In het hoofd van Europees marathonkampioen Koen Naert: ‘De slimste haalt het soms van de sterkste’
Met een indrukwekkende solo werd Koen Naert in Berlijn Europees kampioen marathon. In de slotkilometers waaierden zijn gedachten alle richtingen uit. Hij dacht aan sponsors en aan meditatie, aan roofvogels in Californië en brandwonden in Brussel. Een kijkje in het hoofd van een hardloper.
‘Op tien kilometer van de finish kom ik op kop. Tussen kilometer 21 en 30 hebben we naar mijn gevoel te traag gelopen, ik kan me niet langer inhouden. Het is nog vroeg in de wedstrijd, maar ik voel me super. Ik weet dat ik mezelf één keer per jaar kan overtreffen. Vandaag is zo’n dag.
Toch moet je bij een marathon altijd voorzichtig blijven. Je kunt zomaar een inzinking krijgen. Om dat te voorkomen, prent ik mezelf bij elke stap een woord in: push. Als een mantra. Stap rechts, push. Stap links, push.
Ik ben veel met spiritualiteit en transcendente meditatie bezig. Elke dag mediteer ik twee keer twintig minuten. Zolang ik mijn gedachten op die mantra kan focussen, weet ik, loop ik ontspannen en snel. Maar onvermijdelijk dwalen je gedachten af. Dan is het zaak om zo snel mogelijk weer in dat monotone ritme van push, push, push te komen.
De eerste aan wie ik denk, is mijn vrouw. Ze staat ergens aan de finish. We zijn al samen sinds ons vijftiende, zonder haar was dit nooit gelukt. De laatste weken was ik fysiek aanwezig, maar daar bleef het bij. Het hele huishouden kwam op haar schouders terecht. En ze heeft het al zo zwaar op haar werk, met deze week nog het overlijden van een collega erbovenop.
Ik corrigeer mezelf voortdurend. Ik kijk niet één keer om. Altijd vooruit, altijd op zoek naar schaduw waarin ik kan lopen. Marathon is een sport van details, de slimste haalt het soms van de sterkste. Zeker als het warm is, zoals nu. Voor de start heb ik zo lang mogelijk mijn ijsvest aangehouden, ik draag een wit truitje in plaats van het geleverde zwarte, om de tweeënhalve kilometer giet ik een drinkbus over mijn hoofd, de eelt op mijn voetzolen heb ik er bewust niet afgeschraapt… De laatste zeven kilometer van mijn allereerste marathon zijn één zwart gat. Dat wil ik vandaag niet meemaken.
Naar mijn smartwatch kijk ik nauwelijks. Alleen om de afstand tot de volgende drankpost te berekenen, meer niet. Mijn hartslag of mijn tussentijden zijn niet van belang. Het gevoel gaat voor.
Stap rechts, push. Stap links, push.
Ik denk aan mijn zoontje. Op dit moment staat hij ongetwijfeld voor de televisie van mijn schoonouders, die al zo dikwijls voor hem gezorgd hebben. Iedere keer als hij me op het scherm ziet, roept hij naar het schijnt ‘Oen’. Hij is negentien maanden, de -k- krijgt hij er nog niet uit. Man, wat zie ik dat ventje graag. Spijtig genoeg kan ik hem dat niet altijd tonen: in de weken voor een wedstrijd til ik hem niet op, desinfecteer ik de hele tijd mijn handen en ben ik voorzichtig met knuffels. Met een vetpercentage van 4,7 procent is het risico op blessures of ziekte te groot.
Stap rechts, push. Stap links, push.
Vanochtend was ik rotnerveus. Ik moest mezelf forceren om één eierkoek naar binnen te werken. In alles voelde ik dat het mijn dag zou worden. Gelukkig had ik van donderdag tot vanochtend alles op papier: wat ik wanneer moest doen, hoeveel ik waarvan moest eten… Zonder dat schema was ik gek geworden. Een vriend die er meer van weet, zegt weleens dat hij bij mij trekjes van dwangmatig gedrag bespeurt. OCD? Kan best.
Ik koester de woorden van mijn diëtiste. Ze stelde me gerust door te zeggen dat je zelfs zonder ontbijt een topprestatie kunt leveren. Zeker omdat ik de afgelopen dagen voldoende eierkoeken, petits-beurres, Rice Krispies en soldatenkoeken gegeten heb. Licht verteerbare voeding vol koolhydraten, zodat ik vandaag zeker geen maagkrampen krijg.
Nog zes kilometer.
Mijn gedachten dwalen af naar mijn biologische vader – mijn ouders gingen uit elkaar toen ik drie was. Anderhalve week geleden had hij een trombose. Hij wilde het me eerst niet vertellen, bang om mijn voorbereiding te verstoren, maar gelukkig heeft hij het uiteindelijk toch gezegd. Voorlopig kan hij zijn ene hand nog niet opnieuw gebruiken, ik hoop dat het snel goed komt.
Mijn moeder en mijn stiefvader zijn wel in Berlijn. Het is mijn eerste buitenlandse wedstrijd die ze ter plekke volgen. Blijkbaar heb ik maanden geleden al gezegd dat het de moeite zou zijn, dat ze maar beter mee konden komen. Helaas vind ik hen niet in het publiek.
Hier en daar herken ik een gezicht. Bevriende atleten, supporters, zelfs een oud-jeugdtrainer. Door hem moet ik terugdenken aan mijn beginjaren, hoe ik op mijn zesde ben beginnen te lopen en niet meer ben gestopt. Aan de turnleraar die tegen mijn ouders zei dat ze me naar de atletiekclub moesten sturen: op school kon ik mijn energie onvoldoende kwijt en in wedstrijdjes zette ik de anderen telkens op grote achterstand. Zonder atletiek zat ik aan de rilatine, zegt mijn ma altijd.
Stap rechts, push. Stap links, push.
Lopen is een uitlaatklep. Terwijl ik loop, zie ik de dingen scherper, heb ik minder waas in mijn hoofd, is het leven simpel. Zit ik met een probleem, dan trek ik mijn loopschoenen aan. In mijn cocon ben ik gelukkig.
Maar zoals bij de meeste mensen zit er op mijn ene schouder een engel en op mijn andere een duivel. Ik mag 99 goede trainingen afwerken, die ene waarbij het iets moeizamer ging, zal dagenlang door mijn hoofd spoken.
Nog vijf kilometer.
De herinnering aan al die eenzame trainingskilometers komt naar boven, in de Beernemse bossen of langs het kanaal tussen Brugge en Gent. Aan mijn laatste hoogtestage in Mammoth Lakes in Californië, mijn tweede thuis. Ik leef er als een monnik in de bergen. Tussen de beren, herten en roofvogels, op meer dan tweeduizend meter hoogte. Opstaan om halfzeven, ontbijten, twee uur lopen, mediteren, een powernap, tweede maaltijd, een uur loslopen, weer mediteren, derde maaltijd, slapen. In vier weken tijd liep ik negenhonderd kilometer.
Nog vier kilometer.
Sinds 2010 ben ik drie keer verhuisd. Elke keer heb ik een nieuw team om me heen moeten verzamelen. Aan al die mensen denk ik nu. Zeker aan hen die me op dit moment bijstaan: mijn trainer, mijn manuele therapeut, mijn podoloog, mijn masseur, mijn kinesist, mijn sportarts, mijn diëtiste. Zonder hen had ik dit niveau nooit bereikt.
Koen Naert
– Geboren in 1989 in Roeselare
– Woont in Oostkamp
– Aangesloten bij Excelsior Brussel, ondersteund door de Waalse sportbond Adeps
– Schakelde in 2015 over van de 5 en 10 km naar de marathon
– Werd zondag 12 augustus Europees kampioen in Berlijn
– Verpleegkundige in het brandwondencentrum van Neder-Over-Heembeek; volgt nu een postgraduaat wondzorg en weefselherstel
Ook al mijn sponsors komen in gedachten voorbij. De directeur van het Argenta-filiaal in Poperinge bijvoorbeeld, die me in het begin van mijn carrière zo goed gesteund heeft. De bittere pil op mijn 23e, toen Bloso (nu Sport Vlaanderen, nvdr.) me botweg liet weten me niet langer te willen ondersteunen. Hun woorden galmen nog altijd na. “Wat denk jij eigenlijk?” zeiden ze. “Dat jij als kleine Belg tussen al die Afrikanen ooit iets kunt betekenen?”
Zouden ze nu kijken?
Stap rechts, push. Stap links, push.
Ik ben gemaakt voor de marathon. Fysiek en mentaal. Op mijn 23e kon je dat nog niet aan mijn resultaten aflezen. Maar stilaan bereik ik mijn beste jaren. Ik wil het dus als prof blijven proberen, de Olympische Spelen van Tokio zijn mijn grote doel.
Ik wil ook blijven studeren. Na mijn carrière wil ik naar mijn oude werkplek terugkeren, het brandwondencentrum in Neder-Over-Heembeek. De vreselijkste verwondingen heb ik er al gezien. Sommige patiënten hadden bijna geen huid meer over.
Op de dag van de aanslagen in Zaventem en Maalbeek ging het net zo. Ik was met onbetaald verlof, maar toen ik op de radio het nieuws hoorde, ben ik meteen naar Heembeek gereden. In het ziekenhuis was het een grote chaos.
De eerste vrouw die ik er geholpen heb, zal ik nooit vergeten. Haar schedel lag open, ze bloedde verschrikkelijk, haar linkeroog was al blind en door een scherf dreigde ze ook het rechter te verliezen. Tot ’s avonds laat heb ik haar geholpen, en achteraf heb ik gehoord dat haar rechteroog nog altijd werkt.
Toen ik thuiskwam, kon ik de beelden van die dag onmogelijk van me afzetten. Ik was geblesseerd, ik mocht niet langer dan een minuut aan een stuk lopen, maar die avond heb ik toch negen kilometer gelopen. Non-stop. Om de gruwel te verwerken.
Stap rechts, push. Stap links, push.
Op drie kilometer van de aankomst stopt een begeleider van de Belgische delegatie me een laatste drinkbus toe. Hij roept dat ik een minuut voorsprong heb. Een minuut? Echt? Het kan dus niet meer misgaan.
Ineens speelt de fysieke pijn op. Het begint aan de onderkant van mijn voeten, ze lijken in brand te staan. Ik plaats mijn voeten een beetje anders, waardoor al mijn spieren verstijven. Bij iedere stap voel ik ergens in mijn lijf wel een kramp klaarzitten. Ook mijn nekspieren en schouders voelen helemaal verzuurd. En door al het water dat ik over mijn hoofd gegoten heb, komt mijn neuspleister los. Ik twijfel om hem eraf te trekken en weg te gooien, het is geen gezicht, maar ik doe het nog niet. Tijdens zware inspanningen kan ik moeilijk door mijn neus ademhalen, die pleister helpt me ongelooflijk. Pas in de laatste kilometer gooi ik hem weg. Om netjes op de foto te staan.
Ik wil het als prof blijven proberen, de Olympische Spelen van Tokio zijn mijn grote doel
Op driehonderd meter van de meet kijk ik voor het eerst achterom. Ik zie niemand. De volgende paar seconden zijn volledig uit mijn geheugen gewist. Zoals bij een voetballer die na een doelpunt van pure euforie een black-out heeft.
Ik begin van alles tegen mezelf te schreeuwen, maar behalve “Fuck, Naert, je hebt het gewoon gedaan!” weet ik niet meer wat.
Nog tweehonderd meter.
Met een flauwe bocht rond de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche loop ik de laatste rechte lijn in. Tientallen keren heb ik dat moment al gevisualiseerd. Als ik ooit de kans krijg, weet ik al lang, wil ik solo aankomen mét de Belgische vlag in mijn handen. Maar nu het zo ver is, heb ik geen idee hoe dat concreet in zijn werk gaat. Hoe kom je in godsnaam aan zo’n vlag?
Nog honderd meter.
Ineens zie ik aan de rechterkant van de weg mijn vrouw staan. Met een Belgische vlag in haar handen, nochtans niet afgesproken. Ik wijs, loop in haar richting, geef haar een kushandje, denk aan al haar opofferingen van de voorbije jaren, trek de vlag uit haar handen en loop snel naar de finish.
Nog vijftig meter.
In een reflex kijk ik even naar boven. Op de wedstrijdklok zie ik mijn tijd wegtikken. Onder de twee uur en tien minuten, serieus? Een persoonlijk record? De snelste marathon ooit gelopen op een Europees kampioenschap? Heb ik dit vandaag echt gepresteerd?
Ik loop over de eindstreep en steek de vlag in de lucht, van de concurrentie is al lang geen spoor meer. Exact zoals ik het al weken in gedachten heb. In het echt voelt het beter.’
Tijdens de Memorial Van Damme, 31/8 in het Koning Boudewijnstadion in Brussel, worden alle Belgische medaillewinnaars van de Europese Kampioenschappen gelauwerd. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier