Guido Lauwaert
Kunstpauzen laten de kassa van de media rinkelen
De ene storm was nauwelijks uitgewoed of de andere overviel ons. Na de dood van Jan Hoet volgde kort daarop het overlijden van Gerard Mortier. Nu het er naar uitziet dat we in rustiger vaarwater terecht zijn gekomen, is het tijd voor een beschouwing over het epitheton Kunstpaus.
Met de dood van beide heren, beiden met een hoge hoed op het hoge hoofd, die ze bij het kruisen voor elkaar afnamen, lijkt een periode afgesloten. Niets is minder waar. Kunstpauzen hebben er altijd bestaan en zullen er altijd blijven bestaan. Zeker in het gewest Vlaanderen. Het is namelijk zo klein dat curatoren en intendanten met een uitzonderlijk talent, in het buitenland emplooi moeten zoeken om dat talent te gelde te maken. Voor zichzelf en de gemeenschap. Eenmaal onder de prijzen bedolven krijgen ze erkenning in eigen land en begint hun heiligverklaring.
Niet alleen de oppervlakte is de enige reden van hun zelfgekozen exile. Het feit dat de overheid gierig is op zijn geld, als het de kunst als pijler van de welvaart betreft, is daar mede verantwoordelijk voor. Zowel in de literaire, theatrale, beeldende als de toegepaste kunsten. Men vertrouwt makkelijker buitenlanders dan inlanders. Het gaat zeer ver. Het vertrouwen blijft bestaan, zelfs na blijk van onbekwaamheid. Het overschrijden van het budget, tot ver over de verdriedubbeling, ondermijnt het vertrouwen niet. Nochtans is die vorm van onbekwaamheid voorspelbaar. Buitenlanders kennen de gewoontes niet van de overheid, die altijd het maximum beloven, maar in werkelijkheid het op een minimum houden.
Inlanders weten dit en zijn relatief bescheiden in hun ambitie. Ze blaffen maar bijten niet. Het breekt hen zuur op, kost hun een stuk van hun leven. Jan Hoet heeft zich zo sterk moeten opwinden om te bekomen wat hij wilde, dat hij het aan zijn hart, zijn nieren, zijn longen en god weet wat nog allemaal heeft gekregen. Hij rookte tegen de sterren op, wegens frustratie.
Gerard Mortier kankerde zo erg over de kortzichtigheid, de gierigheid, het wantrouwen, de valsheid van de politici – die graag paraderen in de kunsthuizen maar nooit iets financieel of moreel garanderen – dat hij kanker heeft gekregen. Johan Anthierens heeft tot zijn laatste interview / column moeten bedelen om publicatie en loon naar werken. Hij had het kankeren tot kunst verheven, ten bate van de kwaliteit van zijn literair/journalistieke werk. Het gekanker heeft zich tegen hem gekeerd.
Kunstpauzen laten de kassa van de media rinkelen
Guido Lauwaert
Het komt ongetwijfeld over als een vreemde redenering, waarschijnlijk zelfs als een idiote veronderstelling geklasseerd worden, maar men wordt ook niet toevallig gek, zoals men niet zonder reden uit het leven stapt. De mens wordt altijd geraakt in zijn zwakste punt. Bovendien zijn er natuurlijke en onnatuurlijke ziekten. Kanker, krankzinnigheid en hartfalen zijn echter de zwarte ridders van talentrijke mensen.
Dit gezegd zijnde komen we terug op ons beginpunt: het einde van de kunstpauzen. Ten eerste, kunstpauzen zijn een uitvinding van de media, de nieuwe sociale kerken van de maatschappij. Met voorop de kranten, op de voet gevolgd door de radio en televisie. Niet zozeer door de weekbladen. Zij missen het net of kunnen slechts acht dagen de herhaling herhalen van de herhaling. Ten tweede, het einde van de kunstpauzen, als we dan toch die titel wegens inburgering moeten gebruiken, is er nog lang niet en zal er waarschijnlijk ook nooit komen. Dagmedia hebben goden en pauzen nodig om de kassa te laten draaien en hun eigen positie veilig te stellen. Ze creëren om die reden zelf pauzen die ze kunstmatig in campagnes heilig verklaren.
De opvolging van Hoet en Mortier is verzekerd. Niet door de overheid, maar door de heren zelf. Jan Lauwers, Ivo van Hove en Jan Fabre zijn niet alleen begenadigde kunstenaars maar ook gewiekste managers. Wie is de artistiek leider van Tate Modern in Londen? Een Vlaming. Wie leidt het Frans Hals museum in Haarlem, Nederland? Een Vlaamse mevrouw om u tegen te zeggen.
Er loopt momenteel nog één mediabenoemde kunstpaus rond, in de letteren. Jozef Deleu. Hij is dichter, maar tevens een uitermate bekwaam diplomaat, en artistiek en zakelijk leider. Naast mij ligt het zoveelste nummer van zijn halfjaarlijks tijdschrift Het Liegend Konijn [jaargang 12 – nummer 1]. Een zoveelste gat in de markt heeft hij gevonden. Het publiceren van gedichten uit het nest geroofd, anders gezegd, niet eerder gepubliceerde.
Jozef Deleu breekt de markt open voor alle dichters, jong en oud. Houdt de molen draaiend. Het Liegend Konijn is een reclamemagazine voor de poëzie. De poëzie, zo belangrijk in ons sociaal gedrag. Zelfs de halfanalfabeet slaat in paniek bij geboorte of dood. Een gedicht, een gedicht! Geef mij een gedicht om mijn geluk / treurnis te tonen! A horse, a horse! My kingdom for a horse!
Jozef Deleu heeft mijn hart, mijn ziel en mijn steun. Maar de dood is de enige ziekte waaraan niemand ontsnapt. Hij leve hopelijk nog lang, blijft helder van geest, maar op zekere dag zal ook Jozef Deleu, niet aan die onvermijdelijk ziekte ontsnappen. Opnieuw zal er een mediacampagne losbarsten. Ik zie de koppen al. De dood van de laatste kunstpaus! Met Deleu eindigt een tijdperk! Na U, wie Nu!
Ik ben er 99% van overtuigd dat Deleu dit niet zal willen. Maar mediacampagnes heb je niet in de hand. En de media gebruiken de dood van koppigaards, doorzetters en wijzen aan om alle toeters en bellen uit de kast te halen. Op het muziekje hebben zij toch geen vat meer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier