Jean Paul Van Bendegem strijdt tegen het ‘grijsisme’: ‘Ouder worden voelt als een tweede puberteit’
Hun stem weegt te zwaar door bij een referendum, zoals met de brexit. Ze klampen zich vast aan de macht, zoals Trump. Of ze zijn de ‘nuttelozen’ van de economie, zoals tijdens de coronacrisis. Nu hij zelf met pensioen is, valt het emeritus professor Jean Paul Van Bendegem op hoe fout de beeldvorming over ouderen is. Het strookt niet met zijn eigen ervaring. ‘Ouder worden is verrijkend, voor jezelf én voor de samenleving.’
Emeritus professor Jean Paul Van Bendegem (67) kennen wij als een beminnelijk man. Een man die, zowel in aula’s als in tv-studio’s, meer dan geregeld het bewijs heeft geleverd dat een goede grap niet per se boosaardig hoeft te zijn. Een groot talent voor kwaadaardigheid blijkt ook niet uit zijn nieuwe boek Wijs, grijs & puber, een ‘pleidooi voor burgerlijke ongehoorzaamheid van senioren’. Wél is het boek heel duidelijk geschreven vanuit verontwaardiging. Al lang voor de coronacrisis had Van Bendegem zich voorgenomen om iets te schrijven over de ‘buitenspelpositie’ waarin de senior vaak wordt geplaatst. De crisis heeft zijn verontwaardiging niet meteen getemperd.
Als ik probeer in te schatten hoeveel tijd me nog rest, ga ik uit van de gemiddelde levensverwachting. Als vanzelf ga je dan selecteren in de projecten waar je nog aan wilt beginnen.
‘Het coronavirus heeft vooral de ouderen zwaar getroffen’, vertelt Van Bendegem. ‘Dus kreeg je geregeld de vraag in de rest van de samenleving of onze economie voor die “nutteloze” groep moest opdraaien. Ik vind zulke vragen zeer problematisch. Het uitgangspunt moet toch zijn dan wij samen een maatschappij vormen? Tijdens de coronacrisis had ik vaak de indruk dat senioren er niet helemaal bij horen. Er is de afgelopen maanden vooral over hen gepraat. Als het ging over de situatie in woonzorgcentra, bijvoorbeeld, kreeg je interviews voorgeschoteld met de kinderen van senioren, niet zelden terwijl de senior over wie het ging er gewoon bij zat. (lacht) Bijzonder opmonterend vond ik dan weer een reportage – ik geloof op de regionale zender AVS – over het feit dat bezoeken in de woonzorgcentra weer toegelaten werden. Daar werd de zoon van een licht dementerende moeder opgevoerd. Hij vertelde aan de reporter dat er wel gauw een vaccin zou komen. Terwijl hij dat zei, zag je zijn moeder met haar wijsvinger tegen haar slaap tikken. Wel, dacht ik, zo dement zal ze dan toch niet zijn geweest.’
In uw boek neemt u een uitgebreide wetenschapsfilosofische aanloop. Om die aanloop heel kort samen te vatten: wij kennen volgens u te veel waarde toe aan abstracte wetenschappelijke kennis, en te weinig aan de wijsheid, die stoelt op praktische ervaring en die, zoals het spreekwoord zegt, vooral met de jaren komt.
Jean Paul Van Bendegem: Ik kan dat misschien het best verduidelijken met het model van de gebroeders Dreyfus. In dat model wordt beschreven hoe iemand kan evolueren van een buitenstaander tot een expert. Dat proces begint bij theoretische kennis. Eenduidige instructies en algemene regels. Vervolgens worden die regels in de praktijk gebracht, en ontstaat ervaring. Die ervaring leert dat het in sommige gevallen verstandig is om de instructies en regels te negeren of te overtreden. Dan ontstaat wijsheid. Denk bijvoorbeeld aan een beginnende automobilist. Je begint met de theorie: hoe bestuur ik een auto, en wat zijn de verkeersregels? Vervolgens ga je de regels toepassen in de praktijk. Zo komt dan de ervaring, die bijvoorbeeld leert dat je beter wél gas geeft bij een oranje verkeerslicht als er een gek aan je achterbumper kleeft. Anders gezegd: je laat je rijgedrag niet bepalen door regels, maar door casuïstiek. Die vorm van wijsheid opbouwen is iets van lange duur, en vind je daarom vaker bij al wat oudere mensen.
Bent u zelf met het klimmen der jaren wijzer geworden?
Van Bendegem: O ja, heel zeker. U moet weten: ik heb wiskunde gestudeerd, de meest theoretische van alle wetenschappen. Ik heb lang met het idee geleefd dat het zinloos was om over problemen te praten waar geen eenduidig wiskundig antwoord op bestond. Over kwesties als euthanasie wilde ik het niet hebben, om de eenvoudige reden dat de kans erg klein is dat je tot algemeen geldende besluiten zult komen. Kennis stond voor mij gelijk aan wetenschappelijke kennis. Dat maakte van mij ook een enthousiast lid van SKEPP (vereniging die theorieën onderzoekt op hun wetenschappelijkheid, nvdr). Het idee van de wetenschap als finale scheidsrechter wordt daar heel sterk gekoesterd.
Is dat dan geen goed idee?
Van Bendegem: De wetenschap garandeert geen sluitende antwoorden. Ook dat maakt deze coronacrisis heel mooi duidelijk. Mensen worden boos op de wetenschappers omdat ze ons geen eenduidige antwoorden geven, en – sterker nog – elkaar tegenspreken. Mensen voelen zich door de wetenschap in de steek gelaten, wat misschien vooral iets zegt over onze te hooggespannen verwachtingen. Het wetenschappelijke proces is traag, werkt met vallen en opstaan en botst niet zelden op een weerbarstige realiteit.
Neem het thema groepsimmuniteit. Daarover is maandenlang gezegd dat daarvoor ongeveer 60 procent van de bevolking de besmetting moet hebben gehad. Inmiddels is dat percentage al aardig naar beneden bijgesteld, en zou in sommige gevallen ook 20 procent volstaan. Dat kun je raar vinden, want kun je zulke percentages niet perfect met wiskundige modellen berekenen? Wel ja, dat kan inderdaad. Maar je moet in dit geval bijvoorbeeld ook rekening houden met zo veel andere parameters. 60 procent vertrekt van de veronderstelling dat iedereen met iedereen in contact kan komen. Dat is niet het geval in bijvoorbeeld de dunbevolkte Amerikaanse staat Iowa, waar mensen al naar de zondagse mis zullen moeten komen om zich door God te laten besmetten. (lacht) Of neem Zweden. Op Stockholm na kan het best zijn dat een besmettingsgraad van 10 tot 20 procent daar volstaat voor groepsimmuniteit. Misschien zijn ze er al bijna, dus kun je je afvragen: hebben ze het dan misschien toch niet zo slecht aangepakt?
U relativeert wetenschappelijke kennis, en pleit voor een opwaardering van de op ervaring gestoelde wijsheid van de senior. Maar die ervaring is vaak erg particulier. Als het over veiligheid in mijn stad gaat, bijvoorbeeld, heb ik meer vertrouwen in statistiek dan in de ervaring van een senior.
Van Bendegem: Uiteraard. In mijn boek schrijf ik ook uitdrukkelijk dat wetenschappelijke kennis en wijsheid niet tegenover elkaar staan. Wijsheid op zich volstaat ook niet. De ideale expert is voor mij iemand die de wijsheid met wetenschappelijke kennis weet te verenigen. Mijn idee van wijsheid heeft ook niets te maken met die ergerlijke notie ‘gezond verstand’. Ik weet eerlijk gezegd ook niet precies wat dat is, gezond verstand. Tijdens de coronacrisis heb ik het nog een paar keer horen zeggen: ‘Gebruik je gezond verstand.’ Oké, denk ik dan. Moet ik, mijn gezond verstand gebruikend, nu met of zonder mondmasker de straat op?
Mocht Johan Vande Lanotte gevraagd worden om premier te worden, zou ik het een teken van wijsheid vinden mocht hij de boot afhouden. Kies voor een rol in de coulissen.
Uw collega Paul De Grauwe protesteerde eertijds luid tegen zijn verplichte pensionering. Had u het daar ook zo moeilijk mee?
Van Bendegem: In alle eerlijkheid: nee. Ik vind het goed dat er een moment komt waarop je plaatsmaakt voor de volgende generaties en zegt: mensen, nu is het aan jullie. Ik heb de deur van de universiteit ook niet helemaal dichtgetrokken. Ik ben nog altijd voor 10 procent verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel. Een beetje stout uitgedrukt: ik heb de leuke aspecten van de job behouden, en de ellendige, zoals het zoeken naar geld voor onderzoek of het eeuwige vergaderen, geschrapt.
U introduceert in uw boek de term ‘grijsisme’, naar analogie met racisme en seksisme. Wilt u daarmee zeggen dat het problemen van dezelfde orde zijn?
Van Bendegem: Racisme en seksisme zijn zeker ernstiger. Maar dat wil niet zeggen dat het probleem niet bestaat. De kern van het probleem zit volgens mij in het beeld dat mensen hebben van de laatste fase van het leven. Mensen zien het vooral als iets negatiefs. Dat merk je al heel goed als je met pensioen gaat. In de regel stellen mensen dan vragen als: ‘Ben je niet bang voor het zwarte gat?’ of ‘Hoe ga je je dagen vullen?’ Slechts uitzonderlijk zegt iemand – meestal is dat iemand van de universiteit – ‘Gelukzak!’ In de beeldvorming ligt de nadruk ook haast altijd op het verlies. Je wordt een last, je draagt niets meer bij, je wordt steeds gebrekkiger. Terwijl ouder worden ook verrijkend is. Verrijkend voor jezelf, maar ook voor de samenleving, die veel meer uit die rijkdom zou kunnen putten.
U toont zich zeer verontwaardigd over pleidooien die het stemrecht van 80-plussers ter discussie stellen. Toch is die kwestie niet altijd even simpel. De brexit komt er vooral dankzij de stem van ouderen, de mensen die de gevolgen veel minder lang zullen hoeven te dragen. Daar schuilt een zekere onrechtvaardigheid in.
Van Bendegem: Voor een deel legt dat het probleem bloot van een referendum. Een ingewikkelde kwestie die een grondig maatschappelijk debat vereist, werd hier beslecht door een simpele ja-neevraag. Dat vind ik sowieso een slecht idee. Maar om op de kern van uw vraag te antwoorden: ik denk dat je, vanuit democratisch oogpunt, niet anders kunt dan elke stem even zwaar laten wegen. Aan dat principe kun je maar beter niet morrelen.
In uw boek citeert u uit een recente Knack-reportage over ouderen en seks. ‘De seks is anders. Maar doorgaans beter’, klonk het daar. U voegt daaraan toe dat het niet alleen de seks is die verbetert. Dat vraagt om een verduidelijking.
Van Bendegem: Het heeft, algemeen gezegd, te maken met schrappen, waardoor je de dingen intenser gaat beleven. Ik heb geen bucketlist. Een emmerlijst leidt alleen maar tot emmeren. Maar ik schrap wel steeds meer. Als ik probeer in te schatten hoeveel tijd me nog rest, ga ik uit van de gemiddelde levensverwachting. Als vanzelf ga je dan selecteren in de projecten waar je nog aan wilt beginnen. Je zegt al eens vaker nee. Wat overblijft, zijn de dingen waar je echt plezier aan beleeft of die je nuttig vindt. Dat zorgt ervoor dat je leven intenser wordt. Ook daarom voelt ouder worden, zoals ik in het boek schrijf, als een tweede puberteit. Het is een intense periode, met veel nieuwe ervaringen en nieuwsgierigheid naar wat nog moet komen. En als ik het toch even over de seks mag hebben: ook die wordt, op een manier, intenser. Dat heeft te maken met het feit dat er meer besproken moet worden. Als je jong bent doe je toch maar wat. Op een bepaalde leeftijd gaat het niet meer zo vanzelf, en moet je meer communiceren. ‘Oké,’ zeg je dan, ‘het is er nog niet, maar het zal weldra komen.’ Dat maakt dat je de ervaring op z’n minst wat bewuster beleeft.
Ouderen worden vandaag vaak ‘buitenspel’ gezet, schrijft u. In het slechtste geval worden ze verbannen naar een woonzorgcentrum. Dat valt moeilijk te ontkennen, maar paradoxaal genoeg zijn het dezelfde bejaarden die de wereld regeren. Xi Jinping, Donald Trump, Vladimir Poetin en Narendra Modi: allemaal zijn ze de pensioengerechtigde leeftijd ver voorbij.
Van Bendegem: ( denkt na) Ik vermoed dat dit te maken heeft met de particuliere eigenschappen die vasthangen aan macht. Als ik kijk naar Trump, zie ik iemand die in de eerste plaats opnieuw verkozen wil worden: ‘Ik wil hier blijven zitten.’ Al het andere – een politiek project, om maar iets te noemen – heeft geen belang. Daarmee wil ik niet zeggen dat het verlangen naar macht sowieso verwerpelijk is. Ik ben aan de VUB vier jaar decaan geweest. Ik vond dat ik dat niet goed heb gedaan, maar er waren momenten waarop ik dacht: als je hier goed in bent, dan kun je echt wel iets gedaan krijgen. Voor alle duidelijkheid, ik vind niet dat senioren zich aan de macht moeten vastklampen. In mijn ideale wereld verdwijnen ze op een bepaald ogenblik van het toneel maar spelen ze, wijs als ze zijn, nog wel een belangrijke rol achter de coulissen.
Geert van Istendael schreef vorige week in MO* dat de jongere politieke generatie lijkt te gaan slagen waar de oude bleef falen. Zou het kunnen dat de recepten van de oudere generatie versleten zijn, en alleen jongere, onervaren politici als Egbert Lachaert (Open VLD) en Conner Rousseau (SP.A) nog een uitweg kunnen vinden?
Van Bendegem: Dat zou zeker kunnen. In mijn boek wijs ik vooral op de wijsheid die groeit door de ervaring. Oudere mensen kunnen daardoor vaak beter inschatten wat zal werken en wat niet. Tegelijk maakt het hen wat voorzichtiger, en zullen ze minder snel een onbetreden pad inslaan. Uiteindelijk gaat het over de prachtige wisselwerking tussen le prince en le conseiller du prince.
Conner Rousseau gaat naar verluidt geregeld te rade bij Johan Vande Lanotte.
Van Bendegem: Dat lijkt me zeer verstandig. Mocht Johan Vande Lanotte ooit nog gevraagd worden om premier te worden, zou ik het een teken van wijsheid vinden mocht hij de boot afhouden. Ik zou hem adviseren om te kiezen voor een rol in de coulissen, bijvoorbeeld als adviseur van Conner Rousseau.
We moeten het nog hebben over het laatste hoofdstuk: de dood. Die lijkt zich in onze samenleving, anders dan de geboorte, steeds stiller en eenzamer te voltrekken.
Van Bendegem: Dat is inderdaad een merkwaardig ontwikkeling. Mijn familie van moederskant was afkomstig uit Lochristi. Ik herinner me hoe daar nog dagenlang gewaakt werd bij de stervende. Niet dat men voortdurend met de stervende bezig was – er werd vooral gekaart -, maar dat proces voltrok zich niet in stille eenzaamheid. (denkt na) Voor mij schuilt hierin een grote meerwaarde van euthanasie. In veel gevallen geeft het je de mogelijkheid om nog bewust en geritualiseerd afscheid te nemen. De troostende werking van zo’n ritueel kan moeilijk overschat worden, ook voor de nabestaanden. Ik moet nu denken aan de koffietafel, en hoe de sfeer daar in de regel langzaam transformeert van ingetogen naar een zekere vrolijkheid, waarbij zelfs de behoefte ontstaat om grappen te maken. Dat vind ik ontzettend mooi. Mijn vrouw en ik hebben ooit in één dag twee crematies bijgewoond. In de twee gevallen was er enkel een rouwdienst, zonder koffietafel of een ander therapeutisch moment voor de nabestaanden. Dat was ondraaglijk. We hebben diezelfde dag nog besloten dat we zoiets nooit meer zouden doen.
Jean Paul Van Bendegem
– 1953: geboren in Gent
– 1979: behaalt, na een licentiaat in de wiskunde, ook een licentiaat in de wijsbegeerte (UGent)
– 1983: wordt, met grootste onderscheiding, doctor in de letteren en wijsbegeerte
– 1985-1990: doceert logica (VUB)
– 2003-2013: voltijds gewoon hoogleraar (VUB)
– 2005-2009: decaan
– 2018: gaat met emeritaat
– 2020: publiceert Grijs, wijs & puber