Kunstschilder Ben Sledsens start op 29e aan derde solotentoonstelling: ‘Ik was fan van Gust Flater’
Zijn werk is kleurrijk, groots en sprookjesachtig. Zijn nog jonge carrière al evenzeer, met dank aan Tim Van Laere, Rinus Van de Velde en… Elton John. Maak kennis met Ben Sledsens, nog altijd maar 29 en nu al een van Belgiës hipste, meest gevraagde kunstschilders.
Ik wil een utopische wereld creëren. Zeker in deze tijden is daar behoefte aan. Daarom hou ik niet van zware, sombere, conceptuele kunst. Zo sta ik niet in het leven. Mensen zeggen me vaak dat ze vrolijk worden als ze naar mijn schilderijen kijken, en dat lijkt me een van de mooiste complimenten die je als kunstenaar kunt krijgen.’ Aan het woord is Ben Sledsens, die met terechte trots maar aardse nuchterheid zijn idyllische schilderij Girl in the Hammock aanschouwt. Dat is een van de 22 nieuwe werken die hij vanaf 3 september tentoonstelt in de Antwerpse Tim Van Laere Gallery. De nog altijd maar 29-jarige schilder is daar al aan zijn derde solo-expositie toe. Wie het dromerige doek met zijn levendige kleuren, dynamische vormen en dampende natuur straks in zijn woonkamer hoopt te hangen, is er aan voor de moeite. Alle werken werden op voorhand al verkocht, aan privécollectioneurs uit acht landen. Twee schilderijen gingen naar niemand minder dan superster sir Elton John, die niet alleen oog heeft voor zotte zonnebrillen, maar ook voor jong kunsttalent.
Ja, ik weet dat Elton John twee werken van me gekocht heeft. Maar ik weiger daar mee bezig te zijn.
Ondanks zijn leeftijd is Sledsens al een paar jaar de status van grote, Belgische schilderbelofte ontgroeid. Het resulteerde in een internationale wachtlijst die hij nauwelijks kan bijhouden. Voor zover hij dat al zou willen. ‘Ik maak zo’n 15 schilderijen per jaar’, zegt hij, terwijl hij op sneakers en met baseballpet door ‘zijn’ galerie struint. Het kolderieke The Devil in a Suit wordt daar net opgehangen, waarin een man buitenbeeld een zwaardgevecht houdt met de duivel in maatpak. ’15 is weinig voor een hedendaagse kunstenaar, maar ik ben trots op mijn traagheid. Ik heb tijd nodig om goede werken te maken. Minstens een maand. Soms langer. Aangezien ze al doende vorm krijgen en zo groot zijn. Als er daardoor schaarste ontstaat: so be it. Des te beter voor wie wel een werk kan kopen. Met de zakelijke kant wil ik me zo weinig mogelijk bezig houden. Daar heb ik Tim voor. En gelukkig maar, want ik wil vrij zijn in mijn hoofd. Ik wil vrij zijn om me volledig te wijden aan datgene wat ik het liefste doe: schilderen.’
Naar een verklaring voor Sledsens’ succes en blitzcarrière hoef je niet lang te zoeken. Niet alleen kwam hij al in 2015 op de radar van galerist Tim Van Laere, toen hij nog maar net was afgestudeerd aan de academie van Antwerpen. Sledsens maakt ook werken die direct binnenkomen, en waar de lust for life in dikke geuten van afdruipt. Het zijn doeken die een escapistisch verhaal vertellen, met heldere kleuren, herkenbare motieven en archetypische figuren, en waar je niet naast kunt kijken. Ook letterlijk niet: met hun epische formaten van twee meter bij twee. Of zelfs meer, zoals het bucolische Morning Encounter, een drieluik waarin een passant een badende deerne gadeslaat in een vijver die evengoed aan Claude Monets verbeelding had kunnen ontspruiten.
Het zijn beelden die ingebed zijn in de kunstgeschiedenis, die oud en nieuw, hoog en laag, acryl- en olieverf met sprekend gemak lijken te verenigen. Maar dan zonder er een postmoderne potpourri van te maken, of in epigonisme te vervallen. De natuur is alomtegenwoordig, met gedroomde beesten, bomen en bloemen, wat echo’s oproept aan de wondere wereld van Henri Rousseau, grondlegger van de naïeve schilderkunst. Maar ook andere oude meesters passeren op de achtergrond. Alsof ze discreet gedag komen zeggen zonder Sledsens’ tijdloze universum te willen verstoren, met zijn hedendaags uitgedoste houthakkers, wandelaars, boogschutters, freules en andere personages die uit een onbestemd sprookje geplukt lijken.
De bewondering voor Henri Matisse is zonneklaar, voor Pierre Bonnard en de Franse fauvisten van de late negentiende eeuw, voor hun speelse omgang met coloriet en vorm. Maar je herkent ook de invloed van Pieter Breughel. Je voelt het in de sfeerrijke, vaak in mist en mystiek gedrenkte landschappen. Maar ook in Sledsens’ vermogen om het oog van de toeschouwer door de compositie te leiden, zonder de coherentie van het geheel te verliezen. Neem bijvoorbeeld The Red Fox, waarin een vos je frontaal aankijkt, terwijl de flora om het listige beest in een mysterieuze, purperen gloed lijkt gedoopt. Of Magpie with the Pearl Earring waarin het felgele licht door het doek heen lijkt te priemen, terwijl een ekster zijn gepikte parel showt. Het zijn werken die schril afsteken tegen de meer in zichzelf gekeerde schilderijen van Luc Tuymans en Michael Borremans, met hun ingehouden kleuren, sombere sfeerschepping en unheimliche kwaliteit. Alsof Sledsens, als embleem van een nieuwe generatie Belgische schilders, zelfbewust maar zonder arrogantie andere wegen wil bewandelen.
‘Ik begin vaak bij een persoonlijke herinnering, of een beeld dat ik plots tegenkom, tijdens een wandeling of op vakantie’, legt Sledsens uit, terwijl hij met een penseel een paar ultieme toetsen aanbrengt aan enkele van zijn nieuwe werken, alsof hij zijn allerlaatste twijfels wil wegvegen. ‘Maar mijn voornaamste inspiratiebron is de kunstgeschiedenis. Foto’s, tekeningen, schilderijen: maakt niet uit, zolang het maar beelden zijn die een sterke eerste indruk maken, blijven hangen en waar een narratief in zit. Dat iets al gedaan is, vind ik geen argument. Alles is al gedaan. Het komt erop aan iets goed te doen. Dan kun je maar beter goed kijken naar de grote kunstenaars van vroeger, en een persoonlijke draai geven aan wat je van hen leert en steelt. Tradities zijn er om uit te putten en mee te spelen, toch? De kunstgeschiedenis is een speeltuin die nooit verveelt. Zeker niet voor mijn generatie, zoals je ook ziet in het werk van Kati Heck en Rinus Van de Velde.’
Die laatste heeft blijkbaar een cruciale rol in je carrière gespeeld.
Ben Sledsens: Rinus had op Facebook een flyer gezien van mijn allereerste, kleine expo in Antwerpen, en toonde die vervolgens aan Tim Van Laere. Die was meteen enthousiast, zeker toen hij ontdekte dat ik geen oude man was, zoals hij aanvankelijk dacht. Tim kwam langs, vond mijn werk goed en hij en Rinus kochten een werk van mij, zodat ik geld zou hebben om materiaal te kopen en een atelier te huren. Na een tijdje vroeg Tim of ik een expo bij hem wilde doen. Dat was ongelofelijk, want ik heb altijd bij hem willen exposeren – toen ik nog aan de academie zat, maakte ik er zelfs mopjes over tegen vrienden. Dus toen hij me belde, kon ik het zelf amper geloven. Ik ben met mijn gat in de boter gevallen. Ik ben rechtstreeks van de schoolbanken in een van Belgiës beste galeries beland, wat voor een jonge kunstenaar natuurlijk een droom is die werkelijkheid wordt.
Zorgt dat niet voor extra druk als je zo jong al op het hoogste niveau mag meespelen?
Sledsens: Van druk heb ik geen last. Ja, ik weet dat Elton John nu twee werken van me gekocht heeft. Ja, ik hoor weleens bedragen noemen. En ja, ik weet dat sommige mensen kwaad zijn omdat ze geen werk kunnen kopen, maar dat is Tims rayon. Ik weiger daarmee bezig te zijn. De enige druk komt van mezelf, om beter te worden, om goed werk te maken.
Hoe ziet een doordeweekse werkdag er voor je uit?
Sledsens: Ik zit van elf tot zeven in mijn atelier, hier even verderop. Spannend is dat niet, maar mensen werken, dus schilders ook. Ik heb die routine nodig. Ik schilder, ik kijk, ik stuur bij, en zo komen mijn schilderijen tot stand. Door te vertrekken vanuit een bepaald beeld, en daar vervolgens keihard aan te werken. Tot het goed zit, tot ik er vrede mee heb, tot het uitdrukt wat ik wil zeggen. Maar dan eerder op een intuïtieve dan op een intellectuele manier. Elk werk is de optelsom van ongelofelijk veel keuzes die je maakt. Elke kleur, elke toets. En aan elke keuze hangen consequenties vast
Hebben mensen dan een te geromantiseerd beeld van de kunstenaar?
Sledsens: Het is eenzaam werk. Je zit uren, dagen, weken alleen tussen vier muren. Je hoeft niet getormenteerd door het leven te gaan, en dat doe ik ook helemaal niet. Maar dat romantische idee van de eenzame kunstenaar in zijn atelier, dat klopt wel. Pas op: ik heb een lief en vrienden, en die geven me rust en feedback. Maar een kunstenaar staat constant in dialoog met zichzelf, en moet zichzelf continu ter discussie stellen. Twijfels voeden je, pushen je tot op de limiet en maken je beter. Je kunde evolueert ook trager dan je ambitie, wat frustrerend kan zijn. Je ziet de dingen sneller, maar je handen kunnen niet mee. Wat in je hoofd zit, is altijd beter dan wat op doek komt, omdat je nog niet alle skills hebt. Ik vind wel dat ik beter word. Technisch, maar ook inhoudelijk. Plus: ik ben nog jong. Ik geloof graag dat mijn beste werk nog moet komen.
Wanneer wist je: ik wil schilder worden?
Sledsens: Als kind wilde ik striptekenaar worden. Ik was fan van Gust Flater en Nero, en ik denk dat je die stripinvloeden ook kunt zien in mijn werk. Ik hou van figuren die iets cartoonesks hebben. En van beelden die een verhaal vertellen, maar dan zonder tekstballonnetjes. Schilderen en tekenen zit ook in de genen. Mijn beide opa’s zijn amateurschilders en mijn vader, die jurist is, tekende zijn notariële akten vaak vol met de meest fantastische figuurtjes – wat ik supercool vond.
Ik was geen goede leerling en ik ben een paar keer van middelbare school veranderd, maar toen ik in de kunsthumaniora terechtkwam, voelde ik dat ik mijn plaats gevonden had. Toen ik afstudeerde mocht ik naar de academie, en daar merkte ik dat ik echt goed was in schilderen. In klassieke dingen: stillevens, modellen, landschappen. Als je ergens goed in blijkt, wil je er ook beter in worden. Al was het maar om bevestiging te krijgen, zoals elke jonge gast naar bevestiging zoekt. Ik doe dat al schilderend.
Schilderde je daar meteen al grote, kleurrijke doeken vol fauna, flora en sprookjesachtige figuren?
Sledsens: Mijn werk was altijd al figuratief, maar aanvankelijk was het klassieker en serieuzer. Pas daarna werd het vrijer en speelser. Tijdens een klasuitstap in München zag ik een tentoonstelling van de Duitse schilder Georg Baselitz, die de meest zotte dingen deed met vormen, kleuren en figuren. Dat heeft me de ogen geopend. Niet dat ik hem wilde nadoen, want in tegenstelling tot Matisse en Rousseau is Baselitz totaal geen referentie voor mijn werk, maar hij leerde me dat ik moest schilderen zoals ik dat wilde, en niet zoals anderen wilden dat ik schilderde.
Je bent geboren en getogen in Antwerpen, waar niet meteen veel diepe wouden en exotische beesten te bespeuren vallen. Vanwaar je fascinatie voor de natuur?
Sledsens: We hebben in Antwerpen mooie bomen en parken, hoor. Ik wandel graag. Ik kampeer graag. Ik trek graag de natuur in. Het inspireert me op een instinctieve manier, want veel van bomen en planten ken ik eigenlijk niet. Misschien vloeit mijn fascinatie voor de natuur wel net voort uit het feit dat ik in een stad woon en werk. Mijn schilderijen hebben iets utopisch en escapistisch. Ik creëer een wereld waar ik zelf in zou willen wonen. De wandelaar met de knapzak die vaak in mijn doeken opduikt: dat ben ik. Maar dan op een ingebeelde manier, zoals al mijn figuren louter in mijn hoofd bestaan.
Dat is de reden waarom mijn werk zo veel mensen aanspreekt, denk ik. Ik heb niets tegen kunst die een boodschap wil uitdragen, die iets politieks wil zeggen, of abstract en conceptueel is. Ik kan dat appreciëren, maar daar is er al zo veel van en het is niet aan mij besteed. Geef mij maar een vijver vol lelies in plaats van de straffe statements. Ik wil werk maken dat je even aan de moderne maatschappij laat ontsnappen, dat je fantasie prikkelt op een spontane manier. In zekere zin is dat ook een statement. Schoonheid en puurheid als verzet. Al denk ik liever niet te veel over mijn werk na. Ik schilder gewoon. Op instinct en vol overgave.
En heb je daarbij een eindbestemming voor ogen?
Sledsens: Je hebt helden. En met hen wil je je meten, toch? Picasso, Matisse, Breughel, Monet. Maar ook een hedendaagse schilder als Tal R, die heel belangrijk voor me was op de academie. Er zijn in de kunstgeschiedenis zo veel mensen die zo goed waren dat je daar gewoon bij wilt horen. Mijn ultieme droom is de kunstgeschiedenis overleven. Daarvoor vecht je tot je sterft. Maar of me dat zal lukken, zal ik natuurlijk nooit weten, en misschien maar goed ook. Alhoewel. Tegen het einde van mijn leven moet ik toch al een indicatie hebben van welke kant het uitgaat. David Hockney – nog zo’n held – weet tenslotte ook al een poos dat hij zichzelf en zijn tijd zal overleven. (lacht)
De figuratieve schilderkunst is in de 21e eeuw aan een opmerkelijke revival bezig, ook in België. Heb je daar een verklaring voor?
Sledsens: De schilderkunst is al zo vaak dood verklaard, zeker in de jaren zestig en zeventig toen het conceptuele alles overwoekerde, maar dat is bullshit. De schilderkunst is nog maar net begonnen. Al die oude meesters hebben de weg geplaveid. En nu kan alles. Voor het eerst. Het zijn ook gevoelige en gespannen tijden. Er is opnieuw volop nood aan schilderkunst, aan troostende schoonheid. Plus: mensen snappen nu ook meer. We hebben meer kennis en kunde dan vroeger. Ik denk niet dat Monet nog snel het verwijt zou krijgen dat zijn werken niet af zijn.
Het zijn ook gevoelige tijden wat betreft discussies over gender en diversiteit, zeker in de kunstwereld waar de laatste jaren veel meer vrouwen, of kunstenaars met een migratieachtergrond aan bod komen. Hoe sta je daar als jonge, blanke, mannelijke, heteroseksuele kunstenaar tegenover?
Sledsens: Dat die bewegingen bestaan, zal wel zijn redenen hebben? Het is goed dat iedereen aan bod kan komen. Dat iedereen kan doen en zeggen wat hij of zij wil. Dat is het geweldige aan deze tijd. Er zijn ook zo veel geweldige vrouwelijke kunstenaars. Ik maak geen expliciet of provocerend werk, maar het voelt ook niet aan alsof ik als kunstenaar nu extra op mijn tellen moet passen. Ik schilder wat in mijn hoofd zit, wat me fascineert, wat ik mooi vind.
Ben Sledsens
– 1991: geboren op 26 augustus in Antwerpen
– 2015: behaalt zijn diploma schilderkunst aan de Academie van Antwerpen
– 2016: eerste solotentoonstelling bij Tim Van Laere Gallery
– 2020: derde solotentoonstelling bij Tim Van Laere Gallery
– 2021: Solotentoonstelling Kunstmuseum Luzern
– 2022: Solotentoonstelling in CAC, Malaga
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier