Bart Derwael
In de VS is het ook na 5 jaar Obama nog steeds eerder ‘Yes I can’ dan ‘Yes we can’
Achter de tragedie waarin Trayvon Martin de dood vond, gaat een dieper liggend probleem schuil: ‘Yes I can’, ligt in de VS, ook na bijna 5 jaar Obama, dichter bij de werkelijkheid dan ‘Yes we can’.
Barack Obama is van het sportieve en pezige type. Maar de spagaat die hij ook tijdens zijn tweede ambtstermijn moet maken om zijn verdeelde land bij elkaar te houden, doet inmiddels zichtbaar pijn. Hart en hoofd, mens en functie, komen steeds vaker met elkaar in conflict. Met de vrijspraak van George Zimmerman, de blanke burgerwachter die in 2012 in Florida een 17-jarige ongewapende zwarte jongen doodschoot, als triest hoogtepunt. Zijn strijd tegen maatschappelijke ongelijkheid en tegen de wapenindustrie, lijkt voor de geplaagde president een steeds eenzamere calvarietocht.
Zelden zeiden de blik en de stilte tussen twee zinnen méér als toen president Obama in 2012 de ouders toesprak van de doodgeschoten zwarte tiener Trayvon Martin. “Mijn hoofdboodschap gaat uit naar de ouders van Treyvon Martin. Mocht ik een zoon hebben, zou hij op Trayvon lijken”, sprak een zichtbaar geëmotioneerde Obama toen. En na een lange stilte: “Ze hebben gelijk om te verwachten dat wij als Amerikanen dit zullen behandelen met de sérieux die deze zaak verdient”. Wat die ‘sérieux’ in de Verenigde Staten concreet betekent, bleek afgelopen week na de beraadslaging door de jury: de vrijspraak van de schutter op basis van wetten (zoals de stand-your-ground law) die het recht op zelfverdediging verheerlijken, als zijn ze onderdeel van een script uit de betere Western. Met nog meer polarisatie en wederzijds onbegrip tot gevolg.
Recht(en)
In de nasleep van het verdict van de jury – 100% vrouw, ruim 80% blank -, riep Obama, onmachtig en vertwijfeld, op om de kalmte te bewaren, de rechtsgang te respecteren en (nogmaals) het gebruik van vuurwapens in te dijken. Daarmee legt hij meteen de vinger op enkele van de grootste breuklijnen in de ‘Verenigde Staten’ van vandaag. Kan je als burger geloven in een objectieve en onbevooroordeelde rechtspraak als een belangrijk deel van die burgers claimt nog steeds geen gelijke rechten te hebben? In een land waar burgers bovendien steeds vaker het recht in eigen handen nemen, beschermd (aangemoedigd?) door wetten en politici die het woord spreken van de gigantisch machtige wapenlobby, die op haar beurt na elk vuurgevecht een lans breekt voor méér wapens en méér zelfbescherming.
President Obama mag dan wel de oorlog verklaren aan de wapenindustrie en haar voornamelijk Republikeinse bondgenoten, het verdeelde Congres – de Democraten hebben een meerderheid in de Senaat, de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden – en de verregaande autonomie van de Staten, maken van hem een leeuw zonder tanden.
Socialist
Alle inspanningen en goede bedoelingen ten spijt, staat Obama de komende jaren dus voor een schier onmogelijke taak. Hoe verzoen je immers een aantal sacrale, gebetonneerde en uiterst gevoelige waarden uit de Amerikaanse grondwet – recht op wapenbezit, recht op zelfverdediging, enz… – met de gevoelens van verscheurdheid en onrechtvaardigheid die vooral leven bij burgers die tot minderheidsgroepen behoren, niet in het minst bij de ontgoochelde Afro-Amerikaanse gemeenschap waarvan je zelf de vaandeldrager bent? Hoe verbind je in dat kolossale land, met zoveel traditie en heilige huisjes, individuele vrijheid met sociale gelijkheid? Niet dus. De inkomensongelijkheid is er – volgens de internationaal gebruikte en erkende Gini-coëfficiënt – nog steeds dramatisch, met alle gevolgen van dien voor de meest kwetsbare Amerikanen en de Amerikaanse samenleving in haar geheel: hoge criminaliteitscijfers, veel armoede, meer psychisch zieken dan gemiddeld, meer verzuring, enz …
Ook met de eerste zwarte president uit de geschiedenis aan het roer, is en blijft sociale mobiliteit voor de Amerikanen een hoogstpersoonlijke verwezenlijking. Die gedachte zit diep geworteld in hun DNA. ‘Yes I can’, ligt er, ook na bijna 5 jaar Obama, dichter bij de werkelijkheid dan ‘Yes we can’. The American Dream is géén collectief gebeuren dat je als overheid kan opleggen. Wie iets anders beweert of probeert (zoals bij de geslaagde hervorming van de ziektekostenverzekering) is een ‘socialist’, en zo word je, voor alle duidelijkheid, in The States liever niet genoemd.
Verdeeldheid
Achter het dramatische incident dat Trayvon Martin het leven kostte en zijn doder vrij pleitte, gaat dus veel meer schuil dan de vermeende racistische motieven van een burgerwachter of de schijn van partijdigheid van een overwegend blanke jury. Het brengt de verdeeldheid van een land naar de oppervlakte dat mede dankzij eindeloze immigratiestromen economisch overeind blijft, maar haar nieuwkomers, tenzij ze beschikken over een bovengemiddeld talent, nog te vaak het gevoel geeft niet méér te zijn dan een noodzakelijk kwaad dat op zichzelf is aangewezen om het te maken. Een land ook met een omvangrijk aandeel bange, behoudsgezinde burgers die nooit meer slapen zonder een vuurwapen onder hun kussen, daartoe aangemoedigd door een industrie die zwaait met vlag en grondwet maar die vooral haar eigen religie predikt: die van het grote geld.
Want ook na de wereldwijde economische crisis – ontsproten uit de Amerikaanse vastgoedbubbel – en de forse concurrentie van vooral de Aziatische groeilanden, lijkt in Amerika het geloof in het kapitalistisch systeem onaangetast. De herverdeling van de welvaart is er nog steeds geen prioriteit en lijkt dat ook niet meteen te worden. Tenzij Obama de laatste twee jaar van zijn laatste ambtstermijn, gesteund door een herschikt Congres na de verkiezingen van 4 november 2014, het over een andere boeg gooit en alsnog geschiedenis schrijft.
Bart Derwael
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier