Insiders over Open VLD: ‘Egbert Lachaert lijdt aan het Joachim Coens-syndroom’
Een bodemscore in de peilingen, een ex-voorzitter die op sociale media een stok in het wiel steekt: Egbert Lachaert won de liberale voorzittersverkiezingen wel met overmacht, maar sindsdien loopt hij het ene blauwtje na het andere. Quo vadis, Open VLD?
‘Constructief gewerkt. Nu toch beetje verjaardag vieren’, zo tweette Egbert Lachaert zaterdag, en hij voegde er een foto bij van zichzelf en zijn collega’s Joachim Coens (CD&V) en Georges-Louis Bouchez (MR), aan een tafel met lege borden met restjes oesters en garnaalkroketten. De sfeer leek ook goed, toch op de foto. ‘Dat is typisch Lachaert’, zeggen zijn fans bij de Open VLD: ‘Egbert is een warme, lieve man. Daarom ook dat hij de voorzittersverkiezingen met zo’n grote voorsprong won. De uitslag bevestigde wat wij van Egbert denken: hij is de enige juiste voorzitter om onze partij te leiden.’
Het was nochtans geen uitbundig feest dat het voorbije weekend werd gevierd voor de 43e verjaardag van de nieuwe, ‘jonge’ voorzitter van de Vlaamse liberalen. Een week voordien was zijn partij in De Grote Peiling van VTM, Het Laatste Nieuws, Le Soir en RTL gekrompen tot precies 10 procent. In de pikorde van de centrumpartijen – of wat daar nog van overblijft – staat de Open VLD opnieuw ná de SP.A en de CD&V. Die plaats is statistisch volkomen irrelevant, maar doet ook geen goed: het was het zoveelste signaal dat het beter moet. Maar hoe?
Egbert Lachaert is geen partijvoorzitter ‘geworden’. Op 22 mei 2020 heeft Lachaert de macht gegrepen, tégen de zin van het partijapparaat in.
Terug naar 2018. Op 14 oktober beleeft partijvoorzitter Gwendolyn Rutten haar jour de gloire: het was de grootste liberale overwinning bij gemeenteraadsverkiezingen sinds de Tweede Wereldoorlog. In Gent slaagt Mathias De Clercq erin om met 25,2 procent het rood-groene kartel (33,5 procent) de sjerp te ontfutselen: in de hoofdstad van de Vlaamse liberalen is hij de eerste blauwe burgemeester sinds Laurent Merchiers in de jaren vijftig. Dat zet de toon. In Oostende doet Bart Tommelein wat iedereen een paar maanden eerder nog voor onmogelijk hield: hij stuurt de socialisten – burgemeester Johan Vande Lanotte, gesecondeerd door partijvoorzitter John Crombez – roemloos naar de oppositie. Nog indrukwekkender is de manier waarop Vincent Van Quickenborne in Kortrijk zijn eigen sjerp verdedigt: ‘Team burgemeester’ springt naar 31,3 procent, 10 volle procentpunten meer dan de Open VLD in 2012. In Mechelen verzilvert Bart Somers zijn status van ‘beste burgemeester van de wereld’: zijn stedelijke kartel VLD-Groen-M+ behaalt met een onwaarschijnlijke 47,7 procent de absolute meerderheid. In zowat alle Vlaamse centrumsteden kleurt het bestuur blauw: van Brugge tot Hasselt, over Ieper, Lokeren, Sint-Niklaas, Antwerpen, Aalst, Vilvoorde, Tienen, Sint-Truiden en Tongeren. Zelfs in Aarschot verdubbelt de Open VLD haar score, van 14,1 naar 29,7 procent: daar werd partijvoorzitter Gwendolyn Rutten de nieuwe burgemeester. Alleen in steden als Leuven, Genk en Roeselare krijgen de liberalen geen voet aan de grond, en ook in Brussel verdwijnen ze naar de oppositie, Els Ampe is er schepen af.
‘Zot in de kop’
‘De gemeenteraadsverkiezingen waren het hoogtepunt van het voorzitterschap van Gwendolyn Rutten’, zegt Noël Slangen, columnist en gewezen communicatieadviseur van Guy Verhofstadt. ‘Ze slaagde erin om de Open VLD de plaats te laten innemen die de SP.A vroeger claimde: de partij die het beste antwoord heeft op de “stedelijkheid”. Tot dan stonden de liberalen vooral sterk in rijkere landelijke gemeenten: hier en daar in de Antwerpse rand, of in het zuiden van Oost-Vlaanderen, ook bekend als “De Crooland”.” Intern was er niets dan lof over de campagne van Rutten en de nieuwe slagzin die ze voor de partij had bedacht: ‘Gewoon Doen’.
Maar zoals dat zo vaak gaat, luidt het hoogtepunt het begin van de val in. Bijna iedereen wijst naar de triomferende voorzitster: haar aard, haar karakter, haar werk- en overlegmethode, of het gebrek eraan. Ineens besteedde Rutten al haar aandacht aan Aarschot: goed voor dat stadje, slecht voor de Open VLD. Op het liberale hoofdkwartier in de Brusselse Melsensstraat bleef alles liggen. Rutten realiseerde zich niet hoe snel de nationale verkiezingscampagne van mei 2019 volgde op de gemeenteraadverkiezingen van oktober 2018. Kostbare maanden gingen verloren – ook al omdat niet alleen in Aarschot maar in heel Vlaanderen liberale kopstukken tot Nieuwjaar bezig waren met hun lokale bestuursakkoorden. De organisatie van de verkiezingscampagne liep in het honderd.
Er wordt ook op gewezen dat Rutten ‘het zot in de kop’ zou hebben gekregen na de gemeenteraadsverkiezingen. Publicist Vincent Stuer, als oud-woordvoerder van Karel De Gucht een ervaringsdeskundige in liberale zaken, legt de vinger op de wonde: ‘Gwendolyn heeft, net zoals haar voorgangers, nooit een team willen bouwen. Terwijl alle grote partijvoorzitters dat doen. Steve Stevaert (SP.A) won verkiezingen omdat er ook andere “Teletubbies” waren: Patrick Janssens, Frank Vandenbroucke en Johan Vande Lanotte. De CVP van de grote dagen bestond niet alleen uit premiers als Wilfried Martens en Leo Tindemans, maar ook uit Mark Eyskens én Jean-Luc Dehaene én Gaston Geens én Daniël Coens – én, én, én. Bij de Open VLD reed ieder voor zich, ook de voorzitter. Echte keuzes werden nooit gemaakt, zelfs niet over strategische hoofdlijnen en de vanzelfsprekende rolverdeling tussen verschillende boegbeelden.’
Memorabel was haar plotse verschijning, in volle verkiezingscampagne, op een gezamenlijke persconferentie van de federale ministers Alexander De Croo en Maggie De Block. Zonder dat die twee vooraf waren ingelicht, kondigde Rutten aan dat ze ‘kandidaat-premier’ was: voor het oog van de pers degradeerde ze vicepremier De Croo en stond De Block met een half been buiten de volgende regering. Het was een desastreuze dag: voor de reputatie van Rutten én van de Open VLD, die in één klap ‘een partij van opportunisten en zelfbedieners’ werd.
Blijkbaar was men vergeten dat De Block zich bij de federale verkiezingen van 2014 als staatssecretaris voor Migratie had opgewerkt tot populairste politica van Vlaanderen, in alle opzichten een voorloopster van haar opvolger Theo Francken (N-VA), en dat het ‘De Block-effect’ de hele Open VLD omhoog had gestuwd, ondanks de verzengende concurrentie van de N-VA in de strijd om de rechterzijde van het Vlaamse kiezerspubliek. Vorig jaar was de implosie van de voorkeursstemmen van Maggie De Block hét majeure probleem voor de hele partij: als minister van Volksgezondheid viel ze terug van 110.000 voorkeursstemmen naar 40.000. En gelet op de aanhoudende kritiek op haar niet altijd even coherente optreden tijdens de coronacrisis zou het wel eens over and out kunnen zijn voor de vrouw die nog niet zo lang geleden haar naam gaf aan een politiek fenomeen: het ‘Maggie-effect’.
De Open VLD beschikt sindsdien niet meer over een stemmenkanon met vergelijkbare vuurkracht. Het gebrek aan een echte politieke vedette die met een persoonlijke score het verschil kan maken, was des te erger omdat de partij na de Marrakesh-pirouette van de N-VA mee omlaag werd gezogen in het politieke moeras, bekend als ‘de regering van lopende zaken’.
Van Gwendolyn Rutten wordt gezegd dat ze gespecialiseerd is in het plaatsen van foute mensen op de foute plaats. Daardoor kon Lydia Peeters Vlaams minister worden. De Open VLD telt veel politici met talent en kunde, persoonlijkheden ook met kleur en karakter, maar na twee jaar ministerschap heeft een backbencher als Peeters nog altijd niet kunnen bewijzen dat ze tot de bovenlaag van haar eigen partij behoort. Ze werkt ongetwijfeld naarstig en hard: dagelijks stuurt haar kabinet ettelijke persberichten rond met daden van de minister – meestal worden die door de geadresseerden zonder lezen gewist. Een liberaal: ‘Stuur mij met een bak Jupiler naar Limburg, en ik kom terug met een betere minister.’
Vlaamse gaullisten
Er was natuurlijk méér aan de hand dan de eigengereidheid van de vorige voorzitter. Sinds Guy Verhofstadt eerste minister was (1999-2007) is de Open VLD continu aanwezig in alle (federale) regeringen, al meer dan twintig jaar lang. ‘Het probleem is dat elke liberale voorzitter na Verhofstadt nog altijd doet alsof hij of zij een Verhofstadt is’, zegt Vincent Stuer: ‘Dat is natuurlijk niet zo. Guy Verhofstadt was onze Charles de Gaulle: een leider hors catégorie. Maar ook na hem zijn wij als Vlaamse liberalen gaullisten gebleven: leden van een partij die draait rond een voorzitter die aan de top van de hiërarchie staat en zowel inhoudelijk als organisatorisch alle lijnen uitzet. Maar Egbert Lachaert is geen Verhofstadt en ook geen Bart De Wever. Hij is een heel goeie gast die nu partijvoorzitter is geworden. Hij zal pas slagen als hij een ander partijmodel vindt, een dat hém op het lijf is geschreven.’
Bart Tommelein vond het vanzelfsprekend dat hij voorzitter zou worden. Men hoefde het hem alleen maar op de knieën te komen vragen.
Correctie: Egbert Lachaert is geen partijvoorzitter ‘geworden’. Op 22 mei 2020 heeft Lachaert de macht gegrepen, tégen de zin van het partijapparaat in. Die centrale groep van Gwendolyn Rutten (de aftredende voorzitter), Bart Somers (Vlaams viceminister-president) en Patrick Dewael (de Kamervoorzitter) had ingezet op Bart Tommelein. Dat liep anders. Lachaert behaalde 61 procent van de stemmen, de zogenaamde ‘favoriet’ Tommelein 29,74 procent, outsider Els Ampe 7,31 procent en sidekick Stefaan Nuytten 1,9 procent. Een tweede ronde was niet eens nodig.
Voorzittersverkiezingen zijn bij de Vlaamse liberalen traditioneel minder voorspelbaar dan bij andere partijen. Bij de Open VLD wint vaak de favoriet – dat wil doorgaans zeggen: de kandidaat die is aangewezen door de kliek rond de aftredende voorzitter -, maar geregeld ook de uitdager. Dat begon al kort na de omvorming van PVV tot Open VLD, toen Verhofstadt voorschreef dat de voorzittersverkiezingen in zijn partij voortaan zouden verlopen door rechtstreekse verkiezing van de leden. Toen was dat nog vernieuwend. Overigens won hij zelf die eerste verkiezingen. Toen hij in 1995 de rooms-rode as van Jean-Luc Dehaene en Louis Tobback niet kon breken, gooide Verhofstadt de handdoek in de ring en wees hij Patrick Dewael aan als zijn dauphin. Bij de daaropvolgende verkiezingen (nog per brief) werd Dewael geklopt door de uitdager – niemand minder dan Herman De Croo. Die lanceerde zichzelf met de aparte slagzin: ‘Men moet het vel niet verkopen voor de beer in de diepvriezer zit.’
Nadien was het voor ‘favorieten’ zelden een gelopen koers. In 2004 hield de chou van Verhofstadt, toen Bart Somers, met 50,48 procent uitdager Jean-Marie Dedecker nipt af. Dedecker houdt nog altijd vol dat er met die uitslag geknoeid is: hij heeft daar geen hard bewijs voor, maar om een of andere reden zouden veel Wetstraatwatchers hem op zijn woord durven te geloven. In 2009 had aftredend Vlaams minister Marino Keulen de nieuwe voorzitter moeten worden. Hij moest het afleggen tegen de jonge Alexander De Croo, die zich de week voordien op de cover van Knack kandidaat had gesteld. De 34-jarige De Croo had echt géén politieke ervaring, zelfs niet op gemeentelijk vlak, alleen branie, een vader en een achternaam. Met ruim verschil versloeg hij Keulen in de tweede ronde – De Croos running mate was Vincent Van Quickenborne, die van Keulen heette Gwendolyn Rutten. Sommige tegenstellingen hebben diepe wortels. In 2012 schoof de partijtop Rutten zelf naar voren: er werd geen risico genomen, alle kopstukken gingen bij de aftrap van de campagne met haar op de groepsfoto. Egbert Lachaert, op dat moment nog gewoon OCMW-raadslid in Merelbeke, nam het toch tegen haar op. Tevergeefs, maar met 40 procent van de stemmen had hij zichzelf wel op de kaart gezet. Acht jaar later greep Lachaert, inmiddels gepromoveerd tot Kamerfractieleider, eindelijk zijn kans. Hij werd gesteund door Alexander De Croo en Vincent Van Quickenborne. Het klopt niet dat ‘een ‘outsider’ de nieuwe vedette is. De Open VLD nam afscheid van het tijdperk-Rutten: de partij had geen behoefte aan eender welke poulain van haar. Tommelein zag dat niet of te laat in.
Coriolanus
Merkwaardig, maar echt elke liberaal zegt vandaag dat hij of zij die overwinning had zien aankomen. Vincent Stuer: ‘Tommelein is Tommelein: er ging geen drivevan uit. Hij deed me denken aan Coriolanus van Shakespeare. Als die vraagt wat de prijs is om consul te willen worden, antwoordt men hem: ‘The price is to ask it kindly’. Mensen eisen dat je er moeite voor doet. Tommelein kòn naar eigen zeggen voorzitter worden, dus vond hij het vanzelfsprekend dat hij dat ook zou zijn. Hij straalde een zelfgenoegzaamheid uit die liberalen niet zint. Ze willen een voorzitter die ervoor vecht. Een man ook die voorzitter wil zijn omwille van zijn partij en haar leden, en niet omwille van zichzelf.’
Tommelein voerde een desastreuze campagne waarbij hij zijn eigen zwaktes in de etalage zette. Als hij een lokale afdeling bezocht, was hij uiterst aimabel. Tot de kritische vragen kwamen: dan werd hij bits en arrogant en probeerde hij de zaal te intimideren. Toen hij voelde dat het niet vlot liep, pakte hij uit met promopraatjes over ‘De Bende van Bart’ en ‘Plan Bart’. Dat klonk al als Plan B. Zo voerde Bart Tommelein zichzelf af.
En dus werd Egbert Lachaert voorzitter. Zijn mandaat van de leden lijkt duidelijk: intern orde op zaken stellen, en de Vlaming weer enthousiast maken voor de Open VLD zodat er bij de volgende verkiezingen weer stemmenwinst wordt geboekt. Als Lachaert de Open VLD opnieuw rond de 15 procent kan brengen, is zijn missie meer dan geslaagd. De vraag is: kan hij dat?
Zijn fans vinden van wel. Een gouden zet lijkt alvast de aanstelling van Caroline Deiteren als zijn kabinetschef. Deiteren bekleedde acht jaar lang een kaderfunctie bij Unizo, haar netwerk bij de Vlaamse ondernemers heet indrukwekkend te zijn. Bovendien maakt Lachaert duidelijk dat de partij niet alleen door hemzelf bestuurd wordt, maar door een team. Dat is alvast een verademing.
Maar er blijft ook scepsis. Noël Slangen: ‘Lachaert is een handig politicus, anders had hij de verkiezingen niet zo overtuigend gewonnen. Alleen voel je dat hij geen echt verhaal heeft. Lachaert lijdt aan het Joachim Coens-syndroom. Coens verdween in 2001 uit de politiek, en het eerste dossier waarvan hij na zijn terugkeer een zaak maakt, is abortus – met alle respect: dat is een debat van in het begin van deze eeuw. Ook Lachaert lijkt de Open VLD op de kaart te willen zetten door te hameren op klassieke liberale thema’s zoals belastingvermindering. Daarmee win je geen nieuwe kiezers.’ Het resultaat is dat de donkerblauwe achterban nog meer op zichzelf terugplooit, getuige daarvan het hilarische interview van onderneemster en Kamerlid Kathleen Verhelst in Krant van West-Vlaanderen, die betogen of staken ‘zou verbieden op werkdagen’: ‘Wie wil staken, kan dat in het weekend.’
Maar door de grote overwinningen van Vlaams Belang en de blijvend sterke positie van de N-VA is het zwaartepunt van het politieke discours in Vlaanderen natuurlijk naar rechts opgeschoven. Dat is ook een belangrijke reden waarom de ‘donkerblauwe’ Lachaert verkozen werd: ‘Hij is de enige politicus die in staat is om stemmen terug te winnen die we aan de N-VA en VB verloren hebben.’ Bij de N-VA noemen ze Lachaert soms smalend ‘een politicus die alles heeft om een echte N-VA’er te zijn, behalve de juiste partijkaart’. Bij de inner circle van de Open VLD zien ze het anders. Daar balen ze van het feit dat in het recente verleden zo veel ‘echte liberalen’ voor de N-VA kozen, en niet voor de Open VLD. Dan vallen namen zoals Philippe Muyters en Johan Van Overtveldt (‘liberale ondernemers, en zeker geen radicale flaminganten’). Of Annick De Ridder, die in haar Open VLD-jaren haar reputatie als assertieve politica maakte. Van de ‘Burkinese’ Assita Kanko ook, die de MR ruilde voor de N-VA (‘waarom niet voor de Open VLD?’). Van Darya Safai, de tandarts met Iraanse roots die strijdt tegen de hoofddoek en samenwerkte met de denktank Liberales, maar door Theo Francken naar de N-VA werd geloodst. Het geloof, of althans de hoop, is dat Egbert Lachaert die trend kan keren.
Vincent Stuer is minder optimistisch: ‘Politici besteden veel te veel tijd aan de analyse van de tegenstander, en meestal koppelen ze daaraan de wishful thinking dat zijzelf dan automatisch de oplossing zijn. Dat is niet zo. Het is zo klaar als een klontje dat Bart De Wever met een probleem zit, maar waarom zouden kiezers daarom als vanzelf naar de Open VLD terugkeren? Het is niet omdat je ongelukkig bent na je scheiding dat je terugkeert naar je ex. In deze tijden van corona en populisme lijkt de kans onwaarschijnlijk klein dat kiezers die de N-VA de rug toekeren, zouden terugkeren naar centrumrechtse partijen zoals de Open VLD en de CD&V.’
Volgens Noël Slangen komt dat doordat partijen zoals de Open VLD nog maar weinig te bieden en te zeggen hebben. ‘Welke partij wint verkiezingen? Degene die erin slaagt een nieuw venster te openen. Tom Van Grieken heeft dat gedaan door het VB weer te profileren als een partij van de gewone Vlaming, de kleine man, en niet meer van het Antwerpse havenpatronaat. In Vlaanderen is altijd een meerderheid van de kiezers op zoek naar een politiek centrumverhaal. Als de klassieke partijen er niet in slagen om dat op een geloofwaardige manier te brengen, interpreteren zij het discours van een andere partij als “centrum”. Dat verklaarde de voorbije jaren het succes van de N-VA, en nu van Vlaams Belang.’
Op de dool
Vincent Stuer is het daar deels mee eens: ‘De voorzitter moet in de spiegel durven te kijken en lessen trekken uit wat de Open VLD de voorbije jaren overkomen is. De donkerblauwe, PVV-achtige onderstroom van onze leden is zijn grootste probleem. Veel Vlaamse liberalen geloven echt wat de N-VA al jaren vertelt: dat de Open VLD is beginnen te verliezen toen de partij lichtblauw werd, met al dat gedoe over het migrantenstemrecht en Elio Di Rupo (PS) als eerste minister. In werkelijkheid stonden we toen veel sterker dan nu. Als Lachaert die roep volgt, begint hij aan een strijd die de Open VLD in het verleden al heeft gestreden én verloren. De ledenpartij is een anachronisme. Terugplooien op vroeger en op zichzelf is geen optie. Dan zou niet 10 maar 8 procent de benedengrens kunnen zijn.’
Intussen lijkt Egbert Lachaert als het nieuwste lid van de ‘drie koningen’ (naast Joachim Coens van de CD&V en Georges-Louis Bouchez van de MR) meer tijd te besteden aan de vorming van een nieuwe regering dan aan de organisatorische ombouw van zijn partij of het uitzetten van een nieuwe politiek programma. Noël Slangen begrijpt dat wel: ‘Regeringsdeelname is een voorwaarde om als voorzitter te kunnen slagen. Dat is de enige manier om nieuwe figuren te positioneren bij de Vlaamse kiezer en je vliegwiel weer op gang te krijgen. Als de Open VLD niet in de regering raakt, raakt de partij helemaal op de dool.’
Vincent Stuer is een tikje optimistischer: ‘Egbert Lachaert beschikt over een klein window of opportunity. Die kans moet hij grijpen. Gelukkig spelen hij en Alexander De Croo geen spelletjes, ze moeten boven het donkerblauwe verhaal uit stijgen en de Open VLD niet meetrekken in een oud links-rechtsverhaal. Lachaert zou als voorzitter moeten doen wat De Croo al doet als minister: zich profileren op thema’s zoals feminisme en globalisering. Er zit meer in het “blauwe DNA” waarover hij spreekt dan alleen maar belastingen en regelgeving: de ‘D’ en ‘open’ in de partijnaam moeten meer aandacht krijgen. Capteer ook de afkeer die mensen hebben van de politieke lethargie, voel de drang naar politieke vernieuwing. Als hij dat doet, geef ik Egbert Lachaert een kans om te slagen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier