Walter De Smedt
‘Hoe moet het verder met het derde en vierde dossier in Kazachgate?’
Gewezen strafrechter Walter De Smedt staat stil bij de andere dossiers die naar boven komen tijdens de werkzaamheden van de onderzoekscommissie naar Kazachgate.
Op de nieuwssite Apache verschenen meerdere artikels over wat de Antwerpse parketoorlog werd genoemd: het verschil in mening tussen de toenmalige procureur-generaal Yves Liégeois en zijn substituut Peter Van Calster over de toepassing van de afkoopwet in wording. De procureur-generaal wou met alle middelen zijn mening doordrukken en uitgebreide minnelijke schikkingen afsluiten. Van Calster was daar niet tegen maar wou de schikkingen voorleggen aan het toezicht door de strafrechter. Toen al werden er grote vragen gesteld waarom de rechter niet mocht tussen komen, het allemaal zo snel moest gaan en er zelfs niet kon gewacht worden op de nieuwe wet. Bovendien werd toen reeds gewezen op het wettelijk beletsel om dergelijke dossiers met een schikking af te sluiten, reden waarom ook toenmalig justitieminister Stefaan De Clerck uitdrukkelijk had gevraagd om het niet te doen: als er sprake was van grote fraude met valsheid in geschriften kon het niet. En toch gebeurde het en wel in twee erg bedenkelijke dossiers: enerzijds de diamantdossiers, anderzijds de megafraude door de Société Générale. Waarom?
Kazachgate
Uit de hoorzittingen van de parlementaire onderzoekscommissie kwam er reeds een verklaring voor de diamantdossiers: op grond van parketdocumenten bleek dat er op vertrouwelijke wijze stevig werd gelobbyd tussen meerdere parketmagistraten en de zakenadvocaten van de diamantsector om de politieke besluitvorming te beïnvloeden zodat de door deze beperkte groep geformuleerde tekst binnen de kortste keren zou kunnen worden aangenomen.
Tijdens zijn verhoor zocht procureur-generaal Liégeois naar uitvluchten en nam hij afstand van zijn eigen documenten wat de commissievoorzitter deed besluiten dat hij het onverdedigbare verdedigde. Toen al was het duidelijk dat er meer aan de hand was dan een gewoon verschil in mening tussen twee magistraten over de toepassing van een nog niet gestemde wet: het is niet de opdracht noch de bevoegdheid van een parketmagistraat om buiten de wet en tegen de wil van de justitieminister in geheime besprekingen te voeren met de vertegenwoordigers van een sector waarvan meerdere leden door dezelfde magistraten vervolgd worden voor megafraude.
Société Générale
De onderzoekscommissie wil nu ook weten waarom het parket in dezelfde periode ook in een ander dossier een uitgebreide minnelijke schikking maakte: “De Franse grootbank Société Générale zette tussen 1999 en 2002 een frauduleus systeem op waarmee klanten belastingen konden ontduiken. De constructies werden aangeboden via een kantoor in België, waardoor de Belgische schatkist miljoenen euro’s aan inkomsten misliep. Toen de fraude aan het licht kwam, trof de fiscus een regeling met de bank. Daarbij betaalde Société Générale 27 miljoen euro aan belastingschuld terug. Maar een gerechtelijk proces kwam er nooit. De Fransen konden hun straf namelijk afkopen voor een bedrag van 2.750 euro. Daarnaast betaalde de bank nog eens 4 miljoen euro extra belastingschuld terug en 7 miljoen euro die ze had verdiend aan de constructies. Daarmee was de kous af. Dankzij de schikking met het Antwerps gerecht kreeg de bank geen fraudeproces. Waarom?
Derde dossier
In het Antwerpse gerechtsgebouw loopt nog een ander verhaal over een derde dossier. Uit één van de interne documenten die de onderzoekscommissie kon verkrijgen blijkt dat het parket-generaal geen voorstander was om de problematiek af te handelen met het hoofdbestuur van financiën en er werd voorgesteld om langs één belastingsambtenaar te werken. Eigenaardig was dat een ambtenaar van de BTW, zodat de vraag kon gesteld worden wat die er mee te maken had. Steeds volgens hetzelfde verhaal hing tegen deze ambtenaar op klacht van het hoofdbestuur van financiën voor de 8C kamer van de Antwerpse strafrechtbank een dossier van fraude in zijn belastingsaangifte. Dat dossier zou dan plots van bij de rechter zijn gehaald en zijn beëindigd door een ‘minnelijke’ schikking. Het is maar een verhaal, maar het is een kleintje om er het waarheidsgehalte van te meten: een zaak die voor de strafrechter hangt kan niet zo maar spoorloos verdwijnen.
Vierde dossier
En dan is er nog het vierde dossier waar je moeilijk kunt naast kijken: dat van de substituut Peter Van Calster zelf. Procureur-generaal Liégeois opende destijds meerdere straf- en tucht-onderzoeken tegen de substituut omdat deze onregelmatigheden zou hebben begaan in de behandeling van de diamantdossiers. Niets daarvan kon worden aangetoond zodat de strafonderzoeken zonder gevolg moesten worden afgesloten. Intussen werd de substituut van de diamant dossiers gehaald en op non-actief gezet. De tuchtonderzoeken werden evenwel doorgezet. Eén er van werd zelfs door een uitspraak van de tuchtrechtbank behandeld. Van Calster werd, voornamelijk wegens gebrek aan loyauteit, tot de zwaarste straf veroordeeld: afzetting uit het ambt.
Verschil in mening?
Als je alle dossiers in deze aangelegenheid samen legt en er de intussen door de onderzoekscommissie vastgestelde feiten aan toevoegt is het bijzonder moeilijk om het geheel te blijven afdoen als enkel een verschil in mening tussen twee parketmagistraten over de wijze waarop een minnelijke schikking moet worden toegepast. En zelfs indien je het daarbij wil houden is het nog even onverklaarbaar waarom substituut Van Calster de zwaarste straf, die enkel wordt toegepast indien er strafrechtelijke feiten mee samengaan, kreeg: door de uitspraak van het Grondwettelijk Hof dat de afkoopwet afkeurde juist wegens de door de substituut voorgehouden elementen kreeg Van Calster volkomen gelijk op alle punten.
Het is natuurlijk niet de opdracht van de Parlementaire commissie om tussen te komen in de afhandeling van straf- of tuchtdossiers tegen magistraten. Dat is de enkele bevoegdheid van de rechterlijke macht. Maar bevoegdheid betekent ook verantwoordelijkheid: het volstaat niet om zoals de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie dat deed publiekelijk te verklaren dat ons land een ” Schurkenstaat” is. Als je er de bevoegdheid én de verantwoordelijkheid voor draagt moet je er ook wat aan doen. Het kan toch niet dat de rechterlijke macht het enkel bij de afzetting houdt van wie door het hoogste hof in het gelijk werd gesteld?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier