Ludo Bekkers
‘Hoe landschappen tijdens de 16e en 17e eeuw de kunstmarkt veroverden’
The Sky is the Limit presenteert de beste 16e en 17e-eeuwse landschappen uit de collecties van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en het Museum Rockoxhuis.
Met de eerste lentedagen trekken nogal wat mensen de natuur in. De paasvakantie brengt een aantal van hen naar ongekende weidse of grootse landschappen en die worden met de camera of de iPhone vastgelegd. Het landschap fascineert dus blijkbaar nog altijd en dat was bij de schilders van de 16e en 17e eeuw niet anders. Sommigen die op studiereis naar Italië waren getrokken hadden onderweg gefascineerd gekeken naar de bergen die ze over moesten en naar de wild groeiende vegetatie die zo anders was dan thuis. Het is dus ook niet te verwonderen dat het landschap op een gegeven moment in de kunstgeschiedenis een succesvol item wordt, vooral in de Zuidelijke Nederlanden.
Het is al heel vroeg begonnen, die uitbeelding van landschappen en met name in de tijd van de miniaturisten die, meestal religieuze teksten in sierlijke letters overschreven en waarbij tekenaars en schilders in de randen van de tekstbladen vaak taferelen uitbeeldden waarbij het landschap een rol speelde. Zowel het oude als het nieuwe testament verhalen immers gebeurtenissen die zich in de natuur afspelen en dat beïnvloedde uiteraard de beeldende kunstenaars/illustratoren.
We springen een aantal eeuwen verder, naar de 15e eeuw waar in de Zuidelijke Nederlanden de zogenaamde “Vlaamse Primitieven”, Jan van Eyck, Dieric Bouts, Hans Memling en andere nu beroemde namen aan het werk waren met het schilderen van portretten of religieuze onderwerpen. Ook daar zien we vaak, op de achtergrond, als een decor, landschappen en stadsgezichten het eigenlijke onderwerp ondersteunen of net op de voorgrond plaatsen. Zowel stadsgezichten als natuurlandschappen werden minutieus uitgebeeld om het schilderij “wat lucht” te geven. Maar in de 16e eeuw veranderde er wat want dan verscheen, de buiten vakkringen weinig bekende Joachim Patinir (ca.1571-1652), op het artistieke toneel. Hij is de man die het landschap tot een volwaardig onderwerp in de schilderkunst heeft gepromoveerd en niet meer zoals bij van Eyck en co als een achtergrond van een hoofdthema heeft gebruikt.
De tentoonstelling die nu loopt in het Antwerpse Rockxhuis begint met een werk van deze Patinir. Een klein paneel (ca. 18 x 22 cm.) toont de “Vlucht naar Egypte” maar het eigenlijke thema is heel klein op de voorgrond te zien terwijl het quasi volledige schilderij een uitgewerkt landschap toont. Een landschap dat als een prototype zou kunnen dienen voor alle natuur uitbeeldingen van andere kunstenaars in de decennia die volgen. Het decor is uiteraard fictief maar het is wel samengesteld uit elementen die in de natuur terug te vinden zijn, rotsen, bergen, bossen, een dorp, een meer en een zee. Het komt erop aan die derwijze te schikken dat er een evenwichtig en artistiek verantwoord schilderij ontstaat.
De kracht van de illusie
Een van de problemen is het perspectief, het nabije en het verder afgelegen. Patinir heeft dat opgelost door wat men is gaan noemen de “coulissen”, namelijk een voorgrond die precies en gedetailleerd is weergegeven en naar de verte toe een soort vervaging en een lossere penseeltrek. Dat werkt, subtiel maar efficiënt, we kijken in de verte. Maar er is nog een ander element dat die illusie stimuleert, het gebruik van kleuren. Het coloriet verloopt in dit paneeltje maar ook in vele andere schilderijen, van groen en bruin in de voorgrond naar blauwgrijze tinten naarmate men dichter bij de horizon komt. Het systeem werd standaard, ook bij andere schilders, Pieter Bruegel I, Joos de Momper, Jan Bruegel I, Paul Bril, Roelant Savery om er maar enkelen te noemen.
Ook de prentkunst die in de 16e eeuw een grote bloei kende, was een techniek die door het landschap werd geïnspireerd door zowat alle vooraanstaande kunstenaars. De drukateliers van Christoffel Plantin of Hieronymus Cock hadden zich gespecialiseerd in het uitbrengen van etsbladen of kopergravures die vrij werden ontworpen of kopieën waren van schilderijen en tekeningen. Het was een winstgevende zaak en minder kapitaalkrachtige verzamelaars waren gewillige kopers. Die tekeningen en kopergravures van landschappen ontbeerden de kleur maar de kunstenaars wisten met arceringen en meesterlijke tekentechnieken precies weer te geven wat de natuur te bieden had. Een van de kunstenaars die er in excelleerden was Pieter Bruegel de Oudere die tevens een indrukwekkende reeks prachtige schilderijen naliet.
Het landschap als onderwerp is daarna vrijwel een constante in de beeldende kunst gebleven met ups and downs tot op vandaag. Aan het slot van de tentoonstelling is trouwens een video opgenomen van David Claerbout (1969) met als titel “Travel”. Het is één lange, ononderbroken beweging van de camera door bossen en parken als een wandeling in de natuur. Het is geen eigenlijke video maar gemonteerde en geavanceerde computerbeelden van een ontroerende schoonheid en een intense belevenis.
Deze expositie betekent het einde van de samenwerking met het KMSKA in het kader van het Gulden Cabinet waarin voorheen de tentoonstellingen “Power Flower” en de bloemstukken van Clara Peeters te zien waren. Begin juli sluit het Rockoxhuis zijn deuren bevestigde conservator Hildegard Van de Velde. Maar de heropening in februari 2018 gaat gepaard met een uitbreiding naar het belendende Frans Snijdershuis. De schilder Frans Snijders en Nicolaas Rockox waren naaste buren en de KBC die eigenaar is van de twee panden gaat nu een doorgang maken zodat men van het ene huis in het andere kan. Het Rockoxhuis wordt heringericht en ook het Snijdershuis zal laten zien hoe deze schilder zijn huis stoffeerde. Op die manier komt er in Antwerpen een nieuw privémuseum bij.
Tentoonstelling “The Sky is the Limit, het landschap in de Nederlanden”. Antwerpen, Rockoxhuis, nog tot 2 juli.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier