Kirsten Flipkens: ‘Beledigingen en doodsbedreigingen in het tennis zijn dagelijkse kost geworden’
Ze wordt ervan beticht de kwade genius te zijn achter het ontslag van Fed Cup-coach Dominique Monami, maar Kirsten Flipkens maakte buiten en op de courts te veel mee om daar wakker van te liggen. ‘Als ik op dat vliegtuig was gestapt, had ik het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd.’
Zondag begint Roland Garros, met voorsprong het meest zwierige van de grandslamtoernooien. En toch: Kirsten Flipkens verheugt zich er niet op. Te druk, te stresserend, te hectisch vindt de Molse tennisveterane. Ze is niet de enige: ooit hoorden we een Belgische coryfee bekennen dat ze blij was uitgeschakeld te zijn. Het stadion aan de Parijse Porte d’Auteuil blijkt niet de meest aangename plek om te toeven. ‘Je zit er als haringen in een ton: opeengepropt van de kleedkamers tot in de tribunes. Het toernooi barst uit zijn voegen, en het lijkt elk jaar erger te worden. Spelers krijgen de ruimte niet om tot rust te komen. Natuurlijk stoor je je daar minder aan wanneer het goed loopt in het toernooi, maar ik had op Roland Garros nog nooit een goed gevoel. Ik heb leren tennissen op gravel, en toch is het nooit helemaal mijn ding geweest. Kim Clijsters had dat ook. Ach, even doorbijten en we tennissen weer op gras.’ (lacht)
Dominique Monami plantte haar stress over op de Fed Cup-spelers. Het is niet omdat je een goeie speelster was, dat je ook een goeie coach bent.
Kirsten Flipkens is 32 jaar en is al vijftien jaar prof. Ooit stond ze dertiende op de wereldranglijst. Vandaag zit ze rond de zeventigste plaats, en daar kan ze mee leven. ‘De ranking liegt niet. Iedereen wil altijd hogerop, elk seizoen komen er nieuwe talenten bij. Maar ik word ook een jaartje ouder. Dan denk ik: in de hele wereld zijn er nog altijd maar zeventig meisjes die beter tennissen dan ik. Dat is lang niet slecht.’
De tennistop halen is al moeilijk, maar hoe moeilijk is het om aan de top te blíjven?
Kirsten Flipkens: Onderschat de druk niet van er constant te moeten staan, seizoen na seizoen. Het circuit is genadeloos, en het stopt nooit. Je hebt vier mindere weken? Dan zakt je ranking in, dus je krijgt moeilijker lotingen, waardoor je nog verder daalt, naar kleinere toernooien moet, waar weer minder punten te verdienen vallen… Ik sta al zes jaar op rij in de top 100. Dat is een veel grotere prestatie dan één keer stunten in een grand slam en daarna weer wegzakken, maar het brede publiek beseft dat natuurlijk niet.
Plus: het niveau stijgt alleen maar. Vroeger wist ik dat het tegen de nummer 150 amper mis kon gaan, tenzij ik het zelf verknoeide. Vandaag kunnen de beste 300 stuk voor stuk erg goed tennissen, bijna zonder zwakke plekken. Je moet hard werken voor je punten.
Het tennis is veranderd in de vijftien jaar dat ik prof ben. Het fysieke werd veel belangrijker. Ik train tegenwoordig amper nog op mijn tennis. Het is voor 90 procent conditietraining geworden.
Het tennis is het leuke deel en de cardio een noodzakelijk kwaad?
Flipkens: Nee, andersom, maar daarin ben ik een uitzondering. Ik geniet van alles wat met fysiek te maken heeft: lopen, fietsen, krachttraining. De limiet verleggen, dat daagt mij uit. Mijn tennis trainen? Dat heb ik nu stilaan wel gezien. Ik haal mijn plezier uit de adrenaline van de matchen. De emoties van een winnend punt, daar kan niets tegenop.
Wielrenner Fabian Cancellara vertelde me ooit: ‘Mensen die niet weten wat het is om een wedstrijd te winnen, missen iets in hun leven.’
Flipkens: Daar ben ik het helemaal mee eens. De euforie van de zege, en dan zeker één waar je hard voor moest kampen… Die kick blijft ongeëvenaard. Natuurlijk is er een keerzijde: verlies maar eens een derde set in de tiebreak. Bitter, maar het hoort erbij. Zulke teleurstellingen moet ik week na week verteren, want het gebeurt zelden dat ik een toernooi win.
Volgens Sabine Appelmans moeten tennissers oppassen om hun eigenwaarde niet te laten samenvallen met hun positie op de wereldranglijst.
Flipkens: Je belandt snel in een vicieuze cirkel. Waarom speel je slecht? Omdat je vertrouwen mist, maar dat keert pas terug wanneer je matchen wint. Ik snap wat Appelmans bedoelt: de nummer één is als mens niet meer waard dan de nummer zeventig. Mij lukt het vrij goed om die zaken van elkaar los te koppelen, maar ik ken speelsters die er moeite mee hebben. Al ben ik natuurlijk een toffer mens wanneer het goed met me gaat.
Weet je, veel mensen hebben een verkeerd beeld van het leven van een tennisser. We reizen veel, maar het is het tegendeel van vakantie. Ik heb over de hele wereld luchthavens, hotellobby’s en tennisclubs gezien, maar het voelde nooit als ‘op reis gaan.’ Het is een eenzaam bestaan. De echte toppers nemen hun hele familie mee, maar dat kan ik niet betalen. Een tennisprof moet vooral veel wachten. Op matchen, om te kunnen trainen, of op weer een volgend vliegtuig. Maar – voor je denkt dat ik klaag – natuurlijk is het dat allemaal waard.
Er zijn tennissers die zich graag afzonderen, ik zoek net graag mensen op. Eigenlijk had ik een teamsport moeten kiezen, dat zou me beter hebben gelegen. Vandaar dat ik zo graag de Fed Cup speel.
Is het daar nog leuk? Bondscoach Dominique Monami werd onlangs ontslagen, op uitdrukkelijk verzoek van de speelsters. Wat deed ze verkeerd?
Flipkens: Ze straalde te weinig vertrouwen uit. Een Fed Cup-coach zit naast de baan, om de spelers aan te vuren en bij te sturen. Domique keek de hele tijd achterom naar de andere trainers, alsof die het dan maar moesten oplossen. Ze plantte haar stress over op de spelers en op de duur begonnen wij zelf ook geagiteerd te tennissen. Dominique voelde zich niet goed in haar eigen rol, dat merkte je aan alles. Het is niet omdat je een goeie speelster was – alle respect voor haar carrière – dat je ook een goeie coach bent.
Na haar ontslag haalde ze hard naar u uit. U zou het dubbelspel tegen Frankrijk, cruciaal om door te stoten naar de halve finale van de Fed Cup, opzettelijk hebben verknoeid.
Flipkens: Dat was zeker niet mijn beste match, maar zelfs maar insinueren dat ik een wedstrijd zou weggooien, dat is het laagste van het laagste. Alsof ik, louter om haar te treffen, de ploeg zo in de steek zou laten. Die uitspraak is onvergeeflijk. Tussen Monami en mij komt het nooit meer goed. Wat heeft ze mij niet allemaal verweten? Ik was een saboteur, een manipulator. Alison Van Uytvanck had ik zogezegd tegen haar opgezet. Alison heeft in de krant La Dernière Heure een recht van antwoord laten plaatsen. Dat was een hart onder de riem.
Ik weet wel waarom Dominique mij eruit pikte. Ik ben zowat de Vincent Kompany van de Fed Cup-ploeg. Ik neem het op voor de ploeg en zeg altijd mijn gedacht. Mij de schuld geven was voor haar makkelijker dan de fout bij zichzelf zoeken. Er is tussen ons nochtans geen enkel persoonlijk conflict geweest die naam waardig. Ze zal het niet geloven, maar mijn rol in haar ontslag was al bij al klein. Bij de federatie merkten ze ook dat de dingen niet liepen zoals het zou moeten. Elke speelster werd gebeld om te vragen hoe wij de bondscoach inschatten – en blijkbaar dachten ik, Alison, Elise Mertens en Yanina Wickmayer er hetzelfde over. Als zij zo uithaalt, hou ik mijn mond niet. Zwijgen komt dan neer op haar gelijk geven.
Ik sta al zes jaar op rij in de top 100. Dat is een veel grotere prestatie dan één keer stunten in een grand slam en dan wegzakken.
Laten we het over meer fundamentele zaken hebben. In 2012 ontsnapte u nipt aan de dood.
Flipkens: Na een lange vlucht uit Thailand had ik pijnlijke kuiten. Spierkrampen, dacht ik, niet ongewoon als je lang in het vliegtuig hebt gezeten. Een goeie vriendin werkt op de spoedafdeling, en zij raadde me aan er toch naar te laten kijken. De dokter trok bleek weg: alleen al in mijn linkerkuit zaten vijf bloedklonters. Normaal zou ik ’s anderendaags naar Japan vertrekken voor een Fed Cup-match. De cardioloog was duidelijk: als ik op dat vliegtuig was gestapt, had ik het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd. Ik had met die pijnlijke kuiten gesport en ze zelfs laten masseren, dat is het gevaarlijkste wat je kunt doen bij een trombose. Als een van die klonters in beweging was gekomen, had ik het vandaag niet kunnen navertellen.
Je bekijkt de dingen anders wanneer je zoiets meemaakt. Natuurlijk vind ik het nog altijd erg om een tennismatch te verliezen, maar niet meer zoals vóór 2012. Sportief ging ik nadien door een lastige periode. Mijn ranking was naar de haaien en ik was 26 jaar: op die leeftijd komt de grote doorbraak er normaal niet meer. Niemand geloofde nog in mij. Maar één jaar later speelde ik de halve finale op Wimbledon, en ik ben sindsdien niet meer uit de top 100 geweest. Dánkzij die bloedklonters, kan ik nu wel zeggen. Die episode gaf me een nu-of-nooit-gevoel.
Wimbledon 2013 herinner ik me van de eerste tot de laatste slag. Alles lukte.
Zit dat er vandaag nog in? Een halve finale van een grand slam, of misschien zelfs meer?
Flipkens: Zeg nooit nooit. De top is niet meer ongenaakbaar, vorig jaar waren er op de grand slams vier verschillende winnaressen. Maar voor een halve finale moeten al heel veel puzzelstukken juist vallen. Als ik op Roland Garros de derde ronde haal, dan is dat ook al een stunt.
Is Serena Williams, van wie het nog niet zeker is of ze Roland Garros speelt, de beste ooit?
Flipkens: (knikt heftig) Haar erelijst is geen toeval. Serena steekt er met kop en schouders bovenuit. Ze heeft een kind gekregen, en voor Roland Garros plaats ik haar niet bij de favorieten. Het valt niet mee om weer je niveau te halen als je zo lang aan de kant hebt gestaan. Maria Sharapova slaat ook niet alles kapot sinds ze is teruggekeerd uit schorsing.
Ik kan het goed vinden met Serena, we zullen altijd een praatje slaan. Zij is lang niet zo stuurs als sommige mensen denken.
De avond voor een match tegen Maret Ani kreeg ik een bericht van een anonieme Facebook-account: “Verlies morgen en je krijgt 300.000 euro.
Heeft de babe-cultuur in het tennis u nooit gestoord? Vrouwen zoals Anna Koernikova of Eugenie Bouchard krijgen meer aandacht met wat ze naast het terrein presteren dan erop.
Flipkens: De bedragen die ertegenover staan, zijn van die orde dat knappe speelsters er moeilijk nee tegen kunnen zeggen. Wie ben ik om te oordelen?
Het kent navolging. Piepjonge tennismeisjes pakken op Instagram uit met modellenfoto’s in sensuele poses. Dat mag uiteraard, maar ik heb het gevoel dat het tegenwoordig bijna móét.
Flipkens: De jonge garde besteedt veel aandacht aan uiterlijk en imago. Ik beschouw mezelf als een atleet, de jongeren presenteren zich als een merk. En veel winnen is niet de enige manier om sponsors te lokken. Dat is de wereld waarin zij zijn opgegroeid. Opnieuw, iedereen moet vooral doen wat hij of zij wil. Jelena Jankovic, nochtans geen jonkie, schminkt zich alsof ze naar een galabal gaat wanneer ze de baan op stapt. Moet vervelend zijn met al dat zweet, denk ik dan.
Enkele weken geleden bracht Knack een reportage over matchfixing in het tennis. Ook u kreeg het aanbod om een wedstrijd te verkopen.
Flipkens: Ik speelde tegen Maret Ani, een Estse speelster, op het toernooi van Estoril. De avond voor de match kreeg ik een bericht van een anonieme Facebook-account: ‘Verlies morgen en je krijgt 300.000 euro.’ Ik heb er niet op geantwoord. Als je daarop ingaat, hebben ze je in hun greep. Dat is de maffia, hè. Je moet niet denken dat je één keer dat geld kunt pakken en dat dan de kous af is. De volgende keer staan ze daar met foto’s van je kinderen.
Ik heb de laatste jaren veel anonieme Facebook-berichten gekregen, niet van matchfixers maar van ontgoochelde gokkers. Of ik verlies of win, maakt niet uit: er zal altijd wel iemand geld hebben verloren, en die frustratie moet blijkbaar ergens naartoe. Beledigingen en doodsbedreigingen zijn dagelijkse kost voor tennisspelers. De eerste keer dat ik het meemaakte, was ik er niet goed van. Nu haal ik mijn schouders op. Het gaat om heftige taal, hoor: ‘Ik maak je kapot’, en dat soort dingen. Alles went.
Digitale dreigementen worden graag weggelachen in het tennis, maar vroeg of laat zit er een echte gek tussen.
Flipkens: Dat heb ik ook al gedacht. Zo’n labiel type dat veel geld verloor en jou verantwoordelijk houdt voor alles wat misging in zijn leven. Op een dag loopt het verkeerd af, maar ik weet niet wat wij spelers concreet kunnen doen. De tennisbond vraagt dat je elke bedreiging rapporteert, maar dat is ondoenbaar. De berg haatmail is veel te groot. Laatst postte ik een foto van mijn grootmoeder. Ze is een paar jaar geleden overleden, we waren heel close. Een onnozelaar vond het nodig om mij onder dat emotionele beeld de huid vol te schelden. Dat is niet meer om te lachen. Van familie blijf je af.
Op het toernooi van Boedapest fungeerde u als interim-coach van Alison Van Uytvanck. Een voorschot op uw tennispensioen?
Flipkens: Misschien, we zien wel. Ik deed het als vriendendienst, maar het lag me en ik vond het leuk. Alison valt makkelijk te coachen: veel gevoel voor het spelletje, de juiste mentaliteit. Het voelde niet als werk. Elise Mertens heb ik ook al gecoacht. Het vleit me dat die meisjes mij vragen.
Wat te denken van Elise Mertens, het nieuwe Belgische tennisfenomeen?
Flipkens: Daar gaan we nog véél van horen. Atletisch en bijzonder gedreven. Druk glijdt zo van haar af. Een tof maske, ook dat. Ze heeft alle kwaliteiten om een ster te worden. Het zal niet lang duren voor ze in de top tien staat. Elise geeft zich altijd 100 procent. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar het is echt een kwaliteit waarmee je het verschil maakt. Vorige maand zouden we dubbelen op het toernooi van Lugano. Het had de hele week geregend en het speelschema lag overhoop. Elise speelde twee enkelmatchen op zaterdag, die ze allebei won, en zondag stond ze in de finale. Wel, op zaterdagavond heeft ze gewoon met mij het dubbelspel gespeeld. Ze stond die dag zes uur op de baan, zonder zeuren want beloofd is beloofd. Er zijn in het circuit geen vijf meisjes die dat zouden doen. ’s Zondags won ze de finale in het enkelspel, en nadien met mij ook nog eens het dubbel. Het karakter van een winnaar.
Mag ik een roddel checken, al is het onderwerp heel on- Knack? Klopt het dat u iets hebt gehad met Rafael Nadal?
Flipkens: (lacht luid) Dat is waar, ja. We hebben elkaar ontmoet op een evenement van Nike in Zuid-Afrika – ik denk dat we toen veertien jaar waren. Hij was de nummer één bij de junioren, ik ook. En het klikte. Dus ja, Nadal is een ex’je van mij. Niet dat het veel voorstelde. Ik herhaal: we waren veertien.
KIRSTEN FLIPKENS
– 1986: geboren in Geel
– 2003: wint het juniorentoernooi op Wimbledon en de US Open. Eerste proftour
– 2006: speelt met België de finale van de Fed Cup
– 2009: eindigt het jaar in de top 100
– 2012: wint in Québec haar enige WTA-titel
– 2013: bereikt op Wimbledon de halve finale. Verkozen tot Sportvrouw van het Jaar
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier