Knack-journalist Bart ‘Conrad’ Cornand debuteert na zijn 40e: ‘Wie had dat gedacht: Cowboy Bart’
Met de single The Marollian Man lanceert Knack-journalist Bart Cornand een ode aan Toots Thielemans. Wat bezielt een mens om na zijn veertigste te debuteren?
John Lennon had het mis. Die keer toch, toen hij zei: ‘Life is what happens to you while you’re busy making other plans.’ Dat is een overschatting. Het leven is vooral wat er gebeurt wanneer je geen plannen maakt.
Dat levert wat minder reisfoto’s op Instagram op. Minder netwerkrecepties in blauw pak en cognackleurige schoenen. Minder hypotheken op een gîte nabij Avignon voor wanneer de vroeg gekregen kinderen het huis uit zijn. Niet de wijkende haarlijn maar de beenruimte van de hond bepaalt de keuze van de familieauto. Het leven en de dood op de tast: het is een oefening waar veel voor te zeggen valt. Want onderweg voel je, voel je van alles wat planners niet tegenkomen.
Dik twintig jaar lang had ik geen plan om een plaat te maken. Ooit zou ik muzikant worden, dat is iets anders, maar verder dan die ene regel ging het to-dolijstje niet. Oké, je leert jezelf goed gitaar spelen. Dat is een begin. Het is ook een mogelijk einde. Gitaar spelen, moet u weten, is iets verraderlijks. Het is een draaikolk die mindere talenten, stuurloos op zoek naar antwoorden in theorie en techniek, naar de bodem zuigt. De slimmere jongens – soms virtuoos, soms tevreden met drie akkoorden – maken muziek met wat ze van nature lijken te kunnen. Zij worden Andrés Segovia of Bob Dylan. Heel verschillende types. Maar wat ze gemeen hebben, is dat ze iets te vertellen hebben.
Twintig jaar tasten, op zoek naar iets wat verteld moest worden: dat deed ik terwijl ik geen plannen maakte. Omdat mijn lief dan wel de mooiste ogen van Europa heeft, maar ik dat wat dunnetjes vind om een refrein mee te vullen. Omdat er in het Engels meer rijmregels moeten bestaan dan ‘high in the sky’. Omdat de lat hoger en hoger kwam te liggen. Want een debuut kan maar beter in marmer gebeiteld staan. The Catcher in the Rye van J.D. Salinger was geen aarzelend begin. The Bluest Eye van Toni Morrison was niet verdienstelijk. Are You Experienced van Jimi Hendrix was niet minder dan een revolutie. En dan was er Hugo Claus, die de doodsteek gaf toen hij het werk van alweer een nieuwe lichting afserveerde als ‘novellaatjes gezet uit de bodoni 14′ – een goliath van een lettertype om toch maar aan tachtig schamele pagina’s te komen. Ga dan maar eens voor een wit blad zitten. Dorothy Parker wist het al toen men haar aan de toog vroeg: ‘What are you having?’ Met een zucht: ‘Not. Much. Fun.’
***
Dus werd ik maar journalist – alsof je daar nooit voor een wit blad komt te zitten. Werd eindredacteur en jazzrecensent. En ontmoette, na nauwelijks een paar maanden in die job, op Jazz Middelheim Toots Thielemans (TT), zijn bassist Nicolas Thys en drummer Dré Pallemaerts. Een maand later zat ik op de eerste Sabenavlucht naar New York sinds de aanslagen op het World Trade Center, om Toots te volgen in de Blue Note-jazzclub.
Zwart notitieboekje #1. September 2001.
‘NYC is leeg. Overal stars-and-stripes aan de gevels. Overal foto’s van vermisten. Je kunt midden op 5th Avenue stilstaan en niet overreden worden. Ik wil niet naar het WTC, het brandt nog. Wie bezoekt nu een openluchtcrematorium?’
‘Dan maar met TT op gitaarjacht in de West Village, op zoek naar een oude Gibson. Ik kom altijd een paar duizend dollar te kort. Bij Rick Kelly Custom Guitars een Epiphone uit ’47 geprobeerd. TT zei: “Speel eens iets.” Ik probeerde een Count Basieblues, in de stijl van Freddie Green. TT speelde er een harmonicasolo over. Ik stierf. Hij: “Jouw soort muziek en de mijne, die liggen niet op elkaar maar dicht tegen elkaar. I like that. Ik zeg altijd: be yourself, no more, no less.” Daarna meatballs bij Trattoria Spaghetto.’
Zwart notitieboekje #2. Oktober 2008.
‘NEA Jazz Masters, NYC. Nobelprijs van de jazz voor TT. Uit zijn toespraak: “In 1952 ben ik definitief naar New York gekomen. Er was geen geld om mijn vrouw over te laten komen, ze bleef in Brussel achter. Ik had een jobje bij Sabena op 5th Avenue waar ik vliegtickets moest uitschrijven, terwijl ik nog nooit op een vliegtuig had gezeten. Ik woonde in een eenkamerstudio met één kookplaat. En als ik heel zuinig leefde, had ik genoeg geld om op vrijdagavond één biertje te drinken. Dan moest ik goed nadenken waar ik dat zou bestellen. Op een avond koos ik voor The Hickery House, een club op 52nd Street waar pianist Doctor Billy Taylor jamsessies hield. “Hoe heet je?” vroeg hij. “Jean Baptiste”, zei ik. Ze lachten. “Waar is je instrument?” vroeg hij. “Normaal speel ik gitaar. Maar vandaag speel ik dit” – en ik haalde mijn harmonica uit mijn borstzakje. Ze lachten nog eens. “Welk nummer wil je proberen?” Ik dacht aan het moeilijkste wat ik kende: I Can’t Get Started. Soleerde over dat moeilijke tussenstuk. En op het einde kreeg ik applaus van Billy. Ik werd aanvaard. Ik was bínnen.”‘
Grit, heet zoiets. De branie om door te zetten, ondanks alles.
Noot aan mezelf: gooi nooit notitieboekjes weg.
***
Gedachte tijdens het autorijden: ‘Een hit schrijven is makkelijk. Je kind op tijd in de tekenacademie krijgen, dat is het moeilijkste.’ Ook dat was een overschatting. Als novice niet vermalen worden in de papiermolen van de muziekindustrie, is minstens even stresserend. Tijd voor een quiz. Hoe zorg je dat je liedje officieel van jou wordt? Wat moet je doen om lid te worden van auteursvereniging Sabam? Wat doet een publisher, en waarom zou je die zo nodig moeten hebben, laat staan betalen? Wat zijn in hemelsnaam mechanische reproductierechten en naburige rechten? Hoe denk je je nummer uit te brengen? Leuren bij labels groot en klein, of toch maar in eigen beheer? Heeft het nog zin om cd’s te laten persen? Hoe krijg je je song op Spotify en consorten? Oh, en even tussen ons. Stel dat je als debutant zowaar één lucky hit hebt: je maakt met je rechterwijsvinger op een keyboard het nummer High in the Sky, dat loopt als een trein op de radio. Heavy rotation op verschillende stations, op de cover van Knack Focus, drank en vrouwen, alles. Quizvraag: hoeveel verdien je daaraan? Antwoord: nul euro. Want om erkend te worden door Sabam moet je vijf songs indienen. (Waarom zijn zo veel muzikanten aan de drank, vragen ze weleens.)
Zulke en nog meer zieldodende vragen blijken van groot belang. De website vi.be – het vroegere Poppunt – doet een poging om het allemaal uit te leggen, maar het is als in Asterix en de Romeinse Lusthof: je wordt van het kastje naar de muur gestuurd, op zoek naar de vereiste formulieren, stempels en handtekeningen, tot je je op het zwaard zou willen storten. Het advies van een gelouterd man: leg in je budget, dat je sowieso pijnlijk zult overschrijden, ook een potje aan om een managementkantoor in de arm te nemen dat op z’n minst die paperassen van je overneemt.
***
Weet je nog, die eerste keer dat je tijdens het medisch onderzoek op de rug van je hand moest blazen? Zo voelt je eerste noot in een opnamestudio. Dan kun je maar beter een verpleegster-producer kiezen bij wie je je enigszins op je gemak voelt. Aan studio’s is er in dit land geen gebrek, van achterafkamertjes tot internationaal gerenommeerde complexen. Je kunt je keuze laten bepalen door – nog zo’n draaikolk – de vintage mengtafels en oude microfoons. Maar minstens even belangrijk is de keuze van de man of vrouw aan de knoppen. Boek niet zomaar iets betaalbaars. Ga langs. Praat met hem of haar. De producer moet weten wat je wilt, hoe je wilt klinken, wat je referenties zijn. Als hij die laatste niet met je deelt, ben je een vogel voor de kat. Praat ook over onderwerpen die volstrekt niets met de muziek te maken hebben. In het geval van de Man van mijn Keuze: doe je een varkensstaart in hutspot of niet, en welk boek van Joseph Roth moet je het eerst lezen?
Toen zei Koen Gisen: ‘Ik denk dat The Marollian Man mag klinken zoals dít plaatje.’ En hij zette Teatro van Willie Nelson op, geproducet door Daniel Lanois.
Waarna rode wijn.
***
Voorjaar 2020, Gent. Dré Pallemaerts en Nicolas Thys hebben hun spullen opgesteld in Studio La Patrie van Gisen. ‘Laat die demo nog eens horen, jongens.’
Thys: ‘Het is geen blues, het is geen jazz, het is geen country, en het is het allemaal wel.’
Pallemaerts: ‘Ja, ik voel het weer. Een Louisiana-feel, maar wat meer naar het westen, tegen de grens met Texas aan.’
Zodra de song in preproductie op poten had gestaan, waren de stukken van de puzzel verbazend snel juist gevallen. Wie moest ik anders vragen dan Toots’ ritmesectie uit 2001, die dag toen mijn leven een andere wending nam? Wie anders dan Steven De bruyn, een van ’s werelds beste harmonicaspelers, protegé van Thielemans en een man die niet wakker ligt van genregrenzen? En jazzman Bart Vervaeck, die in geen tijd een meester werd op pedalsteel – de huilgitaar uit de country, de ‘draagbare kerk’ die bij Bob Dylan en Jack White de rol van de piano overneemt. IJzersterke droomband. Ze zegden nog toe ook.
Een grijnzende Thys, terwijl hij na de laatste noot zijn hoofdtelefoon afzet: ‘Wie had dat gedacht: Cowboy Bart.’
***
Dus daar ligt het plaatje nu: The Marollian Man, een ode aan de man uit de Marollen. Nee, het is geen kanonschot zoals Music Hall van Paul Van Ostaijen, en al helemaal geen episch conceptalbum. The Marollian Man is de zoektocht naar een plek, mijn plek, waar de Zenne in de Mississippi stroomt. Een verhaal over de avond waarop voor Toots Thielemans alles veranderde, over zijn lijflied Le temps des cerises, over alles en iedereen achterlaten, no matter what. Een muzikale novella van drie minuten en negenendertig seconden. Fun. En bíjna even simpel en meezingbaar als Love Me Do – want die Lennon had het natuurlijk niet altijd mis.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier