Drummer Simon Plancke maakte een album, boek én voorstelling over vluchtelingen in Duinkerke en Brussel. ‘Het bezoek aan het kamp was een bijna absurde ervaring.’
Onder de noemer De Koffie van Morgen lanceert drummer Simon Plancke een album, een boek én een JazzLab-tournee langs de Vlaamse cultuurhuizen. Le Ravage d’Ali Baba brengt het verhaal van vluchtelingen in Duinkerke en Brussel. ‘De ene toeschouwer zal komen voor het sociale verhaal, de andere voor de jazz. Daar was het me om te doen: mensen samenbrengen.’
Wat is De Koffie van Morgen eigenlijk?
Simon Plancke: Het is een platform waarbinnen ik verschillende bands naar buiten kan brengen. Nu speel ik met een kwartet (Hendrik Lasure, Thijs Troch en Elias Devoldere, bekend van Schntzl, An Pierlé Quartet, Nordmann en Hypochristmutreefuzz, nvdr.), de volgende keer kan het iets helemaal anders zijn. Je zou het met een theatercollectief kunnen vergelijken: met een vaste kern die verschillende voorstellingen maakt.
Voor Le Ravage d’Ali Baba bent u naar vluchtelingenkampen getrokken. Wat was de trigger om dat te doen?
Plancke: Ik werk sinds 2014 bij Poverello in Brussel. Daar merkte ik bij het uitdelen van maaltijden dat de mensen die bij ons passeren allemaal een verhaal hebben. Twee jaar geleden kruiste ik per toeval iemand van Light of the Children, een organisatie die kinderen zelf foto’s laat maken in de vluchtelingenkampen. Na een afspraak bij de hulporganisatie Humain wist ik: ik wil daarnaartoe.
Dat heeft snijdende getuigenissen opgeleverd. ‘Ik ben naar hier gekomen op de as van een vrachtwagen’, vertelt een man.
Plancke: Ja. Het bezoek aan het kamp was een bijna absurde ervaring. Die mensen bleken extreem vriendelijk, wat ik helemaal niet had verwacht, en velen hadden er grote behoefte aan om hun verhaal te doen. Al snel wist ik dat ik niet gewoon een plaatje zou maken. Ik wilde de levens van die mensen zo breed mogelijk kaderen. We maakten geluidsopnames in het kamp en lieten kinderen er fotograferen. Voor de interviews had ik een journalist kunnen vragen, maar we wilden het ook niet te documentair maken. In overleg met mensen van Kaap en het Werf-label kwam het idee om schrijvers te vragen en hen mee te nemen naar het kamp. Rachida Lamrabet gaf de aanzet, en zo kwamen we uit bij onder andere Anne Provoost, Birsen Taspinar en Dalilla Hermans.
En tijdens de tournee speelt u dan met een jazzband de soundtrack bij beelden en getuigenissen?
Plancke: Wel, dat hebben wij ons ook al afgevraagd. Spelen wij de soundtrack, of versterken de abstracte beelden van filmmaakster Lisa Tahon de muziek? (lacht) Ik probeer het als één geheel te zien, waar het ene niet onder het andere staat.
Brengen jullie ook vluchtelingen op de scène?
Plancke: Nee. Niemand heeft de ambitie om daar te blijven. De hoofdbezigheid van die mensen is uiteindelijk toch: hoe raak ik in Engeland? Maar dat doet niets af aan hun inbreng in de voorstelling.
U werkt hier al twee jaar aan. Wordt u niet moedeloos van de aanslepende situatie in de kampen?
Plancke: Ja. Maar dat versterkt nog de actuele waarde. Ik probeer hiermee geen politieke overtuiging uit te dragen. Ik wil verder weg van de mening, en dichter bij de mens. Dat is waar cultuur voor mij om draait.