‘In het bso moeten we veel ambitieuzer zijn’: slechts minderheid haalt eindtermen leesvaardigheid
In het beroepsonderwijs behaalt een minderheid de eindtermen voor leesvaardigheid. Vooral Nederlandstalige leerlingen boeren achteruit.
Leerlingen verlaten het beroepsonderwijs met grote kraters in hun basiskennis. Bepaalde eindtermen worden door minder dan één op de drie leerlingen gehaald, zo melden de kranten van Mediahuis vrijdag.
Een korting berekenen op een kassaticket of de regel van drie toepassen: de meeste leerlingen uit de derde graad beroepsonderwijs (bso) hebben dat niet onder de knie als ze de school verlaten. Dat blijkt uit de nieuwe resultaten van de Vlaamse peilingsproeven. Die gaan na of leerlingen bepaalde eindtermen – de minimumdoelen die zijn opgelegd door de Vlaamse regering – behalen. Aan de proef eindtermen project algemene vakken – onder meer rekenen, schrijven en luisteren – namen 3.000 leerlingen deel.
Voor functionele rekenvaardigheid haalt slechts 26 procent de eindtermen, voor functionele leesvaardigheid 34 procent en voor functionele luistervaardigheid 30 procent.
Enkel voor ‘informatieverwerving en -verwerking’ – bijvoorbeeld een formulier invullen – haalt net de helft het. Er zijn wel verzachtende omstandigheid: de peiling is afgenomen in mei 2021, na een coronajaar vol schoolsluitingen en afstandsonderwijs.
Hoe groot de impact van corona is, is moeilijk in te schatten, geven de onderzoekers aan. In het onderzoek wordt bovendien duidelijk dat er sinds de vorige peiling in 2013 wat veranderd is in de leerlingenpopulatie van de derde graad bso. Er zijn meer leerlingen met leerstoornissen en gedragsproblemen en ook meer leerlingen met een andere thuistaal.
‘Brug naar dagelijks taalgebruik’
In het beroepsonderwijs is Nederlands meestal geen apart vak, maar maakt het deel uit van project algemene vakken (PAV), waarin leerlingen onder meer ook wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde en biologie wordt bijgebracht. Uit een peiling bij laatstejaars bleek vorig jaar dat liefst 62 procent de eindtermen voor leesvaardigheid niet haalt. ‘Dat het op dat vlak bergaf gaat, heeft voor een stuk te maken met het M-decreet, waardoor meer leerlingen met ernstige leerstoornissen in het bso terecht zijn gekomen’, zegt Inge Placklé, vakdidacticus PAV aan de lerarenopleiding van de VUB. ‘Daarnaast is ook de groep met een andere thuistaal dan het Nederlands toegenomen.’ Opvallend is wel dat de grootste achteruitgang niet bij anderstaligen werd gemeten, maar bij leerlingen die thuis Nederlands spreken. ‘Dat komt wellicht doordat de manier waarop er thuis wordt gepraat erg afwijkt van de taal die op school wordt gebruikt’, weet Placklé. ‘Daarom is van het grootste belang dat leerkrachten PAV constant de brug slaan tussen het dagelijkse taalgebruik van de jongeren en de schooltaal.’
Zijn de meeste leerlingen in het aso en tso al niet erg dol op het vak Nederlands, dan geldt dat nog veel meer in het bso. Tieners willen er in de eerste plaats een metier leren en ervaren de algemene vakken als een noodzakelijk kwaad. ‘Willen we hun taalvaardigheid opkrikken, dan moeten we laten zien wat taal voor hen in de praktijk kan betekenen’, zegt Placklé. ‘Leerkrachten PAV zouden hun lessen veel meer moeten afstemmen op de praktijkopleiding en op het werk dat leerlingen later zullen moeten doen. Jammer genoeg werkt vandaag maar een op de drie PAV-leerkrachten met de praktijk samen.’
Afhakende leraren
Net als in het aso en tso zal de lat dus ook in het bso hoger moeten worden gelegd. ‘Zolang het over onderwerpen gaat die de leerlingen relevant vinden, is er veel mogelijk’, weet Inge Placklé. ‘Zo ken ik leerkrachten die hun leerlingen een tentoonstelling over klimaat laten organiseren. Die jongeren moeten zich dan eerst in dat onderwerp inlezen, leren hun mening formuleren, ontwerpen posters en schrijven teksten. Bij zulke opdrachten blijkt heel vaak dat ze taalvaardiger zijn dan uit de peilingen blijkt. Dat komt natuurlijk doordat ze dan echt gemotiveerd zijn en helemaal in hun werk opgaan. We moeten dus veel ambitieuzer zijn dan vandaag het geval is. Als leerkrachten op dezelfde manier blijven lesgeven, vrees ik dat meer leerlingen de norm niet zullen halen.’
Nu is het natuurlijk een hele opgave om jongeren, die vaak al een hele resem faalervaringen achter de rug hebben en leerachterstand hebben opgebouwd, warm te maken voor taal. Daarvoor moet je als leerkracht stevig in je schoenen staan en ook heel inventief zijn. ‘Dus zouden het de sterkste leerkrachten moeten zijn die PAV geven. Zeker in de kwetsbaarste klasgroepen’, vindt Placklé. ‘Maar in de praktijk zijn het meestal pas afgestudeerde leraren, die zelf nog veel ondersteuning nodig hebben. Velen van hen haken op den duur af en worden dan vervangen door een nieuwe lichting pas afgestudeerde leerkrachten. Zo komen we er natuurlijk niet.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier