Kernenergie: is er nog een rol weggelegd voor kerncentrales?

© Getty Images
Peter Casteels
Peter Casteels Redacteur en columnist bij Knack

Kernenergie lijkt – opnieuw – Europa’s hoop in bange dagen. Je hebt Vladimir Poetins goedkeuring niet nodig om kerncentrales te bouwen, en die centrales stoten bovendien geen CO2 uit. Terwijl Belgische politici blijven bakkeleien over de kernuitstap, zoekt Knack argumenten pro en contra in de rest van de EU.

Net voor kerst besliste de regering-De Croo om het debat over de al dan niet sluiting van de laatste twee kernreactoren in Doel en Tihange met minstens drie maanden te verlengen. Een beslissing over de eigenlijke kernuitstap, die nochtans voor het eerst al eens in 2003 werd genomen, kon nog niet definitief worden afgeklopt. In maart onderneemt de regering een nieuwe poging. Het debat daarover verloopt ondertussen tegen een merkwaardige achtergrond: de voorbije maanden kondigde een hele reeks Europese landen aan om – voor het eerst, opnieuw of gewoon meer dan vroeger – te willen investeren in onderzoek naar of de bouw van nieuwe kerncentrales. De omgekeerde beweging, dus. Frankrijk neemt als vanouds de leiding, de Britse premier Boris Johnson wil extra geld investeren, in Polen dromen ze hardop van nieuwe kernreactoren en in Italië wil Matteo Salvini van de Lega er een referendum over organiseren. De nieuwe regering in Nederland kondigde in december ook plannen aan voor twee te bouwen reactoren, hoewel iedereen naar gelang zijn eigen standpunt over kernenergie harde beloftes dan wel vage voornemens in die passage uit het regeerakkoord leest.

Het geld voor de verlenging van de kerncentrales kun je beter investeren in hernieuwbare energie.

Jan Vande Putte, Greenpeace

Uiteraard proberen niet alle Europese landen weer op de nucleaire trein te springen. De voorstanders van kernenergie kwamen in Europa onlangs recht tegenover de tegenstanders te staan, een groep die geleid wordt door Duitsland en Oostenrijk, en waar ook België toe behoort. De discussie ging over het al dan niet opnemen van kernenergie in een Europese taxonomie, die bepaalt welke investeringen een groen label verdienen. De Europese Commissie wil kernenergie, net als gas, dat label te geven. ‘Dat is eigenlijk ook logisch’, zegt Joannes Laveyne. Hij is onderzoeker aan het Elektrisch Energielaboratorium van de Universiteit Gent. ‘De voorwaarden gaan louter over de directe impact op het klimaat en milieu, en daar voldoet kernenergie natuurlijk wel aan. Het veroorzaakt geen CO2-uitstoot, en de impact op het milieu is op de korte termijn heel klein.’

Pleitbezorgers

Ook in België lopen er nog steeds verdedigers van kernenergie rond, om niet te zeggen dat hun aantal weer toeneemt. Die energievorm krijgt van de N-VA een heel belangrijke rol in eender welk energie- of klimaatdebat. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez zal de verlenging van de kerncentrales tot op het allerlaatste moment aan de regeringstafel en op Twitter blijven verdedigen, maar ook de Vlaamse liberalen zien nog altijd een toekomst voor kernenergie. De bekendste pleitbezorger in Vlaanderen is misschien wel filosoof Maarten Boudry, die vorig najaar nog Waarom ons klimaat niet naar de knoppen gaat (als we het hoofd koel houden) uitbracht. Daarin houdt hij een gloedvol pleidooi voor kernenergie, volgens hem misschien wel de belangrijkste technologie die we hebben om de strijd tegen de opwarming van de aarde te winnen. ‘Tot mijn verrassing is de discussie aan het kantelen in Europa’, reageert Boudry. ‘Landen als Duitsland, Oostenrijk en helaas ook België komen geïsoleerd te staan. Ik merk een enorme dynamiek, en dat is natuurlijk niet verbazingwekkend. Vergelijk het palmares van Frankrijk en Duitsland met elkaar: dankzij zijn kerncentrales doet Frankrijk het vijf keer zo goed als het gaat over energie produceren op een klimaatvriendelijke manier, terwijl Duitsland ondanks massale investeringen nog altijd achterloopt. Ik ben optimistisch, tenzij er ergens een ramp zou gebeuren. Dan schieten alle landen weer in een kramp.’

Boudry’s optimisme wordt door lang niet iedereen gedeeld. Jan Vande Putte, die kernenergie al jarenlang opvolgt voor Greenpeace, ziet zelfs exact het tegenovergestelde beeld. ‘Het aandeel van kernenergie in onze energiemix daalt al jaren’, stelt hij vast. ‘In de Europese Unie gaat het zelfs vrij snel bergaf. Frankrijk kwam deze winter in een zware crisis terecht met zijn kerncentrales, waarbij zorgwekkend veel capaciteit niet beschikbaar was. Die centrales dienen nochtans om net in de winter, als de vraag naar elektriciteit het hoogst is, goed te renderen. U mag me dus niet kwalijk nemen dat ik niet geloof in de renaissance van kernenergie. Aan het begin van deze eeuw werd er ook al eens zo’n renaissance voorspeld, en toen is er in ieder geval niks van in huis gekomen.’

In zijn boek reserveert Boudry een aantal sneren voor Greenpeace, een ngo die, in zijn woorden, tot de antinucleaire lobby behoort en ervoor zorgt dat het draagvlak voor kerncentrales verkleind is. ‘De publieke opinie was nooit uitgesprokener tégen kernenergie dan toen de meeste kerncentrales zijn gebouwd, tussen 1975 en 1985’, reageert Vande Putte daarop. ‘Dat heeft dus weinig met elkaar te maken. Vandaag hebben ngo’s als Greenpeace ook nog maar weinig tijd om zich met kernenergie bezig te houden. De hele milieubeweging heeft het wereldwijd veel drukker met de klimaatverandering. Ons standpunt blijft wel dat de kerncentrales het best volgens planning gesloten worden. Dat is het verstandigst, en dan zal er in Europa nog altijd tot ongeveer 2035 kernenergie zijn. Het geld dat voor de verlenging zou dienen, kan beter worden geïnvesteerd in hernieuwbare energie.’

Het debat over kernenergie in Europa gaat eigenlijk over drie verschillende opties. Ten eerste is er, zoals in België uitputtend bediscussieerd, de mogelijkheid om bestaande kerncentrales langer open te houden. De regering in Nederland besliste om de levensduur van de centrale in Borssele, die al zestig jaar zou blijven draaien, nogmaals te verlengen, zonder voorlopig zelfs een nieuwe einddatum vast te leggen. Ten tweede zijn er een aantal landen waar nieuwe kerncentrales worden gebouwd, waarvan de technologie sterk lijkt op de centrales die in de vorige eeuw in Doel en Tihange zijn neergezet.

Kerncentrales voor stoomproductie
Kerncentrales voor stoomproductie© Bron: World Nuclear Association

En ten derde wordt er – met het meeste enthousiasme – uitgekeken naar de komst van een nieuwe generatie kerncentrales. Ook de regering-De Croo wil daarop inzetten. Onder druk van de liberalen moesten de groenen daarop ’toegeven’, want de oorspronkelijke wet op de kernuitstap van 2003 verbiedt zelfs om na de huidige generatie van kerncentrales verder te gaan met nieuwe modellen. In een Vivaldiaans compromis blijft die passage voorlopig ook on- gewijzigd, terwijl er wel 100 miljoen euro wordt geïnvesteerd in extra onderzoek.

Het gaat dan al snel over SMR’s, Small Modular Reactors: kleinere reactoren dus die efficiënter werken dan de oudere centrales en (hopelijk) goedkoper zijn om te bouwen. Momenteel wordt er gewerkt aan zulke modellen met ook ongeveer dezelfde technologie als in de oudere centrales. Militair zijn daar al enkele toepassingen van, bijvoorbeeld in duikboten. Miljardair Bill Gates, die vorig jaar een boek schreef over klimaatverandering en het belang van kernenergie in de strijd daartegen, wil met zijn bedrijf Terrapower ook zo’n soort reactor ontwikkelen. Het is de bedoeling dat die centrale met natrium zal worden gekoeld. Op de lange termijn worden er ook plannen gemaakt voor een heel nieuw ontwerp. Dat moeten reactoren worden waarvan het afval opnieuw wordt verbrand in de reactor, waardoor een kerncentrale met dezelfde hoeveelheid brandstof veel meer energie zal kunnen opwekken.

In België doet het Studiecentrum voor kernenergie in Mol onderzoek naar zulke technologieën. Eric van Walle is directeur-generaal van het SCK CEN, en heeft het beste zicht op de tijdslijn voor de ontwikkeling ervan. ‘Die kleinere reactoren met bestaande technologie zijn al ver ontwikkeld’, zegt hij. ‘Ik denk dat ze tussen 2030 en 2035 in productie zullen komen. In de Verenigde Staten maken ze er ook werk van, want de Amerikanen willen daar steenkoolcentrales mee vervangen. De reactoren van de nieuwe, vierde generatie staan echt nog in de ontwikkelingsfase. Het zal pas tegen 2040 of 2045 zijn vooraleer we daar de eerste exemplaren van zien.’

Bill Gates en Jeff Bezos

‘Die nieuwe reactoren zijn voorlopig papierwerk’, zegt ook Ronnie Belmans. Hij was tot vorig jaar ceo van EnergyVille en zit in de raad van bestuur van het SCK CEN. ‘In Mol wordt aan hele mooie ontwikkelingen gewerkt, maar dat is geen kwestie van tien jaar, hè. Het duurt veel langer vooraleer we die op industriële schaal kunnen produceren. Ook de plannen van Bill Gates zijn voorlopig alleen maar plannen, net als de projecten waar Jeff Bezos bij betrokken is. Ik wil niet cynisch klinken, maar als die mannen eens honderd miljoen willen uitgeven, moeten ze dat natuurlijk maar doen. Alleen, no way dat zulke reactoren ons zullen helpen bij de klimaattransitie. Guy Verhofstadt had het begin jaren 2000 als premier al over kerncentrales van de vierde generatie waar hij toekomst in zag. Dat zijn dezelfde modellen waar vandaag nog altijd aan gewerkt wordt. Ik ben in 1979 afgestudeerd, en dit is wat ik sindsdien heb geleerd: nucleaire toepassingen vragen altijd meer tijd dan we oorspronkelijk denken. Dat is ook helemaal geen verwijt, dat is logisch met technologie van die omvang.’

De traagheid waarmee die nieuwe reactoren worden ontwikkeld, loopt inderdaad niet echt gelijk met de snelheid waarmee er het best actie wordt ondernomen tegen de opwarming van de aarde. De Europese Unie wil tegen 2030 haar uitstoot al terugdringen met 55 procent. De nieuwe types van reactoren zullen daar niet veel bij kunnen helpen, en het is ook niet de kernenergie waar Maarten Boudry op zit te wachten. ‘Die SMR’s zijn een hype’, zegt Boudry. ‘Ik ben bang dat daarmee vooral de indruk wordt gewekt dat er iets mankeert aan de huidige centrales. Dat is zelfs een van de redenen waarom de groenen daar volgens mij wel over willen spreken: die SMR’s zijn voor in een verre, vage toekomst, terwijl er helemaal niets mis is met de technologie die we nu hebben. Het kan altijd nog beter, maar dit is al fantastische technologie. Geef die bestaande lichtwaterreactors alstublieft niet op.’

Mensen verkijken zich echt op die dalende prijzen voor wind en zon.

Maarten Boudry, wetenschapsfilosoof

Met geld van Bouchez

In Europa worden hier en daar nog nieuwe centrales bijgebouwd, die dus van de oudere soort zijn. In Finland werd eind vorig jaar met Olkiluoto 3 een nieuwe reactor afgewerkt. Hij wordt normaal deze maand aangesloten, maar de aanloop daarnaartoe was een martelgang. De bouw begon oorspronkelijk in 2005, met als vooropgestelde einddatum 2010. Ook het kostenplaatje is niet fraai, hoewel overschrijdingen van het budget niet uitzonderlijk zijn bij zulke immense projecten. Begroot op 3 miljard euro, kostte de reactor in totaal al meer dan 13 miljard. Nieuwe reactoren in aanbouw in het Franse Flamanville en het Engelse Hinkley Point zijn eenzelfde weg op gegaan.

Ondanks de hernieuwde interesse van veel politici voor kernenergie zorgden de moeilijkheden waar deze projecten mee te maken kregen voor een verslechterd investeringsklimaat. ‘Er is ook helemaal geen economische logica om nieuwe centrales te bouwen’, zegt Laveyne. ‘Dat is het grootste probleem, en niet de technische uitwerking. Het is veel te duur. Ook de bestaande centrales zijn gebouwd door overheidsbedrijven of monopolisten, want in een vrijgemaakte energiemarkt durft een investeerder zich daar niet aan te wagen. Dat is ook de reden waarom Frankrijk kernenergie zo graag opgenomen zag in de Europese taxonomie voor groene investeringen: het hoopt in een volgende fase soepelere regels voor staatssteun te kunnen krijgen in Europa.’

Laveyne verwijst naar de duur om centrales te bouwen: in het beste geval tien jaar, vaak veel langer. Dat is een periode waarin een bedrijf enkel geld kan investeren zonder dat het er iets voor in de plaats krijgt. Zo’n centrale wordt gebouwd met de bedoeling om voor liefst vele decennia energie te leveren, terwijl het vandaag onmogelijk te zeggen is hoe de energiemarkt in die jaren zal veranderen. Dat maakt het extra riskant, en een reden waarom bedrijven die zich eraan wagen steun van de overheid vragen. Het Franse EDF, dat de nieuwe reactor van Hinkley Point bouwt, eist om die redenen een gegarandeerde prijs van 92,5 pond per megawattuur, een prijs die sinds 2012 geïndexeerd wordt en momenteel aanzienlijk hoger ligt dan de prijs van hernieuwbare energie. ‘EDF heeft al gezegd dat het ook de laatste keer is dat ze zo’n afspraak maken, want door de lange bouwtijd scheuren ze er nog altijd hun broek aan’, aldus Laveyne nog.

Boudry ziet geen probleem in staatssteun voor de bouw van de nieuwe centrales, als dat nodig is om investeerders over de streep te trekken. ‘Bedrijven zijn niet bezig met de klimaatverandering’, zegt hij. ‘Het interesseert hen niet om onze energieopwekking zo snel mogelijk koolstofneutraal te maken, dus de overheid moet de richting aangeven. Het is ook geopolitiek belangrijk: zo maken we ons minder afhankelijk van het gas van Vladimir Poetin. Alleen veranderen veel klimaatactivisten in kleine Milton Friedmans en Friedrich Hayeks als het daarover gaat. Plots moet dan de vrije markt altijd kunnen spelen, terwijl de vrije markt natuurlijk lang niet altijd perfect werkt.’

Jan Vande Putte draait die paradox om. ‘Het is net heel merkwaardig om liberalen als Georges-Louis Bouchez of een N-VA’er als Bart De Wever te horen pleiten voor kernenergie’, zegt hij. ‘Zijn zij plots voor het nationaliseren van de energiesector, of willen ze er misschien met hun partijen zelf geld insteken? Ik zie het niemand anders doen. Jarenlang hebben wij met Greenpeace met energiereuzen als Electrabel/Engie gediscussieerd over kernenergie. Vandaag is dat geen strijd meer, want ze willen er ook niet meer in investeren. Enkel een Frans staatsbedrijf als EDF, waar de president van de republiek uiteindelijk alles beslist, doet dat nog.’

Kernenergie is dure energie

In tegenstelling tot wat veel mensen nog steeds lijken te denken, is kernenergie niet echt een goedkope vorm van energie. Er is geen brandstof zoals steenkool of gas nodig om de energie te produceren, maar de vaste kosten die gemaakt moeten worden lopen snel op. Een aanzienlijk deel daarvan dient om de veiligheid van de reactoren te waarborgen: sinds de kernramp in het Japanse Fukushima in 2011 zijn de regels alleen maar strenger geworden. Het werd in prijs zo steeds moeilijker om te concurreren met hernieuwbare energie als zon en wind, om niet te zeggen dat het die wedstrijd ondertussen verloren heeft. Zowel wind- als zonne-energie werd de voorbije jaren spectaculair goedkoper, ook als het over de installatie ervan gaat en over de prijs om de energie later op te wekken. ‘Onze voorspellingen worden telkens overtroffen’, zegt Ronnie Belmans erover. ‘In 2020 maakte wij met Energyville een overzicht van de Belgische energiecapaciteit. Wij gingen ervan uit dat voor de Belgische kust maximaal vier gigawatt aan windenergie kon worden opgewekt. Ondertussen gaat het voor 2030 over zes gigawatt, een stijging van vijftig procent in minder dan twee jaar tijd.’

Het nadeel van wind- en zonne- energie is dat het grillige energiebronnen zijn. De zon schijnt niet altijd, er waait niet altijd wind, en soms is er zelfs zon noch wind. Daarnaast zal altijd een betrouwbare, stabiele bron nodig zijn om eventuele tekorten op te vangen. Als back-up zijn kerncentrales niet echt geschikt, want zij zijn pas aantrekkelijk als ze constant kunnen draaien. Laveyne kijkt naar verschillende alternatieven zoals gascentrales waarbij de koolstofuitstoot wordt opgevangen, vraagsturing of batterijopslag. Belmans denkt aan waterstof en daarvan afgeleide brandstoffen. ‘We zullen altijd een alternatief voor elektriciteit nodig hebben’, zegt hij. ‘Dat zal dienen voor de scheep- en de luchtvaart, industrieën als de chemie en de staalnijverheid en dus ook voor wanneer er gaten vallen in een systeem van hernieuwbare energie.’

Maar de vergelijking in prijzen tussen kernenergie en hernieuwbare energie vindt Maarten Boudry oneerlijk. ‘Dat is appelen met peren vergelijken’, zegt hij. ‘Mensen verkijken zich echt op die dalende prijzen voor wind en zon. Zelfs als een zonnepaneel helemaal gratis zou zijn, hangen daar nog altijd verborgen kosten aan vast die in rekening moeten worden gebracht.’ Boudry heeft het dan over die systeemkosten, aangezien wind en zon allemaal samen produceren en dus allemaal samen kunnen uitvallen. ‘Naarmate het percentage van hernieuwbare energie stijgt in onze energiemix, wordt het belang van zo’n vervanging groter’, legt hij uit. ‘De kosten van hernieuwbare energie kunnen daardoor echt uit de hand lopen.’

Dit gaat over inschattingen van de toekomst, en daarover verschillen de meningen danig. Net als Jan Vande Putte van Greenpeace (‘Wij maakten ons tot 2014 zorgen over die systeemkosten, blijkbaar zit Boudry vandaag ongeveer daar in zijn denken’) is Joannes Laveyne het oneens met die analyse. ‘Het gaat dan over die flankerende maatregelen die nodig zijn, zoals toename van verbindingen tussen landen, de groei van flexibeler energieverbruik, opslagtechnologie en inderdaad ook productie van waterstof. Het klopt dat die evoluties een decennium achterlopen op hernieuwbare energie, maar de groei verloopt niet lineair, zoals sommigen lijken te denken, maar exponentieel. De komende jaren zullen die mogelijkheden spectaculair toenemen. We zijn er dus nog niet, maar het is doenbaar en het hoeft niet duurder te worden. Ik vind het wat vreemd dat zelfverklaarde vooruitgangsoptimisten als Maarten Boudry deze technologische innovaties zo pessimistisch bekijken, en daarentegen pleiten voor een technologie uit de jaren vijftig.’

Dan toch maar verlengen?

Het aandeel van kernenergie in onze energiemix zal niet snel groeien, daarvoor duurt het gewoon al te lang om nieuwe centrales te bouwen. De hulp die ervan te verwachten valt, komt dus vooral van de reactoren die vandaag al actief zijn. Houdt België die twee reactoren open, dan verzekeren we ons in ieder geval voor dat aandeel in de mix van koolstofarme energie. En – we gaan de discussie hier niet overdoen – dan hoeven we geen of in elk geval minder gascentrales ter vervanging te bouwen. Ondanks de beloofde ondersteuning van onderzoek naar kernenergie is Eric van Walle bang dat met het sluiten van de laatste reactoren in 2025 belangrijke expertise voor ons land verloren zal gaan. ‘De operationele ervaring zoals die vandaag bij het FANC zit, zal verdwijnen’, zegt hij. ‘Ook bedrijven die samenwerken met de kerncentrales, zullen andere horizonten moeten opzoeken. Het wordt moeilijk om de periode tot er nieuwe modellen kunnen worden gebouwd in 2040 te overbruggen.’

Het zou nochtans onverstandig zijn om kernenergie samen met de laatste reactoren in België helemaal af te schrijven. Misschien klinkt 2040 vandaag nog ver, maar zo heel ver is dat natuurlijk niet. ‘We hoeven niet op nieuwe kerncentrales te rekenen om tegen 2030 of 2040 een extra bijdrage te leveren voor onze klimaatdoelstellingen’, zegt Laveyne. ‘Nieuwe kerncentrales zullen ook al eerst en vooral oudere reactoren moeten vervangen. Maar ook daarna zullen we nog uitstootloze elektriciteit nodig hebben. Ga er gerust van uit dat onze behoefte aan elektriciteit tegen 2050 nog zal verdubbelen. Op dat moment is er misschien nog wel een rol weggelegd voor kernenergie.’

WAAR MOETEN WE HEEN MET ONS KERNAFVAL?

‘We staan dichter dan ooit bij een oplossing’, klinkt het. Zéér diep onder de grond.

Kernenergie: is er nog een rol weggelegd voor kerncentrales?
© Getty Images/EyeEm

Eén miljoen jaar: in zijn toekomstscenario’s gaat het NIRAS, de Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, ervan uit dat we het hoogradioactieve afval tot zolang zullen moeten zien op te bergen vooraleer het niet langer schadelijk is. Zelfs de tienduizenden en honderdduizenden jaren die waarschijnlijk nodig zullen zijn om het radioactieve materiaal af te breken, vergen een tijdsbesef dat maar moeilijk voor te stellen is. Toch is dat wat het NIRAS, dat instaat voor het beheer van dat afval in België, moet doen.

Dat wordt ook steeds concreter. Voor het lage en middelactieve afval van kortlevende duur (categorie A) verwacht de instelling naar alle waarschijnlijkheid midden volgend jaar een vergunning om in 2024 te kunnen beginnen bouwen aan een bovengrondse bergingsinstallatie in Dessel. Dat project werd al in 2006 opgezet, en kent dus de komende jaren haar beslag. Naar een oplossing voor het kernafval van categorie B en C, waar ook zeer hoog radioactief afval toe behoort, wordt al meer dan veertig jaar onderzoek gedaan. De consensus is dat een geologische berging diep in de aarde het beste is, maar de regering-De Croo moet nog steeds de principiële beslissing nemen dat ze daarmee instemt. ‘Wij wachten op een besluit om vervolgens hiervoor een participatieproces op te starten’, zegt Sigrid Eeckhout van het NIRAS. ‘Het is natuurlijk niet alleen een technische kwestie, er speelt ook een maatschappelijk belang. We moeten met alle betrokkenen bekijken waar en op welke manier we zo’n berging in België kunnen organiseren.’

We zoeken manieren om de halveringstijd van kernafval te verminderen.

Het NIRAS denkt aan de Boomse of de Ieperiaanse kleilaag, allebei in het noorden van het land. Ook in het zuiden is er verharde klei aanwezig waarin het afval geborgen zou kunnen worden, maar daar is voorlopig minder onderzoek naar gedaan. ‘We zijn met een grootschalig experiment bezig waarbij we een galerij op 225 meter diepte tien jaar verwarmen met de warmte die hoogradioactief afval ook kan afgeven’, zegt Eeckhout. ‘Tot nu toe komen de resultaten overeen met onze labproeven.’

De regering-De Croo moet ook beslissen of de splijtstoffen in de kerncentrales die nog in werking zijn überhaupt wel al als afval kunnen worden beschouwd. Voorlopig worden ze op het terrein van de centrales bewaard, tot daarover een besluit is genomen. Wouter Schroeyers, professor aan de UHasselt verbonden aan de opleiding nucleaire technologie, vindt dat we met die beslissing ook geen haast hoeven te maken. ‘We zoeken manieren om kernafval te behandelen en zo de halveringstijd ervan te verminderen’, legt hij uit. ‘Het SCK CEN ontwikkelt nu de onderzoeksreactor MYRRHA, waar we met behulp van neutronen langlevende radioactieve kernen kunnen omzetten in meer kortlevende kernen. De langlevende kernen worden gespleten door de neutronen die geproduceerd worden met een deeltjesversneller. Het afval blijft daarna aanzienlijk minder lang radioactief. Als we dat dan toch tienduizenden jaren ondergronds moeten steken, kunnen we dat onderzoek evengoed eerst nog de nodige tijd geven.’

Zegt Schroeyers dat omdat hij nog niet veel vertrouwen heeft in zo’n geologische berging? ‘Eigenlijk niet’, is zijn antwoord. ‘Een geologische berging blijft het eindstation. In het onderzoek daarnaar staan we dichter dan ooit bij een goede oplossing voor het afvalprobleem. Dat is natuurlijk nog iets anders dan een industrieel werkbare methode die we ook in de praktijk kunnen brengen. Dat vergt nog enige tijd, maar ook daar zullen we uit raken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content