Julian Alaphilippe over de Ronde: ‘Je kunt niet anders dan verliefd worden op die koers’
De Ronde van Vlaanderen zal het deze zondag jammer genoeg alweer zonder publiek moeten stellen. Het maakt de ambitie van wereldkampioen Julian Alaphilippe er niet minder om.
Hij is een zenuwpees, zit geen moment stil op de fiets en soms gaat hij er al eens bij liggen of juicht hij te vroeg. Het kan elke man overkomen, maar één ding is zeker: wereldkampioen Julian Alaphilippe fietst niet anoniem door het peloton. De vrolijke Frans van Deceuninck- Quick-Step heerst normaal in de Ardennen, maar zondag wil hij de Vlaamse hellingen temmen.
Vorig jaar stond u voor het eerst aan de start van de Ronde van Vlaanderen. Op uw verzoek. Waarom wil een lichtgewicht van 62 kilo zich meten met krachtpatsers van 73 à 75 kilo?
Julian Alaphilippe: (lacht)Zo had ik het nog niet bekeken. De Ronde is een monument, een harde koers, een wedstrijd die enorm veel geschiedenis met zich meedraagt. Dat spreekt me als wielrenner sowieso aan. Kijk, ik heb altijd van die koers gehouden, van veel Vlaamse koersen zelfs, zonder dat ik zelf aan de start stond. De atmosfeer, de ambiance met de supporters, maar ook de beleving in de ploeg is uniek. Als ik mijn ploegmaats hoor vertellen over de Ronde, dan kun je niet anders dan verliefd worden op die koers. Al die elementen zorgden ervoor dat ik de Ronde wilde rijden.
De herschikking van de kalender vorig jaar, door de coronacrisis, speelde uiteindelijk in uw voordeel.
Klopt, de omstandigheden zaten plots mee: er zat amper een week tussen Luik-Bastenaken-Luik, de koers die ik elk jaar rijd om te winnen, en de Ronde. Mijn conditie was heel goed: ik kon wegen op de koers en in de aanval trekken. Ik amuseerde me echt, tot die val (na een aanrijding door een motor, nvdr). Ik ben blij dat ik dit jaar opnieuw aan de start sta.
Het publiek maakt wel het verschil. Dat zal er opnieuw niet zijn.
Alaphilippe: Inderdaad, de Vlaamse supporters zijn ongelooflijk, wellicht het meest gepassioneerde wielerpubliek dat er op deze wereld bestaat. Het moet een enorme beleving zijn om door zo’n mensenzee te rijden. Ik hoop dat ik ooit de Ronde nog kan rijden mét publiek.
De Ronde winnen in de trui van wereldkampioen: Peter Sagan was de laatste die daarin is geslaagd, in 2016.
Alaphilippe: Ja, dat zou ongelooflijk zijn.
Koerst u met een soort van revanchegevoel na uw val vorig jaar? Moet u iets rechtzetten?
Alaphilippe: Rechtzetten? Waarom? Wat heb ik fout gedaan? Een valpartij hoort bij de koers. En tot op dat moment liep alles goed en was ik in de aanval met Mathieu van der Poel en Woet van Aert. Het spreekt voor zich dat ik enorm gemotiveerd ben om te starten, misschien nog een tikkeltje meer dan vorig jaar, maar noem dat geen revanche.
In een interview met de Franse krant L’Équipe zei u dat u de motard niets kwalijk nam.
Alaphilippe: Klopt. Waarom zou ik? Het is iets wat kan gebeuren in de koers. Ik neem niemand iets kwalijk, ook mezelf niet. Het is un fait de course, meer niet. Ik ben geen zeurpiet of iemand die excuses zoekt. Die bladzijde is omgedraaid. Zo doe ik dat altijd, het heeft geen zin om achterom te kijken. Ik blik liever vooruit.
U viel vorig jaar aan op de Koppenberg. Was dat gepland?
Alaphilippe: Nee. Het was mijn eerste deelname, ik moest me eigenlijk kalm houden, de anderen volgen, maar ik voelde me goed en besloot gewoon om daar te versnellen. Dat draaide goed uit, Mathieu en Woet pikten aan en we reden met ons drieën voorop.
U bent een renner die zijn intuïtie volgt en de koers wil maken?
Alaphilippe: Exactement. Ik houd ervan om te koersen zoals ik ben, zoals ik in het leven sta. Je mag niet vergeten om ook plezier te maken op je fiets. Aanvallen, offensief koersen en je amuseren, daar gaat het ook om. Profiter de la vie, genieten van het feit dat ik kan fietsen, dat het mijn beroep is en dat ik dat enorm graag doe.
U moet het wel volhouden natuurlijk, en de druk wordt er niet minder om, nu u wereldkampioen geworden bent.
Alaphilippe: Daarom zet ik mijn fiets ook af en toe aan de kant. Ik zit zo in mekaar, af en toe moet de stekker er even uit. Ik ken renners die met niets anders bezig zijn dan wielrennen, die niet buiten komen of uitgaan, die alleen maar denken aan trainen, slapen, eten. Let op, ik ben ook honderd procent bezig met mijn vak, maar ik houd ook van het leven daarbuiten. ( lacht)
Kunt u zich voorstellen dat u er plots genoeg van heeft, zoals Tom Dumoulin vorig jaar, of uw ex-ploegmaat Marcel Kittel?
Alaphilippe: Ik durf niet te zeggen dat me dat niet zal overkomen, nee.
U hebt hard moeten knokken om er te komen. U werkte in een fietszaak, koerste bij een klein team. U had geen luxeleven. Maakt dat geen verschil?
Alaphilippe: Dat is waar, ik weet waar ik vandaan kom. Kijk, ik ben altijd iemand geweest die het maximum geeft. Ik weet wie ik ben en hoe ik in het leven sta. In alles wat ik doe geef ik het volle pond, in alles ga ik , à bloc. Vandaag heb ik meer ervaring, ben ik rustiger geworden, meer relaxed. Er is nu een goede balans in mijn leven en daar ben ik gelukkig om.
We zien u altijd lachen en plezier maken. Kent u eigenlijk stress?
Alaphilippe: (s chiet in de lach) Jawel, soms zelfs veel stress, maar wel goede stress. Koersen is niet altijd gemakkelijk, maar tegelijkertijd probeer ik ook altijd om te genieten, het moment te savoureren. Als mijn carrière erop zit, zal er minder stress zijn. Nu moet je die stress weten te kanaliseren, hem in je voordeel gebruiken.
Er zijn mensen die niet om kunnen met het kopmanschap, die door de stress niet meer presteren.
Alaphilippe: Dat is waar, maar dat geldt niet alleen voor renners. Ook zakenlui, artiesten, muzikanten kampen ermee. Het hoort erbij, bij het kopmanschap. En ik win nu eenmaal graag. Het komt erop aan ervoor te zorgen dat de stress je leven niet beheerst. Het helpt om af en toe even een stap achteruit te zetten en tot rust te komen.
Kunnen uw ploegmaats of de ploegleider het zien als u nerveus bent?
Alaphilippe: Ik weet niet of ze dat kunnen zien. Misschien wel een beetje, omdat ze weten welke belangen er spelen in bepaalde koersen of situaties. De ploeg kent me door en door. Daarom koers ik zo graag voor The Wolfpack, bij dit team waar de samenhorigheid zo groot is. Ze zorgen met kleine zaken dat ik weer in evenwicht kom. Sympa non?
Hoe doen ze dat?
Alaphilippe: Wel, laat me het voorbeeld geven van Dries Devenyns. Ik heb de gewoonte om met hem de kamer te delen als we samen koersen. We brengen veel tijd door met elkaar. Hij is iemand die me heel goed kent, op en naast de fiets. In een koers hoef ik hem niets te vragen, hij anticipeert, ziet dingen, staat me bij. En buiten de koers komen we gewoon enorm goed overeen. Dus als we dan samen de kamer delen, daags voor een belangrijke wedstrijd, dan weet hij ook wat er door mijn hoofd gaat, dat er stress is, maar het simpele feit dat ik op de kamer lig met Dries, dat we samen zijn, geeft me al rust.
Als Dries niet bij u is, hebt u meer stress?
Alaphilippe: Maar nee, ik gaf Dries als voorbeeld omdat we samen al zo veel momenten hebben gedeeld, maar het gaat eigenlijk om het hele team. Er is een evenwicht in de ploeg. En uiteraard, je moet ook wel een beetje een sterke kop hebben. Je moet zorgen dat je mentaal in balans bent. Niet alleen het fysieke speelt een rol, je moet ook vertrouwen hebben in jezelf: weten dat je er alles voor hebt gedaan, dat je hard hebt gewerkt en dat de benen wel goed zullen zijn.
Zijn er soms twijfels na een lange winter- of trainingsperiode? Patrick Lefevere zei dat u heel nerveus was voor uw eerste koers.
Alaphilippe: Nerveus is een slecht woord. Ik zou zeggen hongerig, gretig zijn om te koersen, de wil om er opnieuw te staan. Maar natuurlijk zijn er twijfels. Als je die niet hebt, maak je fouten. Je moet twijfels hebben. Dat zorgt ervoor dat je gemotiveerd blijft, dat je steeds jezelf wilt verbeteren, dat je geconcentreerd blijft. Tegelijkertijd moet je ook wel vertrouwen hebben. Zoals ik daarnet al zei: vertrouwen hebben dat je hard hebt getraind, dat je je goed hebt gesoigneerd, en dat het zal lonen.
Had u vorig jaar in Luik- Bastenaken-Luik plots te veel zelfvertrouwen? U stak uw handen te snel omhoog, waardoor Primoz Roglic als eerste over de eindstreep kwam.
Alaphilippe: Helemaal niet. In Luik maakte ik een fout omdat ik doodzat na een zware koers. Tot dan reed ik de perfecte wedstrijd. Het was niet dat ik te veel vertrouwen had, eerder dat ik helemaal leeggereden was.
Uw neef en trainer Franck Alaphilippe zegt dat uw pijngrens hoger ligt dan die van uw tegenstanders, maar dat u zich daar niet bewust van bent.
Alaphilippe: Ik weet dat niet, ik weet alleen dat ik heel diep kan gaan.
U spreekt vaak over ‘la rage’, een innerlijke kracht die u drijft. Wat bedoelt u daar precies mee?
Alaphilippe: Dat valt moeilijk uit te leggen. Je moet het zien als iets mentaals, iets wat je in je hebt, een manier van denken, dingen op een welbepaalde manier zien, ergens in geloven. Het is meer iets in je hoofd dan in je benen, want fysiek gezien heb ik weliswaar bepaalde capaciteiten, maar ik ben geen supertalent of zo. Dat mentale kan het verschil maken in het slot van de koers, het is een soort van kracht die me nog iets dieper doet gaan.
Wout van Aert vertelde eens na een verloren wedstrijd dat hij een fout had gemaakt: ‘Van der Poel kan zo diep gaan. Ook al oogt hij compleet leeg, zodra hij de finish ziet, haalt hij nog ergens een kracht vandaan en kan hij dat tikkeltje meer. Dat heb ik onderschat.’
Alaphilippe: Voor mij geldt dat ook. Sommige renners kunnen, zelfs als ze doodzitten, boven zichzelf uitstijgen als ze de finish zien.
Kost die ‘rage’ niet heel veel kracht?
Alaphilippe: Heel zeker. Ik heb een temperament, een karakter dat veel energie vreet. Vandaar dat het zo belangrijk is voor mij om af en toe goed te recupereren zodat ik me weer fris voel. Het gaat dan niet alleen over de benen, het fysieke, maar ook mentaal moet ik de batterijen opladen. Dat is een belangrijke les die ik geleerd heb de voorbije jaren: die fiets even aan de kant zetten, rust nemen. Als je altijd het maximum geeft, die totale overgave, dan vreet dat energie en die moet je aanvullen.
Mathieu van der Poel, Wout van Aert, Julian Alaphilippe. Iedereen spreekt nu over de Grote Drie.
Alaphilippe: De Grote Drie, de Grote Vijf, de Grote Tien. Het maakt me niet uit. Mathieu en Wout zijn allebei kampioenen en we moeten het vaak tegen elkaar opnemen. Inmiddels beginnen we elkaar goed te kennen. ( lacht)
Stoort het u soms dat u met hen vergeleken wordt?
Alaphilippe: Nee, ik ben daar niet mee bezig. Ik vind dat ik een heel andere renner ben dan Wout of Mathieu. Ja, we hebben wat gemeenschappelijke punten: we vallen graag en veel aan, vaak op momenten dat men het niet verwacht. Vandaar dat er over ons gesproken wordt. Het stoort me helemaal niet.
Deceuninck-Quick-Step is een ploeg die haar verantwoordelijkheid altijd opneemt in de klassiekers. Wout en Mathieu tonen zich bijzonder sterk. Vindt u dat uw ploeg nu minder de koers moet dragen?
Alaphilippe: Ik denk niet dat we iets moeten veranderen. Als je renners zoals Wout en Mathieu aan de start hebt, zijn zij altijd topfavoriet. Wat ons betreft: Deceuninck-Quick-Step koerst altijd met dezelfde mentaliteit. We tonen initiatief in de koers en mikken altijd op de zege. We denken niet de hele tijd aan de anderen.
U zei al hoe belangrijk het is om even de fiets aan de kant te zetten. Hoe maakt Julian Alaphilippe zijn hoofd eigenlijk leeg? Ik las in Vélo Magazine dat u houdt van snelle wagens?
Alaphilippe:Het is niet dat ik thuis een hele verzameling heb, maar ik hou van die autocultuur. Ik zie graag documentaires, blader al eens door een automagazine, bekijk iets op tv. Ik vind het ook leuk om naar een showroom te gaan of gewoon een garage te bezoeken. Met de ploegmaats of de vrienden gaat het ook al eens over wagens. Ik ben geen fan van een merk of model in het bijzonder. Ik houd gewoon van auto’s, al van kindsbeen af.
U hebt een Porsche 911 uit 1989.
Alaphilippe:Klopt, dat is echt een klassieker. Ik rij er weleens mee, maar niet zo heel vaak.
Ik dacht dat u urenlang met snelle wagens reed op een circuit in Andorra zodra u wat vrije tijd hebt.
Alaphilippe: (lacht) Nee, dat heb ik nog niet gedaan. Het lijkt me wel fijn om daar na mijn carrière wat vaker mee bezig te zijn. Voor het plezier, niet voor de sport.
Tot slot: uw vriendin Marion Rousse is koerscommentator bij France Télevision, maar ook ex-coureur, onder meer bij Lotto Soudal Ladies. Is dat een plus, een ex-wielrenster als partner?
Alaphilippe:Marion en ik zijn enorm gelukkig. Het helpt om samen te zijn met iemand die ook gekoerst heeft. Ze kent deze wereld door en door, ze weet wat het is om te trainen, te rusten, te reizen en ook welke stress er bij koersen komt kijken. Ik hoef dat niet meer uit te leggen, dat maakt de dingen simpeler.
U wordt vlak voor de Tour ook vader. Wat doet dat met u?
Alaphilippe:Dat is ongelooflijk, natuurlijk. Marion en ik kijken er enorm naar uit om ouders te worden. Een aantal ploegmaats hebben al kinderen en ik vind het leuk om daarover met hen te praten. Het wordt belangrijk om een goede balans te vinden. Het zal er niet gemakkelijker op worden om op trainingskamp te vertrekken of naar een koers te gaan en de focus te houden, maar dat zal zichzelf wel uitwijzen.
Julian Alaphilippe
– 1992: geboren in Saint-Amand-Montrond (FR)
– Begint als veldrijder, kiest later voor de weg.
– Rijdt: sinds 2014 voor Deceuninck-Quick-Step
– 2018: wint zijn eerste klassieker, de Waalse Pijl
– 2019: wint onder meer de Strade Bianche, Milaan-Sanremo en de Brabantse Pijl. Hij behaalt ook twee etappezeges in de Ronde van Frankrijk en rijdt 14 dagen in de gele trui
– 2020: wordt wereldkampioen in het Italiaanse Imola en wint de Brabantse Pijl. Komt ten val in de Ronde van Vlaanderen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier