In beeld: Het einde van New Labour
Dertien jaar lang leverde de New Labour-partij de Britse premier, maar daar komt nu verandering in. Gordon Brown diende na de slechte verkiezingsresultaten zijn ontslag in als partijleider en als premier.
Tijdens de parlementsverkiezingen van 6 mei 2010 moest Gordon Brown de duimen leggen voor de conservatieve David Cameron (rechts) die nu samen gaat regeren met de liberaal-democraten van Nick Clegg (links).
Met de conservatieve David Cameron als Britse premier, komt er definitief een einde aan het New Labour-tijdperk. Sinds de spectaculaire overwinning in 1997 konden de sociaaldemocraten dertien jaar lang het premierschap opeisen.
Toen loofde de pers de overtuigende overwinning van Tony Blair. Er werd zelfs gesproken van een politieke aardverschuiving. Het land verkeerde werkelijk in een staat van opwinding.
Tony Blair werd in 1994 leider van de Labour-partij en veranderde de naam in New Labour. De dynamische leider kon het volk overtuigen met zijn slogan “Onderwijs, onderwijs, onderwijs”.
Overal in het land investeerde New Labour in het onderwijs en de gezondheidszorg. Nieuwe scholen en ziekenhuizen moesten zorgen voor de begeleiding en de opvang van kinderen en hun ouders in arme wijken. Toch zijn de genomen maatregelen voor veel Britten nog onvoldoende.
New Labour beloofde ook de enorme inkomenskloof tussen arm en rijk te dichten. Maar in de loop der jaren werd die alleen maar groter. Industriëlen, zakenlui en bankiers stortten miljoenen ponden in de partijkas en de Labour-Lagerhuisleden declareerden onfatsoenlijk hoge onkosten bij het parlement.
De befaamde uitspraak van Peter Mandelson, een van de kopstukken van New Labour, staat nog steeds fris in het geheugen van de Britse bevolking. “Ik voel me heel gemakkelijk bij mensen die stinkend rijk worden”, een gedachte die niet echt strookte met de beloftes van zijn partij.
Tijdens de drie ambtstermijnen van Tony Blair diende Gordon Brown als minister van Financiën. Onder zijn bewind gaf de overheid enorm veel uit waardoor het land nu kampt met een gigantisch overheidstekort. Tot de crisis genoot het land meer dan vijftien jaar economische groei, maar nu kruipt het veel langzamer uit de recessie dan andere landen.
Blair stond tijdens zijn regeerperiode bekend als een trouwe bondgenoot van de toenmalige Amerikaanse president George W. Bush tijdens zijn aanval tegen Irak.
Zowel in eigen land als in het buitenland deed de kwestie Irak heel wat stof opwaaien. Ook in zijn eigen partij werd Blair fel bekritiseerd. Zijn populariteit bij het electoraat liep fors terug. Zeker nadat duidelijk werd dat Irak niet beschikte over massavernietigingswapens.
De bomaanslagen in Londen van 7 juli 2005 waren volgens 65 procent van de bevolking een rechtstreeks gevolg van het Irakbeleid van Blair. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 kreeg zijn partij New Labour dan ook zware klappen te verduren.
Brown volgde in 2007 zijn partijgenoot Tony Blair op als premier. Eerder had hij al het voorzitterschap van New Labour van hem overgenomen.
In maart 2010 verdedigde Brown nog de beslissing van de Britse regering om in 2003 Irak binnen te vallen. “Het was de juiste beslissing om de juiste redenen”, klonk het.
Toen de financieel-economische crisis ook in Groot-Brittannië toesloeg, pakte Brown uit met enkele steunmaatregelen. Hij benadrukte ook het belang van een wereldwijde aanpak van de crisis.
Toen Brown de verkiezingsdag vastlegde, was het duidelijk dat hij veel zou moeten doen om de kiezer te kunnen overtuigen. News of the World, de krant met de grootste oplage in Groot-Brittannië, steunde zelfs niet langer Labour, maar wel de conservatief David Cameron omdat “het land schreeuwt om verandering”.
De verkiezingen draaien uit op een nederlaag voor Brown. Na dertien jaar te zetelen in de regering, moet New Labour nu overstappen naar de oppositie.
De Labour-regering onderhield een koele relatie met de Europese Unie en weigerde mee te stappen in het euroverhaal. Groot-Brittannië is traditioneel eurosceptisch en het is dan ook twijfelachtig of de conservatieve overwinning daar iets zal aan veranderen. Een begin is alvast de benoeming van de Britse Catherine Ashton als de Europese hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier