Joël De Ceulaer: ‘Hoe ik, héél misschien, mee het leven van Bart De Wever heb gered’
Joël De Ceulaer diept in zijn nieuwe boek herinneringen op aan die keer dat hij – héél misschien – mee het leven van Bart De Wever heeft gered. Door hem op een enorme contradictie te wijzen. ‘Ik leef graag in de illusie dat hij stiekem moest toegeven dat ik een beetje gelijk had.’
Bij uitgeverij Polis verschijnt deze week het boek Lastpost, waarin Knack-redacteur Joël De Ceulaer zijn honderd beste columns van de voorbije jaren heeft gebundeld. Hier leest u een fragment uit zijn woord vooraf bij dat boek.
Het is een publiek geheim dat Bart De Wever mij niet graag ziet. Wie alle columns in mijn pas verschenen meningenbundel Lastpost leest, zal daar gaandeweg misschien begrip voor krijgen. Ik heb de brave man de voorbije jaren weleens op de korrel genomen, bekritiseerd en zelfs bespot. Niet zo vaak als de redactie van Charlie Hebdo die andere profeet in de loop der jaren heeft bespot, maar toch vaak genoeg om de N-VA-voorzitter terdege op de zenuwen te werken.
Terwijl ik misschien, héél misschien weliswaar, mee zijn leven heb gered.
U lacht nu. En dat mag. Maar lees even verder en oordeel dan.
Op zaterdag 5 november 2011 – Bart De Wever woog toen nog 140 kilogram schoon aan de haak – verscheen in De Standaard een stukje van mijn hand over de Boekenbeurs. Aanleiding: een uitspraak van bioloog Mark Nelissen, die de overdaad aan kookboeken had vergeleken met porno. Het inspireerde mij tot een soort opiniestuk over de Boekenbeurs waarin ook Bart De Wever voorkwam. Hij had een nieuw boek uit, Werkbare waarden. En hij had pas een column geschreven waarin hij onze vaak onverholen bewondering voor verslaafde vedetten hoogst ongepast had genoemd. Ik was het met hem eens. Maar, vond ik, dan moest hij ook naar zichzelf kijken. Naar zichzelf en zijn eigen eetverslaving.
‘Het is een publiek geheim dat de N-VA-voorzitter er een schokbestendig normen- en waardepatroon op na houdt’, schreef ik.
‘Als liederlijk en bandeloos gedrag het kostbare weefsel van de samenleving dreigt te verscheuren, grist hij de pen uit de holster om ons middels een stichtend betoog voor verdere ontsporing te behoeden. Twee weken geleden waarschuwde hij ons, trouwe lezers van deze krant, voor “romantisch gedweep” met drugs: “Van Janis Joplin, Jim Morrison, Herman Brood, Chet Baker, John Belushi, River Phoenix, Jotie T’Hooft en zoveel andere knuffeljunkies onthouden we vooral het spannende leven dat ze durfden te leiden, inclusief de mythe dat de culturele bijdrage die ze leverden, misschien mede aan hun druggebruik te danken was.” En dat is gevaarlijke onzin, wist De Wever.
“Drugs behoren een losersimago te krijgen in plaats van een winnersimago. Als politici zelf een winnersimago geven aan drugs, is het op zijn zachtst gezegd erg hypocriet om drugsverslaving te erkennen als een ziekte waarvoor het RIZIV middelen moet uittrekken. Om drugs te bestrijden moeten we eerst en vooral stoppen met ons romantisch gedweep met het gebruik ervan.” Dat wij ons vermaakt hebben met de “strapatsen” van Amy Winehouse, vindt De Wever ongehoord. “They tried to make me go to rehab, I said no, no, no, zong ze. Het was schuldig verzuim daarmee te lachen in plaats van haar tijdig te dwingen om toch te gaan.”
Nu zal menigeen ons verdenken van kwade wil, maar dat is dan geheel ten onrechte. Professor Nelissen zal ons vast gelijk geven als wij die column van De Wever eens op hemzelf toepassen. Obesitas is een ziekte, die het RIZIV nog veel geld zal kosten. Voedsel is verslaving, die niet mag worden geromantiseerd.
Bon. Wat moeten wij dan vinden van een politicus die voortdurend een beetje lacherig doet over zijn nachtelijke frituurbezoekjes en het existentiële dilemma waarvoor hij zich geplaatst ziet als hij wat junkfood betreft moet kiezen tussen ’t Draakske en ’t Kriekske. Moeten we daar dan om lachen? Of is dat óók een vorm van schuldig verzuim?’
De Wever is of was natuurlijk niet de enige politicus die met zichzelf in de knoop zit
Einde citaat.
Nu wil het toeval dat De Wever in die periode de beslissing nam die wellicht zijn leven heeft gered: hij begon te vermageren. Fameus te vermageren. Tijdens het laatste weekend van oktober dat jaar had hij het daar al over gehad met Carl Huybrechts, in diens loge tijdens Night of the Proms. Zelf beweert De Wever dat hij de knoop doorhakte in het eerste weekend van november 2011, tijdens een pretparkbezoek met de kinderen. ‘Ik moest me in een klein karretje wurmen, maar helaas raakte de grendel die je naar beneden moet trekken niet over mijn buik’, bekende hij ooit in een krant. ‘Dat was heel gênant.’
Is het werkelijk zo gebeurd? Was dat voor hem echt de druppel die de emmer deed overlopen? Kan best. Zal wel. Maar ik leef graag in de illusie dat hij op zaterdag 5 november 2011 op zijn minst ook mijn stukje in De Standaard had gelezen en stiekem moest toegeven dat ik een beetje gelijk had: dat zich een enorme contradictie schuilhield in zijn borst, dat zijn woorden en zijn daden elkaar heftig tegenspraken. Dat hij botste met zichzelf.
Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst, zoals mag blijken uit de columns en opiniestukken die ik de voorbije jaren aan het fenomeen De Wever heb mogen wijden – hij was de machtigste, boeiendste en scherpste Vlaamse politicus van het afgelopen decennium en daarom verdiende hij ook de meeste kritiek.
De Wever is of was natuurlijk niet de enige politicus die met zichzelf in de knoop zit. Bij de SP.A zat het voorbije decennium de hele partij met zichzelf in de knoop: er gaapt een diepe kloof tussen de sociaaldemocraten die diversiteit als een vanzelfsprekendheid omarmen, en de sociaal- democraten die – uit fanatieke vrijzinnigheid of omdat ze het Vlaams Belang achternaliepen – van de hoofddoek een probleem hebben gemaakt.
Bij Open VLD zaten vooral de topvrouwen met zichzelf in de knoop. Een ware liberaal is, op ideologische gronden, tegen verplichte quota. Een verdedigbaar standpunt. Alleen maakt zowel Gwendolyn Rutten als Annemie Turtelboom een uitzondering voor de eigen lotgenoten. Ze zijn allebei vóór quota voor vrouwen in raden van bestuur – eigen volk eerst dus.
Ook bij Groen spreken velen zichzelf tegen. Als het over de klimaatopwarming gaat, willen ze dat wij de wetenschappelijke consensus aanvaarden en ons gedrag daarop afstemmen. Als het over genetisch gemodificeerde organismen gaat, mag die wetenschappelijke consensus in de vuilnisbak en gedragen ze zich als volstrekt onverantwoorde technofoben.
En zo is het overal iets. Gelukkig maar, anders had ik die honderd meningen die uitgeverij Polis verzamelde in het boek Lastpost nooit bij mekaar gekregen.
Al moet ik vandaag, na een opiniedetox van drie maanden, toegeven dat meningen hebben verslavend werkt.
Misschien moet ik, de volgende keer dat ik nog eens wil afkicken, toch maar een tussenkomst van het RIZIV vragen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier