hij vindt dat de solidariteit die we samen moeten opbrengen ook betekent dat iedereen daarvoor inspanningen moet leveren, en dat was de drive voor zijn denken en handelen.
Op zijn manier was hij een missionaris van zijn eigen geloof, een beetje prekerig soms, zich wat heiliger voortdoend dan hij zelf was, maar toch en vooral: a man with a mission, een politicus met een project.
Walter Pauli
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier