J. werd drie keer verkracht in Londen: ‘Mijn vader bleef schreeuwen dat het mijn eigen schuld was’
J. werd in Londen slachtoffer van een groepsverkrachting. Haar dossier raakte in het slop, tot een andere vrouw verkracht en vermoord werd teruggevonden. Dit is haar volledige verhaal.
Dit wordt geen rechttoe-rechtaangetuigenis over seksueel geweld. Mijn verhaal is heel complex, met vele vertakkingen’, zegt ze een paar keer bijna verontschuldigend tijdens de twaalf uur dat ik haar spreek via Zoom. Het klopt wel. Het verhaal van J. is extreem complex, en jammer genoeg ook extreem ijzingwekkend.
Het begint op een mooie zomerdag eind juni 2019. J. is op dat moment 24 jaar oud. Ze omschrijft zichzelf als gevoelig maar altijd positief ingesteld, sociaal, reislustig en perfectionistisch. Ze is slim, een studiekop, houdt van tekenen en schrijven, en is in die tijd soms een beetje de rebel thuis.
In de zomer van 2019 reist ze een paar dagen naar Londen voor een introductiedag aan een hoog aangeschreven universiteit in het oosten van de stad. De briljante economiestudente zal daar nog een jaar gaan bijstuderen, met een studiebeurs. ‘Het was niet eenvoudig om er binnen te raken. Je moest heel wat toelatingsproeven afleggen en een hele procedure rond zien te krijgen. Dus iedereen in mijn omgeving was heel trots toen ze wisten dat ik er kon beginnen’, vertelt ze. Ze heeft voor Londen gekozen omdat haar vader er tijdelijk werkt en er over een luxueus appartement beschikt, waar zij kan verblijven.
Het wordt een leuke dag, op een indrukwekkende campus. Wanneer ze op zaterdag 29 juni 2019 in de vroege avond door het Tower Hamlets Cemetery Park terug naar het appartement van haar vader wandelt, wordt ze door vier mannen aangevallen. Ze krijgt een mes tegen de keel gedrukt. ‘Ik dacht eerst dat het om een overval ging. Ze namen mijn geld, bankkaarten en rugzak met laptop – waarop mijn persoonlijke gegevens stonden, maar daar kom ik nog op terug.’
Tele-Onthaal kun je niet bellen vanuit het buitenland. De Zelfmoordlijn wel, maar die is alleen in theorie de klok rond bereikbaar.
J. wordt niet alleen met een mes bedreigd. Een van haar belagers begint ook met een geweer te zwaaien en dwingt haar de pincode van haar bankkaart te geven. ‘Hij heeft toen best veel geld van mijn rekening gehaald, heb ik achteraf gezien, terwijl de anderen mij in het park aan het slaan en uitlachen waren, en filmpjes op hun gsm lieten zien waarop vrouwen werden mishandeld. Maar ik ben vrij klein en tenger, en het park was verlaten. Ik kon niets doen.’
Uiteindelijk wordt J. bewusteloos geslagen. Ze komt op de grond terecht. ‘Ik denk niet dat ik de eerste keer heel lang bewusteloos ben geweest. Maar toen ik weer half bij bewustzijn kwam, waren ze uit woede mijn schaamlippen aan het besnijden. Ik bloedde verschrikkelijk.’ Vervolgens verliest J. opnieuw het bewustzijn. ‘Toen ik opnieuw wakker werd, waren twee van de drie nog aanwezige kerels mij aan het verkrachten. De derde was aan het filmen.’ Telkens als J. bijkomt, beginnen haar verkrachters haar opnieuw af te ranselen, waardoor ze op den duur niet meer laat merken dat ze bij bewustzijn is. Haar belagers dragen petten en hoofddeksels. Hun gezichten zijn moeilijk te zien, maar vermoedelijk zijn ze van buitenlandse afkomst.
‘Ik meen me te herinneren dat een van de mannen telefoon kreeg en dat er mensen voorbijkwamen, waarna ze mij weggeduwd hebben, denkend dat ik nog altijd bewusteloos was en me dus wel even alleen in het struikgewas konden laten liggen. En toen ben ik weggelopen.’
Blootsvoets
Het zomerjurkje dat ze aanheeft, zit onder het bloed en is gescheurd, haar schoenen is ze kwijt. ‘Maar ik heb op blote voeten een aantal minuten kunnen lopen zonder te stoppen, puur op adrenaline, hoewel ik de hele tijd het gevoel had dat ik zou flauwvallen.’
Bij een gebouw in de buurt van het park houdt ze halt en blijft ze lang op de grond zitten. Uiteindelijk, rond middernacht, vindt J. de kracht om naar het appartement van haar vader terug te lopen. ‘Mijn sleutels was ik kwijt, maar mijn telefoon bleek tot mijn verbazing in een van de zakken van mijn jurk te zitten.’
Niet dat J. iemand belt die avond, dat komt niet in haar op. Op straat vraagt ook niemand de vrouw op blote voeten of er wat scheelt. ‘In Londen zijn mensen vaak gehaast, zeker in de zakenwijk waar mijn vaders appartement zich bevond.’
Het appartement van haar vader, die op dat moment met vakantie is, heeft de klok rond een conciërge en die laat haar binnen. ‘Hij stelde wél vragen. Ik zei hem dat ik was overvallen. Hij vroeg of hij de politie moest bellen, maar ik antwoordde dat ik dat al had gedaan. Ik wilde gewoon naar mijn kamer en slapen. Al heb ik die nacht natuurlijk geen oog dichtgedaan. Ik heb wel nog geprobeerd mijn schaamlippen te verzorgen en het bloed met zwachtels te stelpen. Maar ik wilde me vooral van de buitenwereld afsluiten.’
Het jurkje dat ze droeg, stopt ze in een plastic tas, die ze goed dichtknoopt en verstopt in het appartement, op een plek waar haar vader het zeker niet zal vinden. ‘Ergens in mijn achterhoofd moet ik toen toch hebben gedacht: dit is bewijsmateriaal.’
Het is gruwelijk en hartverscheurend wat J. heeft meegemaakt, maar toch vertelt ze sommige dingen haast al lachend. ‘Ik heb soms de neiging om wat te lachen wanneer ik iets ergs vertel’, legt ze uit. ‘Het is een verdedigingsreflex en een typisch gevolg van de posttraumatische stressstoornis waaraan ik lijd.’
Dreigberichten
De dag na haar overval en verkrachting keert J. met de Eurostar naar België terug. ‘Je valt terug op automatische piloot. Zowat het enige waaraan ik dacht, was dat ik zoals gepland de trein moest nemen.’ Omdat ze haar eigen appartement met het oog op de verhuizing naar Londen heeft opgezegd, verblijft ze bij haar ouders, maar die zijn in het buitenland. Hen inlichten is voor J. nog altijd geen optie. ‘Thuis waren vooral goed studeren en hard werken belangrijk, maar emoties en mentale problemen, laat staan zaken zoals verkrachting en seksueel geweld, waren allemaal taboe.’
Zodra ze terug in België is, begint ze via haar telefoon en socialemediakanalen – ‘de daders hadden die gegevens uit mijn laptop gehaald’ – dreigberichten te ontvangen. ‘Als je nu geen 10.000 pond overmaakt, publiceren wij de beelden van je verkrachting’ of ‘Ik ga iemand vermoorden, tenzij je geld overmaakt’, met een foto van een geweer erbij. Of: ‘Ik ga je familie iets aandoen.’ ‘Dat soort berichten kreeg ik dag en nacht, van wel dertig verschillende gsm-nummers en socialmedia-accounts’, vertelt ze.
Nadat J. een paar dagen later op weg naar de Britse ambassade met de auto van haar vader een aanrijding heeft gehad met een tram, omdat ze was afgeleid door alweer een binnenkomend dreigbericht, belt ze voor het eerst ten einde raad met de Zelfmoordlijn. ‘”Je moet naar de politie,” zei de man van de Zelfmoordlijn,”en naar het JAC (het jongerenonthaalpunt van het CAW, nvdr). Die kunnen je begeleiden.”‘
Bij het JAC wordt ze goed opgevangen en doet ze haar verhaal, of toch een deel ervan. Ze vertelt over de overval en de bedreigingen, niet over de verkrachting. ‘Ik kon het nog niet.’
Na veel gesprekken in het JAC en na een paar weken in België, besluit ze toch om in haar woonplaats aangifte te doen bij de politie. Ze is van plan om ook over de verkrachting te vertellen, maar nadat de lokale politie zich na haar relaas van de overval en de dreigberichten min of meer onbevoegd heeft verklaard – ‘Zodra er iets over de grens gebeurt, kunnen we eigenlijk niets doen’, zeiden ze – zinkt de moed haar in de schoenen.
‘Dat vond ik echt heel moeilijk. Evengoed was ik nooit meer naar het Verenigd Koninkrijk teruggekeerd. Bovendien stond bij de politie iemand vlak achter me in de rij te wachten. Ik heb zelf moeten vragen of ik naar de andere kant van het loket mocht komen, om daar, zittend, verder te kunnen praten. Maar er was totaal geen privacy. Iedereen bleef me zien en deels ook horen, terwijl de politie het proces-verbaal opmaakte. Vanwege de ernst van de feiten heeft de politie mijn klacht wel doorgestuurd naar het parket, maar uiteindelijk is daar in België niets mee gebeurd. Na een lange tijd heb ik wel een brief gekregen, waarin stond dat de zaak was geseponeerd.’
Intussen vallen de dagen haar steeds zwaarder en krijgt ze nadrukkelijk last van terug- kerende zelfmoordgedachten.
DNA verzamelen
Na de zomer, in september, keert J. terug naar Londen om zoals gepland haar studie aan te vatten. ‘De druk was groot. Iedereen wist van mijn studiebeurs, en dat ik in een chic appartement kon gaan wonen. Ik had het gevoel dat ik niet anders kon dan ermee doorgaan, alsof er niets aan de hand was. Ik verkeerde nog in de ontkenningsfase. Ik probeerde te geloven wat ik voortdurend van iedereen rondom me hoorde, dat ik me geweldig moest voelen in het bruisende Londen.’
De eerste weken lukt het nog om naar de les te gaan, wat afleiding te zoeken en af en toe vrienden te zien. Maar J.’s mentale toestand gaat van kwaad naar erger, ook omdat ze nog altijd doorlopend dreigberichten ontvangt. Halfweg oktober stapt ze ook in Londen naar de politie.
‘Vooraf wist ik niet of ik ook over de verkrachting zou praten, maar ik had wel mijn jurkje in die plastic tas meegenomen, voor het geval dát. Ik stond toen wat verder in het verwerkingsproces en wilde proberen te voorkomen dat de daders nog meer slachtoffers zouden maken. Uiteindelijk viel het gesprek met die politieagent mee, of minstens beter dan in België. Ik heb het hele verhaal gedaan en ook dat jurkje afgegeven, waardoor ze dan toch nog, maar dat is pas later relevant gebleken, DNA hebben verzameld.’
J. heeft op dat moment niet het gevoel dat de politie actief op zoek zal gaan naar de daders. ‘In Londen worden elke dag zo veel vrouwen verkracht. Maar ik had wel het idee dat ik in dat park aan erger was ontsnapt.’ Een computerexpert van de politie helpt haar om haar telefoon en nieuwe laptop beter te beveiligen, om een dam op te werpen tegen de dreigementen.
Kort daarna komt haar grootvader, met wie ze heel hecht is, te overlijden. Haar ouders weten op dat moment alleen dat ze in Londen gewelddadig is overvallen. J. stuit op onbegrip en wordt al snel na de begrafenis teruggestuurd naar Londen, zodat ze geen lessen zou missen.
Aan les volgen komt J. nauwelijks nog toe. Ze belt ’s nachts uren met de Zelfmoordlijn, vaak om gewoon de ochtend te halen. Wanneer ze vanuit het buitenland hulp zoekt, botst ze bovendien op extra obstakels. ‘Als Belgisch slachtoffer in het buitenland val je niet alleen tussen twee stoelen bij politie en justitie, ook de hulpdiensten bereiken is knap lastig’, zegt ze. ‘Tele-Onthaal kun je niet bellen vanuit het buitenland. De Zelfmoordlijn wel, maar die is alleen in theorie de klok rond bereikbaar. Omgekeerd kun je met een Belgisch nummer niet zomaar noodnummers in het Verenigd Koninkrijk bellen. Bovendien breken gesprekken met de Zelfmoordlijn automatisch af na 2 uur en 45 minuten – iets wat zelfs veel vrijwilligers die er werken niet weten. Het is vreselijk als dat gebeurt op een moment dat je heel diep zit.’
Na de dood van haar opa gaat J. er volledig onderdoor. De zelfmoordgedachten worden sterker, en in december gaat ze in België een maand lang in behandeling bij een Mobiel Crisisteam. Kort voor Kerstmis vertelt ze haar ouders uiteindelijk toch dat ze niet alleen is overvallen maar ook verkracht. Vooral haar vader heeft het daar erg moeilijk mee. ‘Hij heeft urenlang tegen me geschreeuwd dat het mijn eigen schuld was, en dat ik nooit alleen door dat park had mogen lopen.’
Reptielenbrein
De studie in Londen komt in het gedrang, aan de examens in december heeft ze niet meegedaan. J. besluit om vanaf januari 2020 voor minstens een half jaar haar studie te onderbreken en zich toe te leggen op haar mentale herstel. Ze zal in Londen beginnen met speciale EMDR-therapie (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, nvdr), een therapie voor mensen die last blijven hebben van een schokkende ervaring, zoals seksueel geweld. Maar dan begint de coronacrisis.
Wie eenmaal het slachtoffer is geworden van seksueel geweld heeft een grotere kans om opnieuw slachtoffer te worden. Je bent kwetsbaar, en dat voelen potentiële daders.
Psychologe Ayke Gubbels
J. heeft een zeldzame neurologische ziekte, waardoor ze vaak felle pijnen moet doorstaan en in België om de drie maanden wordt behandeld met Botox-injecties in haar nek. Wanneer door de pandemie de grenzen sluiten, moet ze in België blijven. In die periode leert ze haar huidige psychologe, Ayke Gubbels, kennen.
Gubbels, gespecialiseerd in trauma’s als gevolg van seksueel geweld, was medeorganisator van de succesvolle mars tegen geweld op vrouwen na de verkrachting en moord op Julie Van Espen. Ze is oprichtster van Punt.vzw, een organisatie die zich inzet voor mensen die in aanraking komen met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en leidt zedeninspecteurs bij de Antwerpse politie op. ‘Zij heeft mij doorheen die eerste lockdownperiode geholpen’, vertelt J.
Tegen het eind van de zomer van 2020 voelt J. zich wat beter. De coronamaatregelen zijn versoepeld en ze reist terug naar Londen, ‘om van de stad te genieten, tijd met vrienden door te brengen en me bezig te houden met de administratieve rompslomp in verband met mijn gemiste examens en studieprogramma’.
Daarna volgen de vreselijke gebeurtenissen elkaar snel op. Op een avond op het eind van augustus verzamelen een paar vrienden in haar appartement. Een van haar vrienden brengt een jongen mee die J. niet kent. ‘Het was op zich een leuke avond. Maar toen iedereen was vertrokken, bleef hij hangen. En hij had slechte bedoelingen. Hij heeft mij zes uur lang mishandeld en verkracht. Toen ik me verzette, heb ik mijn elleboog gebroken en een vingerpees gescheurd.’
‘Eerst voelde ik zelfs geen pijn,’ vertelt ze, beheerst zoals in elk videogesprek dat ik met haar heb gehad, ‘maar uiteindelijk ben ik de volgende avond naar het ziekenhuis gegaan en heb daar toch alles verteld. De politie is erbij gehaald, er is DNA afgenomen, en ik kende natuurlijk de naam van die persoon. Hij is verhoord en bleek niet aan zijn proefstuk toe. Hij heeft een contactverbod en een elektronische enkelband gekregen, in afwachting van het proces.’
Bij het forensisch onderzoek ziet het verplegend personeel de slecht geheelde littekens op de schaamlippen van J. ‘Sindsdien ben ik al drie keer geopereerd. Tegen de vrienden met wie ik over dit alles sprak, zei ik dat ik was geopereerd aan mijn elleboog, maar ik zweeg vaak over de meer complexe operatie aan mijn schaamlippen.’
Heel recent, in juni van dit jaar, wordt J. weer verkracht, door een medestudent. Die begon haar te achtervolgen nadat hij haar eerst had bestookt met berichten die volgens J. ‘steeds ongepaster werden’, waarna ze hem op WhatsApp blokkeerde. Hij kwam haar adres te weten en stond uiteindelijk voor haar deur. ‘Ik zat in quarantaine omdat ik net terug was uit België en had boodschappen besteld, iets wat veel mensen in Londen doen. Ik verwachtte dus echt iemand. Vervolgens heeft ook hij mij heel gewelddadig verkracht.’
Op aanraden van haar psycholoog doet J. opnieuw aangifte, waarna ze de verkrachting meldt bij haar universiteit. ‘Ook dat wordt een aparte rechtszaak, want de feiten zijn bewezen. Maar in afwachting loopt die persoon vrij rond en heeft hij gewoon zijn diploma behaald.’
J. beseft dat mensen zich misschien langzaamaan gaan afvragen wat er juist aan de hand is met het brutale seksuele geweld dat haar bij herhaling is overkomen. Is het brute pech of het noodlot, of is er nog iets anders gaande? Zij stelt zich uiteraard dezelfde vragen, en verwijst naar haar psychologe, met wie ze dit heeft besproken.
Ayke Gubbels noemt het aan de telefoon ‘een pijnlijke maar wetenschappelijk onderbouwde waarheid, dat wie eenmaal het slachtoffer is geworden van seksueel geweld een grotere kans heeft om opnieuw slachtoffer te worden’.
‘Het is geen kwestie van brute pech’, legt Gubbels uit. ‘Juist omdat er over je grenzen heen is gegaan, heb je het nadien moeilijker om je grenzen aan te geven. Door je trauma vertrouw je niet meer op je eigen vermogen om nee te zeggen. Je bent kwetsbaar, en dat voelen potentiële daders. Tijdens een extreem traumatische ervaring zoals een verkrachting keer je terug naar je reptielenbrein. Je lichaam reageert alleen nog om te overleven. Dat uit zich standaard in vechten of vluchten, of, als dat niet kan, in bevriezen. Je houdt je als het ware schijndood om de feiten uit te zitten. Ook het taalgebied in je hersenen wordt vaak lamgelegd. Bij wie dat één keer heeft meegemaakt, is de kans groot dat hij of zij bij een volgende, soortgelijke ervaring, onmiddellijk naar die toestand terugkeert.’
Over de laatste twee verkrachtingen spreekt J. niet meer met haar ouders. ‘Het zou het alleen maar moeilijker maken om het allemaal te verwerken.’
Incel
Voor de laatste puzzelstukken in het onthutsende getuigenis van J. moeten we terug naar begin 2021. Door corona verblijft J. in België, waar ze plotseling telefoon krijgt van de Londense politie met de vraag of ze opnieuw kan getuigen over de groepsverkrachting. DNA van een van de daders op het jurkje van J. blijkt te matchen met DNA teruggevonden op een vrouw die in december 2020, meer dan een jaar na J.’s verkrachting, in Londen verkracht en vermoord is teruggevonden. ‘En zo is de zaak van mijn groepsverkrachting dus een moordzaak geworden’, zegt J.
‘Het was vreselijk om dat meer dan een jaar na mijn aangifte te vernemen. Ik had altijd het gevoel dat het een kwestie van tijd was voor er een nieuw slachtoffer zou vallen. Dat wilde ik voorkomen door aangifte te doen. Mijn psycholoog heeft heel lang op me moeten inpraten. Dat ik had gedaan wat ik kon doen en dat het oké was om te beginnen focussen op mijn eigen herstel. En toen kwam dat afschuwelijke nieuws en stortte ik opnieuw in. Sindsdien spoken tal van vragen voordurend door mijn hoofd. Heb ik bij de politie voldoende de ernst van de feiten benadrukt? Had ik dit, of had ik dat moeten doen? Ik voel me nog altijd schuldig dat ik de moord op die vrouw niet heb kunnen voorkomen.’
Sinds haar verkrachting een moordzaak is geworden, heeft J. in Londen ook een pro-Deoadvocaat toegewezen gekregen en heeft ze geregeld gesprekken met politieonderzoekers over de vorderingen in haar verschillende zaken, waarvan sommige in een stroomversnelling zijn gekomen.
Deze zomer, in augustus, zijn de beelden van haar groepsverkrachting opgedoken op een computer van een schutter die in Plymouth vijf mensen doodde, volgens de politie gedreven door vrouwenhaat. De jongeman van 22 maakte deel uit van een misogyne onlinegemeenschap van incels of involuntary celibates, die vrouwen er de schuld van geven dat zij single zijn en seksueel in de kou blijven staan.
Tot dan wist J. niet dat de daders van haar verkrachting de beelden online hadden gedeeld. ‘Ik ben ruim twee jaar geleden verkracht, maar weet pas sinds deze zomer dat die beelden al twee jaar rondgaan op incelnetwerken.’
Op grond van die beelden is intussen een van de daders aangehouden. ‘De politieonderzoekers vroegen mij zelfs of ik dat filmpje ook wilde bekijken, om na te gaan of ik me nog iets meer kon herinneren, maar dat heb ik geweigerd.’
Ups en downs
Wat de toekomst brengt, weet J. niet. De therapie die ze volgt bij haar psychiater en psycholoog is er nu op gericht haar staande te houden, haar opnieuw zelfvertrouwen te geven, en te laten inzien dat ze waardevol is en het leven en anderen heel veel te bieden heeft. ‘Het gaat met ups en downs’, zegt ze. Haar vrienden kennen haar als iemand die altijd lacht, ‘maar ze zien de moeilijke momenten niet. Op slechte dagen stort ik helemaal in.’
Het recente nieuws waarbij Londen in rep en roer stond nadat alweer een jonge vrouw was verkracht en vermoord, raakte J. diep, ook al probeert ze het nieuws niet meer op de voet te volgen. ‘Ik hoor het gewoon in de straten. Het overspoelt me’, schreef ze vanuit Londen. Dit najaar is J. na lang twijfelen naar België teruggekeerd en begonnen met een wetenschappelijke studie.
Maar met het definitieve vertrek uit Londen voelt het ook alsof haar status is veranderd. ‘In België draagt mijn dossier tot op heden het label “geseponeerd”. Door gebrek aan uitwisseling van gegevens tussen landen en twee verschillende juridische systemen, ben ik hier geen erkend slachtoffer. Sinds mijn verkrachtingszaak een moordzaak werd, ben ik dat in Londen wel. Die tegenstrijdigheid maakt me onzeker en brengt me uit balans. Erkenning van wat je is overkomen, is toch vaak de eerste stap in het verwerkingsproces. Gelukkig heb ik mijn psycholoog en psychiater om op terug te vallen.’
Het echte verwerken, beseft J., kan sowieso pas beginnen als alle lopende onderzoeken zijn afgesloten en de gerechtelijke procedures achter de rug zijn.
Wie met vragen zit over zelfdoding, kan surfen naar zelfmoord1813.be of bellen naar 1813.
Maak mee het verschil en deel het campagnebeeld op Facebook met #genoeg
GENOEG! Lees hier ons dossier over geweld tegen vrouwen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier