Mark Van de Voorde
Kwaad, de donkere kant van onszelf
Het kwaad van een ander confronteert ons met de donkere kant van onszelf: ‘Ze zouden die vrouw levend moeten villen…’
Een vrouw in een vechtscheiding heeft onlangs haar kind vermoord en in stukken gesneden. Naar een ander moord van een moeder op haar kinderen werd zopas een film gemaakt. Die gruwelijke verhalen zijn uiterst uitzonderlijk, maar ze confronteren ons wel met het onopgeloste mysterie van het kwaad.
We kunnen er niet bij dat mensen zoiets doen. Niet alleen omdat zo’n daad ook zelfdestructie is (de vrouw in vechtscheiding is haar kind voor altijd kwijt én heeft ook haar eigen leven voor altijd vernield). Maar vooral omdat je toch nooit je eigen kinderen kwaad wilt aandoen. Zo’n daad is dus irrationeel en immoreel tegelijk.
Dat is precies het eigene van het kwaad ten gronde: het is irrationeel en immoreel. Hoezeer we ook proberen het kwaad rationeel te verklaren door te zoeken naar oorzaken (liefst extern, buiten de dader) of naar defecten in het brein van de dader, toch blijft het mysterie onopgelost.
Eigenlijk confronteert het kwaad van een ander ons met de donkere kant van onszelf. Dat werd beangstigend bevestigd door reacties die mensen op diverse internetfora postten naar aanleiding van de jongste infanticide. Onder andere: “…ze zouden die vrouw levend moeten villen…” Mensen willen dus die gruwel beantwoord zien door gelijkaardige gruwel.
Waar ze van gruwen, zouden ze dus zelf willen ondernemen (of laten ondernemen). In het diepste van hun hart zijn ze geen haar beter, ook al denken ze van elk kwaad te zijn gespeend. Het kwaad zit in ons, verborgen in een duister hoekje van ons onderbewustzijn (dat is wat het christendom de erfzonde noemt). Tot het uitbreekt als een tijger die een gat in zijn kooi ziet. Het gat in de kooi dat de waarden en de normen om heen hebben gebouwd, is woede. Irrationeel.
Hoe vaak hebben we gedacht dat we het kwaad konden beheersen? Heel vaak, telkens weer. Elke keer als de samenleving in rep en roer staat, breekt de tijger van het kwaad uit. Deftige burgers blijken in een oorlog gemene geweldplegers te kunnen worden. Ze wisten het ook niet van zichzelf.
Dat in elk van ons, hoe welopgevoed en deftig ook, kwaad zit dat uitbreekt als het daartoe de gelegenheid krijgt, werd in 1971 bewezen door het beruchte Stanford Prison Experiment. Het experiment waarbij 24 intelligente en rationele studenten gedetineerden en bewakers speelden, moest worden stilgelegd wegens te brutaal.
Sinds enige tijd hebben we niet alleen gedacht het kwaad te kunnen beheersen, maar waren we er ook van overtuigd dat het kwaad niet langer bestond. Helaas, de redelijkheid die weliswaar een dichtere buur is van het goede dan van het kwade, verstomt bijwijlen. Het kwaad bestaat nog steeds. Het is niet omdat we het ontkennen, dat het ook verdwijnt.
De ontkenning van het kwade in de mens vindt haar oorsprong in onze onmacht tegenover het reëel bestaande kwaad en in de weigering van de zogenaamd rationele mens om het mysterie van het kwaad te aanvaarden. We aanvaarden immers niet dat ook in ons kwaad schuilt.
Ook nu weer bij het nieuws van die vrouw die haar kind vermoordde en in stukken sneed. En dus vragen de media aan specialisten – psychologen, sociologen, criminologen – naar een verklaring voor wat is gebeurd. Maar, zoals psychiater Dirk De Wachter op de radio zei, is dat niet rationeel te verklaren.
Waarom toch een rationele verklaring willen? Om onszelf vrij te pleiten van elke neiging tot het boze. Is de gruwel verklaard, heeft het kwaad een naam gekregen – Hitler, Mao, Stalin, Ben Laden of die vrouw – dan staat het mijlen van ons af. Als het kwaad toevertrouwd kan worden aan ‘monsters’ die we van alle menselijkheid kunnen ontdoen, dan zijn wij vrij van kwaad.
Maar, zoals Hannah Arendt al schreef, waren ook Hitler en zijn trawanten ‘mensen’. We hadden het toch zo graag anders gewild. Maar het kwaad is ‘banaal’, zoals Arendt zei. En dus is het tegelijk groter dan elke verklaring.
Alleen een spirituele benadering van het kwaad laat ons toe om het te zien in zijn volle breedte en omvang. Dan pas kunnen we ook het gevaar onderkennen van het ‘gekooide kwaad’ in ons. Alleen wie bereid is het mysterie van het kwaad spiritueel te benaderen, kan ook dat andere mysterie benaderen: het mysterie van de goedheid.
Iets bestaat maar, omdat het tegendeel bestaat. Er is kwaad omdat het goede bestaat; en goedheid is slechts mogelijk als we het kwade durven erkennen. Ook bij onszelf. Daarom beweert het christendom dat het kwaad niet het laatste woord heeft.
Mark Van de Voorde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier