Jan Denys en Stijn Baert beoordelen vijf jaar werkgelegenheid: ‘De regering-Michel heeft gefaald’
Hoe goed was het arbeidsmarktbeleid van de federale regering-Michel en de Vlaamse regering-Bourgeois? Knack legde de vraag voor aan twee experts, Stijn Baert en Jan Denys. ‘Er is vooral sprake geweest van virtueel beleid.’
De regering-Michel zal er zeker mee uitpakken. Tijdens haar regeerperiode zijn er 220.000 jobs bij gekomen. En de werkloosheidsgraad daalde naar minder dan 6 procent, het laagste niveau sinds de eerste metingen in 1983. Er zijn wel grote regionale verschillen: in Brussel is de werkloosheidsgraad 13 procent, in Wallonië 9 procent, in Vlaanderen 3 procent. Met dat puike laatste cijfer zal de regering-Bourgeois graag pronken.
‘De cijfers zijn mooi’, zeggen Stijn Baert en Jan Denys in koor. ‘Maar zijn ze te danken aan het regeringsbeleid of vooral aan de goede economische conjunctuur?’ Baert is arbeidseconoom aan de Universiteit Gent, Jan Denys arbeidsmarktexpert bij Randstad. Om het arbeidsmarktbeleid van onze regeringen te evalueren, kijken ze liever naar vier parameters waarop de regeringen duidelijk greep hebben: de activering van werklozen en inactieven, de krapte op de arbeidsmarkt, de economische migratie, en langer werken. Als je dat doet, krijg je een ander verhaal.
Samen komen Baert en Denys tot vijf aanbevelingen voor onze volgende regeringen. h2>
p>
1. Help meer laaggeschoolden aan de slag. p>
‘Dat zal zeker niet gebeuren door het minimumloon sterk te verhogen, zoals sommige partijen voorstellen’, zegt Denys. Armoedespecialist Ive Marx berekende dat een verhoging met 30 procent geen impact zal hebben op de armoede, omdat de meeste mensen die voor het minimumloon of een iets hoger loon werken helemaal niet arm zijn. Baert: ‘Een hoger minimumloon is interessant voor wie al een job heeft. Voor wie aan een job moet raken is het een drempel.’ Daarbij moeten we de immigratie van laaggeschoolden kritisch bekijken, vindt Denys. Baert: ‘We moeten werk maken van economische migratie, door mensen aan te trekken die we op onze arbeidsmarkt nodig hebben.’ p>
p>
2. Bouw de indirecte kosten af waarmee wie gaat werken vaak te maken krijgt. p>
‘Mensen mogen geen extra stress krijgen omdat de kinderopvang bijvoorbeeld duur is’, zegt Baert. p>
p>
3. Verbeter de activering van langdurig werklozen en inactieven. p>
Baert en Denys zijn het eens: ‘Er moet een centrale arbeidsmarktregisseur komen. Die moet ook kijken naar de inactieven en niet alleen naar de werklozen – die vormen het topje van de ijsberg.’ p>
p>
4. Neem zélf het heft opnieuw in handen, in plaats van alles door te schuiven naar de sociale partners. p>
Baert: ‘De regering moet niet alleen in een kader voorzien, bijvoorbeeld door te zeggen hoeveel de zware beroepen mogen kosten. Ze moet ook zelf met een ontwerp komen, bijvoorbeeld een lijst van zware beroepen opgesteld door experts. Laat de sociale partners daarover onderhandelen tegen een bepaalde datum. En laat het regeringsvoorstel in voege komen als ze geen akkoord bereiken. Anders eindigen de sociale onderhandelingen zoals ze beginnen: met een wit blad.’ p>
p>
5. Zorg ervoor dat werken meer loont. p>
‘Op korte termijn moet je het merken aan je loonzakje’, zegt Baert. ‘En op lange termijn moet het meer opleveren voor je pensioen.’ p>
5. Aanbevelingen h2>
‘Verhoog het minimumloon niet’ p>
‘In één zin samengevat: de regering-Michel heeft hoge verwachtingen gewekt, maar heeft die niet ingelost’, zegt Jan Denys. ‘Op cruciale vlakken heeft ze de kloof met de rest van Europa niet kunnen verkleinen. Soms is die kloof zelfs gegroeid. Dan mag je zeggen: de regering heeft gefaald.’ Baert beaamt dat. ‘Haar maatregelen gaan in de juiste richting. Neem de wet over wendbaar en werkbaar werk: die garandeert werknemers betere arbeidsomstandigheden tijdens hun hele loopbaan, en heeft werkgevers meer flexibiliteit gegeven. Maar over het algemeen was er vooral sprake van virtueel beleid: de federale regering kondigde van alles aan, vaak met veel drama, maar de implementatie volgde niet.’
De regering-Bourgeois is voor Baert een ander verhaal. ‘Die voerde de beloofde hervormingen ook uit, vaak in stilte. Bijvoorbeeld door mensen te begeleiden naar een job.’ Met dat laatste is Denys het niet helemaal eens, omdat er nauwelijks SWT’ers opnieuw aan de slag zijn gegaan. ‘Vlaanderen heeft de bevoegdheid om die 55-plussers te activeren, maar doet dat te weinig.’
Samen komen Baert en Denys tot vijf aanbevelingen voor onze volgende regeringen. h2>
p>
1. Help meer laaggeschoolden aan de slag. p>
‘Dat zal zeker niet gebeuren door het minimumloon sterk te verhogen, zoals sommige partijen voorstellen’, zegt Denys. Armoedespecialist Ive Marx berekende dat een verhoging met 30 procent geen impact zal hebben op de armoede, omdat de meeste mensen die voor het minimumloon of een iets hoger loon werken helemaal niet arm zijn. Baert: ‘Een hoger minimumloon is interessant voor wie al een job heeft. Voor wie aan een job moet raken is het een drempel.’ Daarbij moeten we de immigratie van laaggeschoolden kritisch bekijken, vindt Denys. Baert: ‘We moeten werk maken van economische migratie, door mensen aan te trekken die we op onze arbeidsmarkt nodig hebben.’ p>
p>
2. Bouw de indirecte kosten af waarmee wie gaat werken vaak te maken krijgt. p>
‘Mensen mogen geen extra stress krijgen omdat de kinderopvang bijvoorbeeld duur is’, zegt Baert. p>
p>
3. Verbeter de activering van langdurig werklozen en inactieven. p>
Baert en Denys zijn het eens: ‘Er moet een centrale arbeidsmarktregisseur komen. Die moet ook kijken naar de inactieven en niet alleen naar de werklozen – die vormen het topje van de ijsberg.’ p>
p>
4. Neem zélf het heft opnieuw in handen, in plaats van alles door te schuiven naar de sociale partners. p>
Baert: ‘De regering moet niet alleen in een kader voorzien, bijvoorbeeld door te zeggen hoeveel de zware beroepen mogen kosten. Ze moet ook zelf met een ontwerp komen, bijvoorbeeld een lijst van zware beroepen opgesteld door experts. Laat de sociale partners daarover onderhandelen tegen een bepaalde datum. En laat het regeringsvoorstel in voege komen als ze geen akkoord bereiken. Anders eindigen de sociale onderhandelingen zoals ze beginnen: met een wit blad.’ p>
p>
5. Zorg ervoor dat werken meer loont. p>
‘Op korte termijn moet je het merken aan je loonzakje’, zegt Baert. ‘En op lange termijn moet het meer opleveren voor je pensioen.’ p>
4. Langer werken h2>
‘Verwarring troef’ p>
In België werkt 5 op de 10 van de 55- tot 64-jarigen. In Europa gaat het gemiddeld om 6 op de 10, in Nederland en Duitsland is het 7 op de 10. Ook die achterstand is de voorbije regeerperiode niet weggewerkt, zeggen Stijn Baert en Jan Denys. ‘Ik heb het berekend’, zegt Denys. ‘Als we op deze manier verder gaan, duurt het nog een eeuw voor we het gemiddelde Europese niveau bereiken.’
Baert: ‘Tussen wat de regering-Michel bij haar aantreden beloofde over langer werken en wat ze uiteindelijk heeft gerealiseerd, is er een groot verschil. We zouden tot 67 jaar moeten werken, weliswaar tegen 2030. Er zou een lijst komen met zware beroepen waarvoor op die regel een uitzondering zou worden gemaakt. En het vroegere brugpensioen zou langzaam uitdoven. Wat is daarvan gekomen? De ambitie van de regering is weggesmolten.’
‘Bovendien zaai je verwarring als je zegt dat iedereen tot 67 jaar zal moeten werken, en een tijdje later de minister van Pensioenen (Daniel Bacquelaine, MR) verklaart dat het wel zal volstaan als 10 tot 15 procent dat doet. En als diezelfde minister dan voor de overheidssector een akkoord met de vakbonden sluit waarbij ongeveer de helft van de vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep blijkt te hebben en dus vroeger op pensioen mag… Tja, dan raken we er natuurlijk nooit.’
Volgens beide experts wekken zowel de politici als de sociale partners de indruk dat mensen langer laten werken geen dringende noodzaak is. Ter illustratie verwijzen ze naar het sociaal akkoord dat vorige week werd afgesloten en waarin het SWT weer een beetje werd versoepeld. Baert: ‘Vroeger sloten de sociale partners een akkoord af, waarna ze hun ei in het nest van de regering legden en die het mocht uitbroeden. Daar kwam vaak een koekoeksjong uit voort dat de schatkist leegvrat. Nu is het omgekeerd: de regering legt een heikele zaak, waar ze zelf niet uit raakt, in het nest van de sociale partners, goed wetende dat zij er evenmin uit zullen raken. Ze deed dat bijvoorbeeld met de lijst van zware beroepen en met de koppeling van de lonen aan anciënniteit. Daardoor blijft alles bij het oude.’
Beide arbeidsmarktexperts zijn het eens: wie langer aan de slag blijft, moet dat zien aan zijn pensioen. Baert: ‘De SP.A, bijvoorbeeld, stelt in haar pensioenplannen voor dat mensen die langer werken ook meer pensioen krijgen. Dat is goed. Maar de zogenoemde gelijkgestelde periodes – dagen dat je niet werkt maar die toch meetellen voor je pensioen – willen de socialisten niet afbouwen. Ze breiden ze zelfs wat uit. En dat is problematisch. Elke gewerkte dag levert meer pensioen op dan een niet-gewerkte dag: dat zou het principe moeten zijn.’
5. Aanbevelingen h2>
‘Verhoog het minimumloon niet’ p>
‘In één zin samengevat: de regering-Michel heeft hoge verwachtingen gewekt, maar heeft die niet ingelost’, zegt Jan Denys. ‘Op cruciale vlakken heeft ze de kloof met de rest van Europa niet kunnen verkleinen. Soms is die kloof zelfs gegroeid. Dan mag je zeggen: de regering heeft gefaald.’ Baert beaamt dat. ‘Haar maatregelen gaan in de juiste richting. Neem de wet over wendbaar en werkbaar werk: die garandeert werknemers betere arbeidsomstandigheden tijdens hun hele loopbaan, en heeft werkgevers meer flexibiliteit gegeven. Maar over het algemeen was er vooral sprake van virtueel beleid: de federale regering kondigde van alles aan, vaak met veel drama, maar de implementatie volgde niet.’
De regering-Bourgeois is voor Baert een ander verhaal. ‘Die voerde de beloofde hervormingen ook uit, vaak in stilte. Bijvoorbeeld door mensen te begeleiden naar een job.’ Met dat laatste is Denys het niet helemaal eens, omdat er nauwelijks SWT’ers opnieuw aan de slag zijn gegaan. ‘Vlaanderen heeft de bevoegdheid om die 55-plussers te activeren, maar doet dat te weinig.’
Samen komen Baert en Denys tot vijf aanbevelingen voor onze volgende regeringen. h2>
p>
1. Help meer laaggeschoolden aan de slag. p>
‘Dat zal zeker niet gebeuren door het minimumloon sterk te verhogen, zoals sommige partijen voorstellen’, zegt Denys. Armoedespecialist Ive Marx berekende dat een verhoging met 30 procent geen impact zal hebben op de armoede, omdat de meeste mensen die voor het minimumloon of een iets hoger loon werken helemaal niet arm zijn. Baert: ‘Een hoger minimumloon is interessant voor wie al een job heeft. Voor wie aan een job moet raken is het een drempel.’ Daarbij moeten we de immigratie van laaggeschoolden kritisch bekijken, vindt Denys. Baert: ‘We moeten werk maken van economische migratie, door mensen aan te trekken die we op onze arbeidsmarkt nodig hebben.’ p>
p>
2. Bouw de indirecte kosten af waarmee wie gaat werken vaak te maken krijgt. p>
‘Mensen mogen geen extra stress krijgen omdat de kinderopvang bijvoorbeeld duur is’, zegt Baert. p>
p>
3. Verbeter de activering van langdurig werklozen en inactieven. p>
Baert en Denys zijn het eens: ‘Er moet een centrale arbeidsmarktregisseur komen. Die moet ook kijken naar de inactieven en niet alleen naar de werklozen – die vormen het topje van de ijsberg.’ p>
p>
4. Neem zélf het heft opnieuw in handen, in plaats van alles door te schuiven naar de sociale partners. p>
Baert: ‘De regering moet niet alleen in een kader voorzien, bijvoorbeeld door te zeggen hoeveel de zware beroepen mogen kosten. Ze moet ook zelf met een ontwerp komen, bijvoorbeeld een lijst van zware beroepen opgesteld door experts. Laat de sociale partners daarover onderhandelen tegen een bepaalde datum. En laat het regeringsvoorstel in voege komen als ze geen akkoord bereiken. Anders eindigen de sociale onderhandelingen zoals ze beginnen: met een wit blad.’ p>
p>
5. Zorg ervoor dat werken meer loont. p>
‘Op korte termijn moet je het merken aan je loonzakje’, zegt Baert. ‘En op lange termijn moet het meer opleveren voor je pensioen.’ p>
3. Economische migratie h2>
‘Binnenkomers zijn niet complementair met de arbeidsmarkt’ p>
Ook migratie ligt volgens Jan Denys aan de basis van het grote aantal niet-werkende laaggeschoolden. Hij heeft het, zo onderstreept hij, niet over mensen die op de vlucht zijn voor geweld, vervolging of oorlog. ‘Ik heb het over mensen die om andere redenen naar België komen en die we op onze arbeidsmarkt niet kunnen gebruiken. Migratie naar België gebeurt veel minder dan elders vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt. We hebben bijvoorbeeld veel gezinsherenigingen: die migranten belanden vaak in de werkloosheid of de inactiviteit.’
In Nederland en Duitsland is meer dan 50 procent van de allochtonen aan het werk, in ons land minder dan de helft. Hoe pak je dat aan? Stijn Baert: ‘Eerst moeten we erover waken dat binnenkomers complementair zijn met onze arbeidsmarkt, en dat hun ervaring en skills een toegevoegde waarde zijn. De migratiepolitiek van Canada is een voorbeeld. De Canadezen houden meer rekening met de kwalificaties die gevraagd worden. Dat migranten het op de Canadese arbeidsmarkt veel beter doen, is geen verrassing. Je oogst wat je zaait.’
Vlaams minister van werk Philippe Muyters (N-VA) heeft een lijst met knelpuntberoepen voorgesteld waarvoor bedrijven gemakkelijker buitenlandse arbeidskrachten kunnen aantrekken. Een goede maatregel, vindt Baert. Denys is het daarmee eens, maar hekelt het initiatief van de VDAB om in Marokko op zoek te gaan naar informatici. ‘Dat is geen kerntaak van de VDAB. In Antwerpen zijn er bovendien voldoende werklozen met een Marokkaanse achtergrond die in aanmerking komen voor zo’n opleiding.’
‘Zodra de nieuwkomers hier zijn, moeten we ze goed begeleiden naar de arbeidsmarkt’, zegt Baert. ‘Daarbij moeten alle betrokkenen stoppen met elkaar de zwartepiet toe te spelen. Werkgevers mogen niet discrimineren, en allochtone werknemers moeten niet afkomen met onnozele voorstellen, zoals het gelijkwaardig maken van het Arabisch aan het Nederlands in de lagere school. Dat draagt allesbehalve bij tot meer kansen op de arbeidsmarkt.’
4. Langer werken h2>
‘Verwarring troef’ p>
In België werkt 5 op de 10 van de 55- tot 64-jarigen. In Europa gaat het gemiddeld om 6 op de 10, in Nederland en Duitsland is het 7 op de 10. Ook die achterstand is de voorbije regeerperiode niet weggewerkt, zeggen Stijn Baert en Jan Denys. ‘Ik heb het berekend’, zegt Denys. ‘Als we op deze manier verder gaan, duurt het nog een eeuw voor we het gemiddelde Europese niveau bereiken.’
Baert: ‘Tussen wat de regering-Michel bij haar aantreden beloofde over langer werken en wat ze uiteindelijk heeft gerealiseerd, is er een groot verschil. We zouden tot 67 jaar moeten werken, weliswaar tegen 2030. Er zou een lijst komen met zware beroepen waarvoor op die regel een uitzondering zou worden gemaakt. En het vroegere brugpensioen zou langzaam uitdoven. Wat is daarvan gekomen? De ambitie van de regering is weggesmolten.’
‘Bovendien zaai je verwarring als je zegt dat iedereen tot 67 jaar zal moeten werken, en een tijdje later de minister van Pensioenen (Daniel Bacquelaine, MR) verklaart dat het wel zal volstaan als 10 tot 15 procent dat doet. En als diezelfde minister dan voor de overheidssector een akkoord met de vakbonden sluit waarbij ongeveer de helft van de vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep blijkt te hebben en dus vroeger op pensioen mag… Tja, dan raken we er natuurlijk nooit.’
Volgens beide experts wekken zowel de politici als de sociale partners de indruk dat mensen langer laten werken geen dringende noodzaak is. Ter illustratie verwijzen ze naar het sociaal akkoord dat vorige week werd afgesloten en waarin het SWT weer een beetje werd versoepeld. Baert: ‘Vroeger sloten de sociale partners een akkoord af, waarna ze hun ei in het nest van de regering legden en die het mocht uitbroeden. Daar kwam vaak een koekoeksjong uit voort dat de schatkist leegvrat. Nu is het omgekeerd: de regering legt een heikele zaak, waar ze zelf niet uit raakt, in het nest van de sociale partners, goed wetende dat zij er evenmin uit zullen raken. Ze deed dat bijvoorbeeld met de lijst van zware beroepen en met de koppeling van de lonen aan anciënniteit. Daardoor blijft alles bij het oude.’
Beide arbeidsmarktexperts zijn het eens: wie langer aan de slag blijft, moet dat zien aan zijn pensioen. Baert: ‘De SP.A, bijvoorbeeld, stelt in haar pensioenplannen voor dat mensen die langer werken ook meer pensioen krijgen. Dat is goed. Maar de zogenoemde gelijkgestelde periodes – dagen dat je niet werkt maar die toch meetellen voor je pensioen – willen de socialisten niet afbouwen. Ze breiden ze zelfs wat uit. En dat is problematisch. Elke gewerkte dag levert meer pensioen op dan een niet-gewerkte dag: dat zou het principe moeten zijn.’
5. Aanbevelingen h2>
‘Verhoog het minimumloon niet’ p>
‘In één zin samengevat: de regering-Michel heeft hoge verwachtingen gewekt, maar heeft die niet ingelost’, zegt Jan Denys. ‘Op cruciale vlakken heeft ze de kloof met de rest van Europa niet kunnen verkleinen. Soms is die kloof zelfs gegroeid. Dan mag je zeggen: de regering heeft gefaald.’ Baert beaamt dat. ‘Haar maatregelen gaan in de juiste richting. Neem de wet over wendbaar en werkbaar werk: die garandeert werknemers betere arbeidsomstandigheden tijdens hun hele loopbaan, en heeft werkgevers meer flexibiliteit gegeven. Maar over het algemeen was er vooral sprake van virtueel beleid: de federale regering kondigde van alles aan, vaak met veel drama, maar de implementatie volgde niet.’
De regering-Bourgeois is voor Baert een ander verhaal. ‘Die voerde de beloofde hervormingen ook uit, vaak in stilte. Bijvoorbeeld door mensen te begeleiden naar een job.’ Met dat laatste is Denys het niet helemaal eens, omdat er nauwelijks SWT’ers opnieuw aan de slag zijn gegaan. ‘Vlaanderen heeft de bevoegdheid om die 55-plussers te activeren, maar doet dat te weinig.’
Samen komen Baert en Denys tot vijf aanbevelingen voor onze volgende regeringen. h2>
p>
1. Help meer laaggeschoolden aan de slag. p>
‘Dat zal zeker niet gebeuren door het minimumloon sterk te verhogen, zoals sommige partijen voorstellen’, zegt Denys. Armoedespecialist Ive Marx berekende dat een verhoging met 30 procent geen impact zal hebben op de armoede, omdat de meeste mensen die voor het minimumloon of een iets hoger loon werken helemaal niet arm zijn. Baert: ‘Een hoger minimumloon is interessant voor wie al een job heeft. Voor wie aan een job moet raken is het een drempel.’ Daarbij moeten we de immigratie van laaggeschoolden kritisch bekijken, vindt Denys. Baert: ‘We moeten werk maken van economische migratie, door mensen aan te trekken die we op onze arbeidsmarkt nodig hebben.’ p>
p>
2. Bouw de indirecte kosten af waarmee wie gaat werken vaak te maken krijgt. p>
‘Mensen mogen geen extra stress krijgen omdat de kinderopvang bijvoorbeeld duur is’, zegt Baert. p>
p>
3. Verbeter de activering van langdurig werklozen en inactieven. p>
Baert en Denys zijn het eens: ‘Er moet een centrale arbeidsmarktregisseur komen. Die moet ook kijken naar de inactieven en niet alleen naar de werklozen – die vormen het topje van de ijsberg.’ p>
p>
4. Neem zélf het heft opnieuw in handen, in plaats van alles door te schuiven naar de sociale partners. p>
Baert: ‘De regering moet niet alleen in een kader voorzien, bijvoorbeeld door te zeggen hoeveel de zware beroepen mogen kosten. Ze moet ook zelf met een ontwerp komen, bijvoorbeeld een lijst van zware beroepen opgesteld door experts. Laat de sociale partners daarover onderhandelen tegen een bepaalde datum. En laat het regeringsvoorstel in voege komen als ze geen akkoord bereiken. Anders eindigen de sociale onderhandelingen zoals ze beginnen: met een wit blad.’ p>
p>
5. Zorg ervoor dat werken meer loont. p>
‘Op korte termijn moet je het merken aan je loonzakje’, zegt Baert. ‘En op lange termijn moet het meer opleveren voor je pensioen.’ p>
2. Krapte op de arbeidsmarkt h2>
‘Dodelijke cocktail voor laaggeschoolden’ p>
In ons land raken veel vacatures niet ingevuld. Volgens berekeningen van Stijn Baert is de krapte op onze arbeidsmarkt groter dan in Nederland en Duitsland. Dat komt grotendeels omdat België een veel grotere groep inactieven heeft: mensen die geen job hebben en er ook niet naar op zoek zijn (en dus niet als werkloos worden gekwalificeerd). Het gaat vooral om laaggeschoolden, allochtonen en ouderen.
In België is 1 op de 4 mensen tussen 20 en 64 jaar inactief. In Europa is dat gemiddeld 1 op de 5. In Nederland en Duitsland is het 1 op de 6. Jan Denys: ‘In Brussel en Wallonië is de tijd blijven stilstaan. Vlaanderen doet het iets beter, maar blijft onder het Europese gemiddelde.’
We slagen er niet goed in om laaggeschoolden aan het werk te krijgen én te houden, terwijl de helft van de vacatures geen specifieke opleiding vereist. Volgens Denys gaat België er op dat vlak zelfs op achteruit. ‘Op zich is dat opmerkelijk, want minder dan 10 procent van onze jongeren verlaat de school zonder diploma. Daarmee doen we het beter dan veel andere EU-lidstaten.’
Waarom raken die laaggeschoolden zo moeilijk aan de slag? ‘De Belgische arbeidsmarkt serveert hun een dodelijke cocktail’, zegt Denys. ‘Onze hoge minimumlonen zijn een drempel om hen aan te werven. En omdat de uitkeringsduur onbeperkt is, worden ze amper gemotiveerd om werk te zoeken.’ Baert wijst op de werkloosheidsval: ‘Laagopgeleide werklozen die een baan vinden, kunnen rekenen op een inkomensstijging van soms niet meer dan 10 procent. Als je gaat werken, heb je bovendien indirecte kosten, zoals vervoer en kinderopvang. Daardoor kan het saldo zelfs negatief zijn.’
Baert blijft hameren op de hervorming die hij vorig jaar voorstelde: maak de werkloosheidsuitkeringen meer degressief, dus iets hoger in het begin om ze nadien stelselmatig te verminderen. Dat voorstel haalde het zomerakkoord van de regering-Michel, maar wordt na het vertrek van de N-VA wellicht niet meer in de praktijk gebracht.
Denys wil nog verder gaan. ‘België is het enige land in Europa waar je onbeperkt in de tijd een uitkeringen kunt krijgen. Maak daar een einde aan, bijvoorbeeld na twee jaar. Dat zal veel werklozen aanzetten om te solliciteren.’
3. Economische migratie h2>
‘Binnenkomers zijn niet complementair met de arbeidsmarkt’ p>
Ook migratie ligt volgens Jan Denys aan de basis van het grote aantal niet-werkende laaggeschoolden. Hij heeft het, zo onderstreept hij, niet over mensen die op de vlucht zijn voor geweld, vervolging of oorlog. ‘Ik heb het over mensen die om andere redenen naar België komen en die we op onze arbeidsmarkt niet kunnen gebruiken. Migratie naar België gebeurt veel minder dan elders vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt. We hebben bijvoorbeeld veel gezinsherenigingen: die migranten belanden vaak in de werkloosheid of de inactiviteit.’
In Nederland en Duitsland is meer dan 50 procent van de allochtonen aan het werk, in ons land minder dan de helft. Hoe pak je dat aan? Stijn Baert: ‘Eerst moeten we erover waken dat binnenkomers complementair zijn met onze arbeidsmarkt, en dat hun ervaring en skills een toegevoegde waarde zijn. De migratiepolitiek van Canada is een voorbeeld. De Canadezen houden meer rekening met de kwalificaties die gevraagd worden. Dat migranten het op de Canadese arbeidsmarkt veel beter doen, is geen verrassing. Je oogst wat je zaait.’
Vlaams minister van werk Philippe Muyters (N-VA) heeft een lijst met knelpuntberoepen voorgesteld waarvoor bedrijven gemakkelijker buitenlandse arbeidskrachten kunnen aantrekken. Een goede maatregel, vindt Baert. Denys is het daarmee eens, maar hekelt het initiatief van de VDAB om in Marokko op zoek te gaan naar informatici. ‘Dat is geen kerntaak van de VDAB. In Antwerpen zijn er bovendien voldoende werklozen met een Marokkaanse achtergrond die in aanmerking komen voor zo’n opleiding.’
‘Zodra de nieuwkomers hier zijn, moeten we ze goed begeleiden naar de arbeidsmarkt’, zegt Baert. ‘Daarbij moeten alle betrokkenen stoppen met elkaar de zwartepiet toe te spelen. Werkgevers mogen niet discrimineren, en allochtone werknemers moeten niet afkomen met onnozele voorstellen, zoals het gelijkwaardig maken van het Arabisch aan het Nederlands in de lagere school. Dat draagt allesbehalve bij tot meer kansen op de arbeidsmarkt.’
4. Langer werken h2>
‘Verwarring troef’ p>
In België werkt 5 op de 10 van de 55- tot 64-jarigen. In Europa gaat het gemiddeld om 6 op de 10, in Nederland en Duitsland is het 7 op de 10. Ook die achterstand is de voorbije regeerperiode niet weggewerkt, zeggen Stijn Baert en Jan Denys. ‘Ik heb het berekend’, zegt Denys. ‘Als we op deze manier verder gaan, duurt het nog een eeuw voor we het gemiddelde Europese niveau bereiken.’
Baert: ‘Tussen wat de regering-Michel bij haar aantreden beloofde over langer werken en wat ze uiteindelijk heeft gerealiseerd, is er een groot verschil. We zouden tot 67 jaar moeten werken, weliswaar tegen 2030. Er zou een lijst komen met zware beroepen waarvoor op die regel een uitzondering zou worden gemaakt. En het vroegere brugpensioen zou langzaam uitdoven. Wat is daarvan gekomen? De ambitie van de regering is weggesmolten.’
‘Bovendien zaai je verwarring als je zegt dat iedereen tot 67 jaar zal moeten werken, en een tijdje later de minister van Pensioenen (Daniel Bacquelaine, MR) verklaart dat het wel zal volstaan als 10 tot 15 procent dat doet. En als diezelfde minister dan voor de overheidssector een akkoord met de vakbonden sluit waarbij ongeveer de helft van de vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep blijkt te hebben en dus vroeger op pensioen mag… Tja, dan raken we er natuurlijk nooit.’
Volgens beide experts wekken zowel de politici als de sociale partners de indruk dat mensen langer laten werken geen dringende noodzaak is. Ter illustratie verwijzen ze naar het sociaal akkoord dat vorige week werd afgesloten en waarin het SWT weer een beetje werd versoepeld. Baert: ‘Vroeger sloten de sociale partners een akkoord af, waarna ze hun ei in het nest van de regering legden en die het mocht uitbroeden. Daar kwam vaak een koekoeksjong uit voort dat de schatkist leegvrat. Nu is het omgekeerd: de regering legt een heikele zaak, waar ze zelf niet uit raakt, in het nest van de sociale partners, goed wetende dat zij er evenmin uit zullen raken. Ze deed dat bijvoorbeeld met de lijst van zware beroepen en met de koppeling van de lonen aan anciënniteit. Daardoor blijft alles bij het oude.’
Beide arbeidsmarktexperts zijn het eens: wie langer aan de slag blijft, moet dat zien aan zijn pensioen. Baert: ‘De SP.A, bijvoorbeeld, stelt in haar pensioenplannen voor dat mensen die langer werken ook meer pensioen krijgen. Dat is goed. Maar de zogenoemde gelijkgestelde periodes – dagen dat je niet werkt maar die toch meetellen voor je pensioen – willen de socialisten niet afbouwen. Ze breiden ze zelfs wat uit. En dat is problematisch. Elke gewerkte dag levert meer pensioen op dan een niet-gewerkte dag: dat zou het principe moeten zijn.’
5. Aanbevelingen h2>
‘Verhoog het minimumloon niet’ p>
‘In één zin samengevat: de regering-Michel heeft hoge verwachtingen gewekt, maar heeft die niet ingelost’, zegt Jan Denys. ‘Op cruciale vlakken heeft ze de kloof met de rest van Europa niet kunnen verkleinen. Soms is die kloof zelfs gegroeid. Dan mag je zeggen: de regering heeft gefaald.’ Baert beaamt dat. ‘Haar maatregelen gaan in de juiste richting. Neem de wet over wendbaar en werkbaar werk: die garandeert werknemers betere arbeidsomstandigheden tijdens hun hele loopbaan, en heeft werkgevers meer flexibiliteit gegeven. Maar over het algemeen was er vooral sprake van virtueel beleid: de federale regering kondigde van alles aan, vaak met veel drama, maar de implementatie volgde niet.’
De regering-Bourgeois is voor Baert een ander verhaal. ‘Die voerde de beloofde hervormingen ook uit, vaak in stilte. Bijvoorbeeld door mensen te begeleiden naar een job.’ Met dat laatste is Denys het niet helemaal eens, omdat er nauwelijks SWT’ers opnieuw aan de slag zijn gegaan. ‘Vlaanderen heeft de bevoegdheid om die 55-plussers te activeren, maar doet dat te weinig.’
Samen komen Baert en Denys tot vijf aanbevelingen voor onze volgende regeringen. h2>
p>
1. Help meer laaggeschoolden aan de slag. p>
‘Dat zal zeker niet gebeuren door het minimumloon sterk te verhogen, zoals sommige partijen voorstellen’, zegt Denys. Armoedespecialist Ive Marx berekende dat een verhoging met 30 procent geen impact zal hebben op de armoede, omdat de meeste mensen die voor het minimumloon of een iets hoger loon werken helemaal niet arm zijn. Baert: ‘Een hoger minimumloon is interessant voor wie al een job heeft. Voor wie aan een job moet raken is het een drempel.’ Daarbij moeten we de immigratie van laaggeschoolden kritisch bekijken, vindt Denys. Baert: ‘We moeten werk maken van economische migratie, door mensen aan te trekken die we op onze arbeidsmarkt nodig hebben.’ p>
p>
2. Bouw de indirecte kosten af waarmee wie gaat werken vaak te maken krijgt. p>
‘Mensen mogen geen extra stress krijgen omdat de kinderopvang bijvoorbeeld duur is’, zegt Baert. p>
p>
3. Verbeter de activering van langdurig werklozen en inactieven. p>
Baert en Denys zijn het eens: ‘Er moet een centrale arbeidsmarktregisseur komen. Die moet ook kijken naar de inactieven en niet alleen naar de werklozen – die vormen het topje van de ijsberg.’ p>
p>
4. Neem zélf het heft opnieuw in handen, in plaats van alles door te schuiven naar de sociale partners. p>
Baert: ‘De regering moet niet alleen in een kader voorzien, bijvoorbeeld door te zeggen hoeveel de zware beroepen mogen kosten. Ze moet ook zelf met een ontwerp komen, bijvoorbeeld een lijst van zware beroepen opgesteld door experts. Laat de sociale partners daarover onderhandelen tegen een bepaalde datum. En laat het regeringsvoorstel in voege komen als ze geen akkoord bereiken. Anders eindigen de sociale onderhandelingen zoals ze beginnen: met een wit blad.’ p>
p>
5. Zorg ervoor dat werken meer loont. p>
‘Op korte termijn moet je het merken aan je loonzakje’, zegt Baert. ‘En op lange termijn moet het meer opleveren voor je pensioen.’ p>
1. Activering van werklozen en inactieven h2>
‘Als je het land wilt splitsen, doe dan zo voort’ p>
‘Politici praten niet graag over de werkzaamheidsgraad: welk deel van de bevolking aan het werk is’, zegt Stijn Baert. ‘Daarin scoren wij slecht.’ Baert geeft een pluim aan Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA), die in zijn laatste 11 juli-verklaring zei dat Vlaanderen naar een werkzaamheidsgraad van 80 procent moet streven. Volgens Baert is dat de enige juiste ambitie. Het is wel een gróte ambitie: bij het begin van deze regeerperiode bedroeg het percentage werkende Vlamingen 72 procent, vier jaar later 75 procent. Dat is net boven het gemiddelde van de 28 lidstaten van de Europese Unie. Het is minder dan in Duitsland en Nederland: beide landen behalen rond de 80 procent.
Jan Denys
– 1959: geboren in Kortrijk
– Studie: sociaal-agogisch werk (IPSOC Kortrijk, 1980), sociologie (KU Leuven, 1983)
– 1984-1999: onderzoeker bij HIVA-Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (KU Leuven)
– Sinds 1999: arbeidsmarktexpert bij Randstad
– Lid van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid
Denys vindt het vooral problematisch dat Brussel (werkzaamheidsgraad: 61 procent) en Wallonië (64 procent) het nog slechter doen. ‘Bovendien is de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië de afgelopen jaren gegroeid.’ Volgens onze experts doet Vlaanderen het iets beter dankzij de ‘poortwachters’ van onze arbeidsmarkt. De VDAB, bijvoorbeeld, spoort al enkele jaren elke werkloze na zes weken aan om te solliciteren.
En dan zijn er nog twee federale poortwachters. Ten eerste de ziekteverzekering, waarlangs werkende mensen de arbeidsmarkt verlaten. Daar loopt het nog vaak mis. Baert geeft een voorbeeld: ‘Iemand die na afloop van zijn ziekteverlof niet naar het geplande intakegesprek gaat, wordt daar nauwelijks voor gestraft.’ Ten tweede heb je het vervroegd pensioen en het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT, het vroegere brugpensioen). Denys: ‘Sommige politici beweren dat het SWT een federale bevoegdheid is, maar niets houdt de VDAB tegen om de betrokken groep mensen wél te activeren. In de praktijk gebeurt er niets. Er zijn gewoon geen SWT’ers die na verloop van tijd terugkeren naar de arbeidsmarkt.’
Stijn Baert
– 1983: geboren in Lokeren
– Studie: burgerlijk ingenieur (UGent, 2006), economie (UGent, 2008)
– Professor aan de UGent en de UAntwerpen
– Gespecialiseerd in de arbeidseconomie
– In 2015 en 2016: opgenomen in de IDEAS, de wereldwijde top 100 van jonge economisten
Baert wijst ook op de belangrijke verschillen als het gaat om mensen die langer dan één jaar werkloos zijn. Tijdens deze regeerperiode daalde het percentage langdurig werklozen onder de 20- tot 64-jarigen globaal van 3,2 procent naar 1,9 procent in ons land. Maar veel Vlaamse provincies hebben minder dan 1 procent langdurig werklozen, en sommige Waalse provincies tot 5 procent.
Denys ziet de regionale breuklijnen op de arbeidsmarkt duidelijker en dieper worden. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de arbeidsmobiliteit tussen de regio’s: tien jaar geleden waren we na Italië het land waar het verschil in aantal werklozen van regio tot regio het grootst was, nu zijn we de Europese nummer één. Onze beleidsmakers kondigen om de haverklap nieuwe initiatieven aan om Franstalige werklozen naar Vlaamse vacatures te begeleiden, maar op het terrein zie je geen beterschap. Zuid-West-Vlaamse bedrijven hebben het nog altijd veel makkelijker om Franse dan om Waalse werklozen aan te werven.’
Dat alles legt volgens Denys een bom onder het land. ‘N-VA-voorzitter Bart De Wever zal de komende weken zeker uitpakken met deze cijfers: als je het land wil splitsen, doe dan vooral zo voort.’ Baert: ‘Wallonië heeft er alle belang bij om de kloof te dichten. Met de 32 urenweek met behoud van loon, een hervorming die de PS voorstelt, zal dat niet lukken. Au contraire.’
2. Krapte op de arbeidsmarkt h2>
‘Dodelijke cocktail voor laaggeschoolden’ p>
In ons land raken veel vacatures niet ingevuld. Volgens berekeningen van Stijn Baert is de krapte op onze arbeidsmarkt groter dan in Nederland en Duitsland. Dat komt grotendeels omdat België een veel grotere groep inactieven heeft: mensen die geen job hebben en er ook niet naar op zoek zijn (en dus niet als werkloos worden gekwalificeerd). Het gaat vooral om laaggeschoolden, allochtonen en ouderen.
In België is 1 op de 4 mensen tussen 20 en 64 jaar inactief. In Europa is dat gemiddeld 1 op de 5. In Nederland en Duitsland is het 1 op de 6. Jan Denys: ‘In Brussel en Wallonië is de tijd blijven stilstaan. Vlaanderen doet het iets beter, maar blijft onder het Europese gemiddelde.’
We slagen er niet goed in om laaggeschoolden aan het werk te krijgen én te houden, terwijl de helft van de vacatures geen specifieke opleiding vereist. Volgens Denys gaat België er op dat vlak zelfs op achteruit. ‘Op zich is dat opmerkelijk, want minder dan 10 procent van onze jongeren verlaat de school zonder diploma. Daarmee doen we het beter dan veel andere EU-lidstaten.’
Waarom raken die laaggeschoolden zo moeilijk aan de slag? ‘De Belgische arbeidsmarkt serveert hun een dodelijke cocktail’, zegt Denys. ‘Onze hoge minimumlonen zijn een drempel om hen aan te werven. En omdat de uitkeringsduur onbeperkt is, worden ze amper gemotiveerd om werk te zoeken.’ Baert wijst op de werkloosheidsval: ‘Laagopgeleide werklozen die een baan vinden, kunnen rekenen op een inkomensstijging van soms niet meer dan 10 procent. Als je gaat werken, heb je bovendien indirecte kosten, zoals vervoer en kinderopvang. Daardoor kan het saldo zelfs negatief zijn.’
Baert blijft hameren op de hervorming die hij vorig jaar voorstelde: maak de werkloosheidsuitkeringen meer degressief, dus iets hoger in het begin om ze nadien stelselmatig te verminderen. Dat voorstel haalde het zomerakkoord van de regering-Michel, maar wordt na het vertrek van de N-VA wellicht niet meer in de praktijk gebracht.
Denys wil nog verder gaan. ‘België is het enige land in Europa waar je onbeperkt in de tijd een uitkeringen kunt krijgen. Maak daar een einde aan, bijvoorbeeld na twee jaar. Dat zal veel werklozen aanzetten om te solliciteren.’
3. Economische migratie h2>
‘Binnenkomers zijn niet complementair met de arbeidsmarkt’ p>
Ook migratie ligt volgens Jan Denys aan de basis van het grote aantal niet-werkende laaggeschoolden. Hij heeft het, zo onderstreept hij, niet over mensen die op de vlucht zijn voor geweld, vervolging of oorlog. ‘Ik heb het over mensen die om andere redenen naar België komen en die we op onze arbeidsmarkt niet kunnen gebruiken. Migratie naar België gebeurt veel minder dan elders vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt. We hebben bijvoorbeeld veel gezinsherenigingen: die migranten belanden vaak in de werkloosheid of de inactiviteit.’
In Nederland en Duitsland is meer dan 50 procent van de allochtonen aan het werk, in ons land minder dan de helft. Hoe pak je dat aan? Stijn Baert: ‘Eerst moeten we erover waken dat binnenkomers complementair zijn met onze arbeidsmarkt, en dat hun ervaring en skills een toegevoegde waarde zijn. De migratiepolitiek van Canada is een voorbeeld. De Canadezen houden meer rekening met de kwalificaties die gevraagd worden. Dat migranten het op de Canadese arbeidsmarkt veel beter doen, is geen verrassing. Je oogst wat je zaait.’
Vlaams minister van werk Philippe Muyters (N-VA) heeft een lijst met knelpuntberoepen voorgesteld waarvoor bedrijven gemakkelijker buitenlandse arbeidskrachten kunnen aantrekken. Een goede maatregel, vindt Baert. Denys is het daarmee eens, maar hekelt het initiatief van de VDAB om in Marokko op zoek te gaan naar informatici. ‘Dat is geen kerntaak van de VDAB. In Antwerpen zijn er bovendien voldoende werklozen met een Marokkaanse achtergrond die in aanmerking komen voor zo’n opleiding.’
‘Zodra de nieuwkomers hier zijn, moeten we ze goed begeleiden naar de arbeidsmarkt’, zegt Baert. ‘Daarbij moeten alle betrokkenen stoppen met elkaar de zwartepiet toe te spelen. Werkgevers mogen niet discrimineren, en allochtone werknemers moeten niet afkomen met onnozele voorstellen, zoals het gelijkwaardig maken van het Arabisch aan het Nederlands in de lagere school. Dat draagt allesbehalve bij tot meer kansen op de arbeidsmarkt.’
4. Langer werken h2>
‘Verwarring troef’ p>
In België werkt 5 op de 10 van de 55- tot 64-jarigen. In Europa gaat het gemiddeld om 6 op de 10, in Nederland en Duitsland is het 7 op de 10. Ook die achterstand is de voorbije regeerperiode niet weggewerkt, zeggen Stijn Baert en Jan Denys. ‘Ik heb het berekend’, zegt Denys. ‘Als we op deze manier verder gaan, duurt het nog een eeuw voor we het gemiddelde Europese niveau bereiken.’
Baert: ‘Tussen wat de regering-Michel bij haar aantreden beloofde over langer werken en wat ze uiteindelijk heeft gerealiseerd, is er een groot verschil. We zouden tot 67 jaar moeten werken, weliswaar tegen 2030. Er zou een lijst komen met zware beroepen waarvoor op die regel een uitzondering zou worden gemaakt. En het vroegere brugpensioen zou langzaam uitdoven. Wat is daarvan gekomen? De ambitie van de regering is weggesmolten.’
‘Bovendien zaai je verwarring als je zegt dat iedereen tot 67 jaar zal moeten werken, en een tijdje later de minister van Pensioenen (Daniel Bacquelaine, MR) verklaart dat het wel zal volstaan als 10 tot 15 procent dat doet. En als diezelfde minister dan voor de overheidssector een akkoord met de vakbonden sluit waarbij ongeveer de helft van de vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep blijkt te hebben en dus vroeger op pensioen mag… Tja, dan raken we er natuurlijk nooit.’
Volgens beide experts wekken zowel de politici als de sociale partners de indruk dat mensen langer laten werken geen dringende noodzaak is. Ter illustratie verwijzen ze naar het sociaal akkoord dat vorige week werd afgesloten en waarin het SWT weer een beetje werd versoepeld. Baert: ‘Vroeger sloten de sociale partners een akkoord af, waarna ze hun ei in het nest van de regering legden en die het mocht uitbroeden. Daar kwam vaak een koekoeksjong uit voort dat de schatkist leegvrat. Nu is het omgekeerd: de regering legt een heikele zaak, waar ze zelf niet uit raakt, in het nest van de sociale partners, goed wetende dat zij er evenmin uit zullen raken. Ze deed dat bijvoorbeeld met de lijst van zware beroepen en met de koppeling van de lonen aan anciënniteit. Daardoor blijft alles bij het oude.’
Beide arbeidsmarktexperts zijn het eens: wie langer aan de slag blijft, moet dat zien aan zijn pensioen. Baert: ‘De SP.A, bijvoorbeeld, stelt in haar pensioenplannen voor dat mensen die langer werken ook meer pensioen krijgen. Dat is goed. Maar de zogenoemde gelijkgestelde periodes – dagen dat je niet werkt maar die toch meetellen voor je pensioen – willen de socialisten niet afbouwen. Ze breiden ze zelfs wat uit. En dat is problematisch. Elke gewerkte dag levert meer pensioen op dan een niet-gewerkte dag: dat zou het principe moeten zijn.’
5. Aanbevelingen h2>
‘Verhoog het minimumloon niet’ p>
‘In één zin samengevat: de regering-Michel heeft hoge verwachtingen gewekt, maar heeft die niet ingelost’, zegt Jan Denys. ‘Op cruciale vlakken heeft ze de kloof met de rest van Europa niet kunnen verkleinen. Soms is die kloof zelfs gegroeid. Dan mag je zeggen: de regering heeft gefaald.’ Baert beaamt dat. ‘Haar maatregelen gaan in de juiste richting. Neem de wet over wendbaar en werkbaar werk: die garandeert werknemers betere arbeidsomstandigheden tijdens hun hele loopbaan, en heeft werkgevers meer flexibiliteit gegeven. Maar over het algemeen was er vooral sprake van virtueel beleid: de federale regering kondigde van alles aan, vaak met veel drama, maar de implementatie volgde niet.’
De regering-Bourgeois is voor Baert een ander verhaal. ‘Die voerde de beloofde hervormingen ook uit, vaak in stilte. Bijvoorbeeld door mensen te begeleiden naar een job.’ Met dat laatste is Denys het niet helemaal eens, omdat er nauwelijks SWT’ers opnieuw aan de slag zijn gegaan. ‘Vlaanderen heeft de bevoegdheid om die 55-plussers te activeren, maar doet dat te weinig.’
Samen komen Baert en Denys tot vijf aanbevelingen voor onze volgende regeringen. h2>
p>
1. Help meer laaggeschoolden aan de slag. p>
‘Dat zal zeker niet gebeuren door het minimumloon sterk te verhogen, zoals sommige partijen voorstellen’, zegt Denys. Armoedespecialist Ive Marx berekende dat een verhoging met 30 procent geen impact zal hebben op de armoede, omdat de meeste mensen die voor het minimumloon of een iets hoger loon werken helemaal niet arm zijn. Baert: ‘Een hoger minimumloon is interessant voor wie al een job heeft. Voor wie aan een job moet raken is het een drempel.’ Daarbij moeten we de immigratie van laaggeschoolden kritisch bekijken, vindt Denys. Baert: ‘We moeten werk maken van economische migratie, door mensen aan te trekken die we op onze arbeidsmarkt nodig hebben.’ p>
p>
2. Bouw de indirecte kosten af waarmee wie gaat werken vaak te maken krijgt. p>
‘Mensen mogen geen extra stress krijgen omdat de kinderopvang bijvoorbeeld duur is’, zegt Baert. p>
p>
3. Verbeter de activering van langdurig werklozen en inactieven. p>
Baert en Denys zijn het eens: ‘Er moet een centrale arbeidsmarktregisseur komen. Die moet ook kijken naar de inactieven en niet alleen naar de werklozen – die vormen het topje van de ijsberg.’ p>
p>
4. Neem zélf het heft opnieuw in handen, in plaats van alles door te schuiven naar de sociale partners. p>
Baert: ‘De regering moet niet alleen in een kader voorzien, bijvoorbeeld door te zeggen hoeveel de zware beroepen mogen kosten. Ze moet ook zelf met een ontwerp komen, bijvoorbeeld een lijst van zware beroepen opgesteld door experts. Laat de sociale partners daarover onderhandelen tegen een bepaalde datum. En laat het regeringsvoorstel in voege komen als ze geen akkoord bereiken. Anders eindigen de sociale onderhandelingen zoals ze beginnen: met een wit blad.’ p>
p>
5. Zorg ervoor dat werken meer loont. p>
‘Op korte termijn moet je het merken aan je loonzakje’, zegt Baert. ‘En op lange termijn moet het meer opleveren voor je pensioen.’ p>
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier