Jan Nolf
‘Hoge Raad voor Justitie moet aftreden’
De Belgische rechtsstaat zinkt. Kapitein en bemanning van de Hoge Raad voor Justitie kijken de andere kant op.
De Hoge Raad voor de Justitie werd in de nasleep van de Dutroux-affaire opgericht om onpartijdigheid bij benoemingen en onderzoek binnen justitie te waarborgen. Die HRJ werd verleden jaar voor de vierde keer verkozen. Voor de helft uit magistraten en door magistraten, voor de andere helft uit niet-magistraten, door de Senaat. Normaal voor vier jaar, met ieder jaar een wisselend voorzitterschap.
Dat zou nu wel eens helemaal anders kunnen uitdraaien. Volgend jaar krijgen we misschien niet de voorzitter die voor het gerechtelijk jaar 2014/15 voorzien werd en nog dit jaar zou de Hoge Raad er eigenlijk mee moeten ophouden tout court.
Deze schipbreuk van het witte vlaggenschip van een nieuwe, onpartijdige justitie is een aangekondigd debacle zoals dat van de Costa Concordia: een riskante kapitein, en de gevaarlijke kunsten van een hele politieke ploeg er rond. Door de klippen van de rechtstaat te dicht af te tasten, raakte heel de romp opengescheurd. Het enige verschil is dat de omvang van de Belgische ramp doodgezwegen werd. Nu niet meer.
Het eenvoudigste deel van het verhaal: de kapitein die even naar de wal moest
Uiteraard geniet ook de voor 2014/15 voorziene voorzitter van de Hoge Raad het vermoeden van onschuld. Michèle Loquifier werd door de Hoge Raad zelf vooralsnog enkel geschorst, niet afgezet. Dat neemt een aantal pittige gegevens niet weg.
Om de Knack-column van uw justitiewatcher net één jaar geleden te citeren: “Michèle Loquifer, is privé mevrouw Philippe Busquin (de voorganger van Elio Di Rupo als PS-voorzitter, twee maal burgemeester van Seneffe). Ook zij werd aangesteld door de Senaat, na haar eveneens kersvers ontslag, maar nee, niet uit de politiek.
Haar curriculum sluit officieel op 30 april 2012 af als “erevoorzitter van een rechtbank van eerste aanleg” en is bijzonder leerrijk. In 1999 heeft minister Tony Van Parys(CD&V) de toenmalige politierechter tot verrassing van velen benoemd tot voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Nijvel. Wie justitie van toen – en zelfs nu – kent, weet dat daarmee heel wat klassieke treden werden overgeslagen. Van Seneffe naar Nijvel is het ook maar een stap. De hernieuwing van haar mandaat vanaf 2006 liep echter niet over rozen. Na een nieuwe lokale ‘guerre des juges‘ werd haar herbenoeming d.d. 1 september 2006 van minister Laurette Onkelinx (PS) vernietigd door de Raad van State op 11 maart 2008. De Hoge Raad voor de Justitie herschreef op 20 juni 2008 een blijkbaar een beter advies, waarna haar herbenoeming volgde.”
De magistratenoorlog van Nijvel gaf ondertussen een tussenstand. Michèle Loquifer werd in verdenking gesteld wegens schriftvervalsing en gebruik van valse stukken wat dus tot haar schorsing leidde.
Dat de Senaat deze illustere dame onvervangbaar achtte voor de garantie van de onpartijdige justitie zegt al meer over de Senaat dan over justitie zelf. Immers werd Loquifer zelf al op 26 april 2006 in de saga van rechter Monin te Dinant (op eensluidend advies van het O.M.) gewraakt omwille van de “wettelijke twijfel omtrent haar bekwaamheid om onafhankelijk en onpartijdig te oordelen”.
Zo iemand kon de Senaat natuurlijk niet missen in de Hoge Raad voor een onpartijdige justitie, uitgerekend in de benoemingscommissie ervan.
Van de vier voorzitters van de HRJ die het nationaal ‘Bureau’ vormen, blijven er dus nu maar drie actief in functie. Des te beter.
De drie scheuren in het schip van de HRJ: drie keer is scheepsrecht
De eerste scheur: de verkeerd gelopen verkiezing van Nederlandstalige magistraten.
In Turnhout is het op 2 maart 2012 al misgelopen. Voorzitter en bijzitters waren ten onrechte in de overtuiging dat iedereen zich al aangeboden had, en startten voor het sluitingsuur het weekend. De stembus werd naar Brussel gereden. Nog steeds voor 16 uur stond een magistraat die nog niet gestemd had “tijdig” voor een gesloten deur, dus in de onmogelijkheid een stem uit te brengen. Uiteindelijk raakte het stemcollege die vrijdagavond in de avond opnieuw “samengesteld”, maar de stembus keerde niet terug uit Brussel.
Op zaterdag 3 maart werden op de zetel van de HRJ de stemmen van het hele land geteld. Dit P.V. van de stemopneming zou geen melding maken van het incident. De HRJ publiceert de uitslag onmiddellijk op haar website, en wast de handen in onschuld: “niet bevoegd” voor dit soort onderzoek.
1 magistraat op 2.277 stemgerechtigden die het stemrecht niet kunnen uitoefenen, zou bij Belgische wetgevende verkiezingen verhoudingsgewijze gelijk staan met 3.393 stemgerechtigden, een kleine gemeente dus.
De drie uit te brengen stemmen waarop die éne betrokken magistraat gerechtigd was, maar verhinderd werd uit te brengen, zijn in deze HRJ verkiezing echter niet “neutraal”.
Vooreerst was er al maar één stem verschil tussen de laatste (dus elfde) verkozene, en de eerste (niet verkozen) opvolger, respectievelijk politierechter Hänsch (°02/09/1963) van Brussel en vrederechter Verbeke (°12/11/1952) van Meise, met resp. 139 en 138 stemmen.
Bij staking van stemmen zou de oudste eerst in aanmerking komen.
Daarenboven zou ook de volgorde van de opvolgers gewijzigd kunnen worden, want daar zaten 2 keer 2 verkozenen op minder dan 3 stemmen van elkaar, en 2 zelfs ex aequo (en nu dus gerangschikt volgens leeftijd).
Besluit: indien die éne magistraat had kunnen stemmen, zou zowel de huidige samenstelling van de Nederlandstalige HRJ, als de toekomstige samenstelling (tijdens de volgende 4 jaar, n.a.v. ontslagen en vervangingen), er verschillend uitzien.
Gezien het om HRJ-kandidaten gaat die in beide commissies (dus o.m. voor de voordrachten van benoeming) kunnen zetelen had dit een rechtstreeks impact op onder meer de toekomstige benoemingen.
Geen nood: de HRJ publiceerde een persbericht dat woord voor woord herhaald werd door minister Annemie Turtelboom (Open VLD) in antwoord op de stekelige parlementaire vraag van Jean-Marie Dedecker(LDD): “geen enkele wetgeving voorziet enige bevoegdheid om toe te zien op de regelmatigheid van kiesverrichtingen, uitspraak te doen over vermeende onregelmatigheden of maatregelen te nemen om onregelmatigheden te herstellen”.
Samengevat: de Hoge Raad voor de Justitie staat boven alle wetten. Dàt is pas verontrustend.
De tweede scheur: de aanwijzing door de Senaat van de Nederlandstalige leden (niet-magistraten)
Ook dit relaas vond u al in Knack op 12 september 2012, maar voor de goede orde nog even samenvatten.
De Senaat organiseerde zes hoorzittingen en die werden vereerd met een stuitend parlementair absenteïsme. Op 17 juni moest gestemd worden, maar het Bureau van de Senaat had daar al een aparte formule voor klaargestoomd.
Het verslag van de roodpluchen vergadering is een stichtend voorbeeld van ijzeren partijdiscipline: “Gelet op de veelheid van de criteria waaraan de samenstelling van de Hoge Raad moet voldoen, is afgesproken dat de Senaat zich zou uitspreken over een modellijst. Deze modellijst bevat een aantal kandidaten dat gelijk is aan het aantal openstaande mandaten”.
De modellijst bleek een model in het genre: ze haalde 47 op 53 stemmen.
Voorheen, zoals op 17 juni 2004 kon je nog eens vuurwerk meemaken: de toenmalige senator Stefaan De Clerck(CD&V) ( tussen twee ministerposten voor Justitie in) kon niet lachen met de uitslag en foeterde volgens het verslag: “naar mijn aanvoelen, is de selectie uiteindelijk meer gebaseerd op een soort van politieke verkaveling dan op een afweging van wat de best mogelijke samenstelling van die raad zou kunnen zijn. Hoewel ik vertrouwen heb in de mensen die onderhandeld hebben, wil ik toch nog het belang van de Hoge Raad benadrukken en de wens uitspreken dat hij in zijn werking de politieke verkaveling zal overstijgen om zo Justitie in de goede richting te helpen hervormen.”
Anno 2012 hoorde je zelfs geen geblaat meer in de politieke schaapstal. Het politiek resultaat mag er dan ook zijn. Vooral als je er de interne verkiezingen binnen de HRJ op na slaat.
De kortstondige minister van Justitie Tony Van Parys (1998-99) komt pas als laatste, vanaf 2015 aan de beurt voor het (jaarlijks wisselend) nationaal voorzitterschap van de Hoge Raad, maar wordt nu al 2 jaar lang voorzitter van het Nederlandstalig College van de HRJ. Op die manier wordt hij voor Vlaanderen toch al een mini-minister van Justitie. Bij de laatste federale verkiezingen nam hij afscheid van de Senaat, en dit jaar van de Gentse gemeenteraad. Je kunt Tony Van Parys alle deugden en kwaliteiten toeschrijven (discreet, bekwaam, ervaring…) maar niet dat hij politiek onafhankelijk zou zijn. Evenmin het symbool van een aggiornamento, eerder de brave conciërge van het beleid.
Als hyper-gepolitiseerde intrede in de HRJ is dat echter wel een première. Het zegt evenveel over de intenties van onze politici voor justitie als over deze nieuwe HRJ zelf.
Het toppunt: Tony Van Parys werd niet als politicus maar als ‘advocaat’ voorgedragen door de Orde van Vlaamse Balies die nog op 13 mei 2009 het idee verdedigde dat advocaten hun lid in de HRJ rechtstreeks zouden mogen verkiezen. Met als motivering; advocaten moeten onafhankelijk geacht worden, en hun kandidaat-vertegenwoordigers zouden dus niet via de politiek moeten passeren om tot in de HRJ te raken.
Vlaamse advocaten zijn blijkbaar sportief: ze kunnen in een go-kart – race naar justitie een bocht van 180 graden op twee wielen nemen.
Tot daar de verloren eer van de Vlaamse justitie in de Hoge Raad voor de Justitie.
De derde en fatale scheur: de aanwijzing door de Senaat van de Franstalige leden (niet-magistraten)
Toegegeven, ze werd maar laat ontdekt maar blijkt fataal. De “veelheid van criteria” waaraan de senatoriale modellijst moest voldoen, oversteeg blijkbaar de juridische capaciteiten van de Senaat en ook die van de HRJ zelf.
Ook nu nog afficheert de HRJ op haar website enkel dat ze samengesteld is uit “22 niet-magistraten (van wie 8 advocaten, 6 professoren van een universiteit of hogeschool en 8 leden uit het middenveld)” (telkens voor de helft Nederlands- en Franstalig).
Dat is gewoon de tekst van art. 259 bis 1, §3 Gerechtelijk Wetboek.
Wat zowel de Senaat toen vergat, als de HRJ tot vandaag, is dat het eveneens toepasselijke art. 259 bis 2 §2 Gerechtelijk Wetboek voorziet dat “per (taal-)college ten minste vijf leden uit de voorgedragen kandidaten worden benoemd”.
Het pijnlijk precies document 5-1649/1 van de Senaat vermeldt in de voetnoten per kandidaat telkens of hij of zij voorgedragen is door de Orde van advocaten, universiteiten of hogescholen.
Voor het Franstalig college van de HRJ genoten 8 kandidaten van dergelijke voordracht.
Daarvan werden er door de Senaat slechts 3 verkozen, nl. de advocaten Blanmailland en Pire en docente Delforge – overigens ook al na een electoraal gevecht in regel.
Drie maakt echter geen vijf. Het Franstalig college van de HRJ is dus onregelmatig samengesteld door de niet-naleving van die minimumregel.
Dat verklapte L’Avenir al eind juni en werd nog eens puntig op een rijtje gezet door de straks doctorerende Naamse advocaat Jacques Englebert in een pas verschenen artikel van de Franstalige Balie.
Terecht benadrukt Englebert dat dit geen louter cijferspelletje is. Toen de instelling van de HRJ einde de 90-er jaren besproken werd, gold die minimum regel van 5 verkozenen uit de door de advocatuur en de universiteiten voorgedragen kandidaten precies als een grendel om een vrijpostige politisering van de HRJ te beperken. Senator Bart Laeremans (Vlaams Belang) vond die minimumregel zelfs te laks omdat ook binnen die voorwaarden de traditionele partijen hun kandidaten in de HRJ benoemd zouden krijgen (Kamerrapport DAC 1677/8 – 97/98, 37).
Wat toen desalniettemin als een minimum voor de objectivering van de politieke benoeming door de Senaat in de HRJ aanvaard werd, blijkt nu niet gerespecteerd.
Niet de helft, maar het hele schip van de HRJ raakt onder water.
Vooreerst mag benadrukt worden dat er niet twee Hoge Raden voor de Justitie bestaan, maar slecht één enkele. Die is enkel opgedeeld in twee “colleges”, volgens de twee taalgroepen. Dat betekent nog geen schip met twee waterdichte schotten (de Titanic had er 16). Immers zetelt de Hoge Raad in haar Algemene Vergadering met alle 44 leden samen en het is ook daar dat de om het jaar wisselende voorzitters worden aangesteld.
Twee cruciale beslissingen van die deels onregelmatig samengestelde Algemene Vergadering vallen op: de aanwijzing van de voorzitters die niet-magistraat zijn.
Michèle Loquifer werd voorzitter voor het Franstalig college en ook voorzitter van de benoemingscommissie niettegenstaande ze niet beantwoordde aan de hierboven besproken voordrachtcriteria van balie of universiteit.
Tony Van Parys raakte met de hakken over de sloot: net geen politicus meer, en dus niet getroffen door een wettelijke onverenigbaarheid, werd hij ook wel mee in het ‘Bureau’ verkozen door die onwettig verkozen Franstalige leden van de Algemene Vergadering. Daardoor zou hij normaliter de HRJ-voorzitter voor 2015/16 worden.
Bijgevolg loopt heel het schip van de HRJ onder.
Mayday, Mayday, Mayday ?
Nee, volgens de HRJ is er niets aan de hand. In een bijzonder kort communiqué liet die op 1 juli droogjes weten dat “zij in de pers vernomen heeft dat er twijfels bestaan over de wettelijkheid van zijn samenstelling”.
Geen nood, stelde toen voorzitter Staudt: “Wij stellen vast dat de actuele samenstelling van de Raad aan de wettelijke vereisten beantwoordt. Zo zijn er bij onze niet-magistraat-leden 8 advocaten, 6 hoogleraren en 8 vertegenwoordigers van het middenveld, zoals in het Gerechtelijk Wetboek voorzien. Wij menen dan ook dat er op dit moment geen reden bestaat om te twijfelen aan de wettelijkheid van onze samenstelling”. Als eufemisme kan dat tellen.
In koor met de HRJ bevestigde senaatsvoorzitter Sabine de Béthune (CD&V) deze hallucinante ontkenning van een elementaire verkiezingsregel.
Manuela Cadelli, voorzitter van de Association syndicale des Magistrats (ASM) sprak in L’Avenir daarentegen terecht van “een staatschandaal, een institutionele, politieke en morele contractbreuk”. Aan Vlaamse kant is het ondertussen merkwaardig stil, terwijl een drastische koerswijziging nochtans dringend en noodzakelijk is.
De Hoge Raad moet optreden, en kan dat slechts door af te treden. Enkel een vrijwillig collectief ontslag en nieuwe verkiezingen kunnen voor de HRJ een wettelijke uitweg geven en het moreel gezag herwinnen. Maar als de HRJ het voorbeeld van de legitimiteit niet meer geeft, wie dan wel nog ?
De Belgische rechtstaat zinkt. Kapitein en bemanning van de HRJ kijken de andere kant op.
Wie toetert er hen wakker ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier