‘Hoe kan het dat liberalisme nu juist de angst voor de vrijheid versterkt?’
‘Het Amerikaanse liberalisme is weg, door toedoen van rechts én links,’ zegt Rob Riemen, directeur van het Nederlandse Nexus Instituut deze week in Knack. In deze bijdrage, naar aanleiding van de Nexus-conferentie Age of anxiety komende zaterdag, analyseert Riemen ons tijdperk van angst.
Je hoeft geen psycholoog te zijn om te weten dat angst de dominante menselijke emotie is, en je hoeft ook geen historicus te zijn om te beseffen dat er nooit een tijdperk is geweest waarin mensen zonder vrees hebben geleefd. Altijd was er wel de vrees voor het lot, de komst van de barbaren, honger, armoede, de hel en de eeuwige angst voor de dood. En toch vat in 1947 de dichter W.H. Auden de twintigste-eeuwse tijdgeest perfect samen als hij zijn grootste prozagedicht publiceert met als titel: The Age of Anxiety. Precies een jaar later schrijft Albert Camus een kort essay onder dezelfde titel: Le siècle de la peur, welke hij begint met de opmerking: ‘De zeventiende eeuw was het tijdperk van de wiskunde, de achttiende die van de natuurwetenschappen, de negentiende die van de biologie, maar de twintigste eeuw is de eeuw van de angst.’
Voor Auden en Camus onderscheidt hun tijdperk van de angst zich van voorafgaande tijdperken doordat er in hun tijd na twee wereldoorlogen iets fundamenteels vernietigd is: de waarde van de mens; de menselijkheid zelf, het vertrouwen in de mensheid. Het menselijk individu is oog in oog komen te staan met de naaktheid van het menselijk bestaan, zijn verlatenheid en leegte. Eeuwenoude tradities zijn gebroken en niets lijkt er nog te zijn waar men enig houvast aan kan ontlenen om, voorbij de slagen van het lot, het leven enige zin te geven. Het menselijk bestaan is absurd geworden. Dat is ook de stelling die Camus in 1941 verdedigt met zijn essay over Le mythe de Sisyphe waarin hij onomwonden stelt: ‘De filosofie heeft maar één werkelijk serieus probleem: de zelfmoord. Het oordeel of het leven al dan niet waard is geleefd te worden, houdt het antwoord in op de belangrijkste vraag die de filosofie stelt.’
Dat er een tijdperk van de angst zou aanbreken waarin de geestelijke waarden en betekenis van het menselijk bestaan verloren zouden gaan, was al decennia eerder door Nietzsche aangekondigd met zijn voorspelling over de komst van het nihilisme, en nog voor hem ook al door de Deense denker Søren Kierkegaard. In 1844 publiceert hij zijn verhandeling Het begrip angst, in 1848 De ziekte tot de dood en in die jaren maakt hij de aantekening: ‘Het is mij te moede als een arme huurder, die een kamertje heeft gehuurd onder de dakspanten van een geweldig gebouw, waaraan steeds verder wordt gebouwd en dat steeds verder wordt verfraaid, terwijl hij tot zijn ontzetting meent te bespeuren dat de fundamenten het begeven.’
De essentie van het mens-zijn is zoek, wat overblijft is een bestaan, een existentie die wordt overspoeld door de gewaarwording van het eindeloze niets: er is geen zin, er is geen betekenis, je bent helemaal vrij — maar wat moet je met die vrijheid?
De Eerste Wereldoorlog is het begin van het tijdperk van de angst. De daarop volgende roaring twenties trachten met veel kabaal de demonen van de angst te bezweren, maar in feite zijn zij niets anders dan een maskerade voor wat de schrijver en filosoof Hermann Broch typeerde als de ‘vrolijke Apocalyps’, omdat hij de nieuwe werkelijkheid wel onder ogen wilde zien. Er ontstaat een nieuwe kunststroming, het Expressionisme, dat in al zijn facetten de nu alles overheersende angst wil tonen. De nieuwe filosofie van Jaspers, Heidegger en Sartre, het existentialisme, is in aansluiting op het denken van Kierkegaard de filosofie van deze angst; de ervaring dat ieder individu even vrij als eenzaam is en in die verlatenheid op zoek moet naar zijn eigen zelf en de zin van zijn bestaan.
Nu had wederom Nietzsche al voorspeld dat je een Übermensch moet zijn voor deze bovenmenselijke taak om zelf nog enige betekenis te vinden in een wereld die absurd is en een bestaan dat nooit zonder tragiek is. Nietzsche voorzag ook al dat het ‘gewone volk’ (academici en gegoede burgerij voorop), voorbij alle ratio en vol ressentiment om wat hen ontnomen is, of dreigt ontnomen te worden, zich zullen vastklampen aan de vermeende zekerheden waar zij hun identiteit aan ontlenen. Een angstcultuur wordt zo politiek. Een van de eersten die daarvan de psychologie analyseert is Wilhelm Reich met zijn in 1933 gepubliceerde Die Massenpsychologie des Faschismus, een boek dat in nazi-Duitsland onmiddellijk verboden wordt. Reich toont aan dat er helemaal geen idee achter het fascisme schuilt (de idee dat dat wel zo is, is een misverstand dat tot op de dag van vandaag in de academische wereld bestaat), en dat het fascisme niets anders is dan ‘de georganiseerde politieke expressie van de karakterstructuur van de gemiddelde mens die verlangt naar autoriteit, op wil gaan in de massa, niet zelf wil denken, laat staan eigen verantwoordelijkheid accepteert’. Een andere oud-leerling van Freud, Erich Fromm, vat in 1941 de psychologie van het fascisme samen in één zin: angst voor de vrijheid.
‘Na een Tweede Wereldoorlog is de angst alleen maar groter geworden’
Na een Tweede Wereldoorlog is de angst niet alleen niet verdwenen, ze is alleen maar groter geworden. De Koude Oorlog wakkert de vrees voor een nucleaire holocaust aan. De grootste angst echter manifesteert zich in het zich afsluiten voor, het niet willen weten van angst en onzekerheden door zich over te geven aan geesteloosheid, want angst kan alleen bestaan bij wie zich bewust is van zichzelf en de wereld. 5
Kierkegaard, de filosofische grootvader van het existentialisme, is de eerste die dit maatschappelijk verschijnsel constateert: ‘Er is in de geesteloosheid geen angst, daarvoor is ze te tevreden en te geestloos. […] Door het zien van de meeste mensen om zich heen, door het druk te krijgen met allerhande wereldse aangelegenheden, door te gaan begrijpen hoe het er aan toegaat in de wereld, vergeet zo’n mens zichzelf, vergeet hoe hij, in goddelijk opzicht, heet. Zo durft hij niet langer op zichzelf te vertrouwen, vindt het gewaagd zichzelf te zijn, vindt het veel gemakkelijker en veiliger te zijn zoals de anderen, een na-aper te worden, nummer te worden, mee opgenomen in de massa. […] Ze gebruiken hun talenten, verzamelen geld, doen wereldse zaken, maken slimme berekeningen, etc. etc., worden misschien vermeld in geschiedenisboeken, maar zichzelf zijn ze niet. Ze hebben, naar de geest beschouwd, geen zelf, geen zelf waarvoor ze alles kunnen wagen, geen zelf voor God — hoe zelfzuchtig ze verder ook mogen zijn.’
Maar, waarschuwt Kierkegaard: ‘Hoewel er nu in de geesteloosheid geen angst is, omdat met de geest ook de angst is uitgesloten, is de angst er toch, alleen wacht ze.’ De angst wacht, verborgen voor het bewustzijn. Maar zodra dit individu op een of andere wijze met een crisis wordt geconfronteerd die zijn vermeende zekerheden aantast, dan zal die weggestopte angst als in een explosie zich manifesteren. Depressies, paniek, ressentiment, gevoelens van onmacht of agressie, kunnen dan algauw mateloos zijn.
In de tweede helft van de twintigste eeuw, een honderd jaar na het werk van Kierkegaard, wordt dit fenomeen van de geesteloosheid die de angst moet buitensluiten ook waargenomen door psychologen als Rollo May, Erich Fromm, Ronald Laing en filosofen als Herbert Marcuse en Alan Watts.
Wat na de verschrikkingen en vernietiging van twee wereldoorlogen een ‘gezonde samenleving’ (Erich Fromm) had moeten worden met individuen die juist hun geest willen ontwikkelen, zichzelf durven zijn, weloverwogen eigen keuzes maken, medemensen en natuur liefhebben, en hun creatieve vermogens gebruiken om hun bestaan betekenisvol en hun samenleving harmonieus te laten zijn, is niet zo. ‘Tot nu toe hebben we gefaald’, zo constateert Fromm in 1955. Hij en de anderen zien dat mensen vooral bang zijn zichzelf te zijn en zich eerder gedragen als zich almaar aanpassende robots dan als zelfstandige mensen. Hun eigenwaarde wordt niet bepaald door wie men is, maar door wat men heeft in termen van succes en sociaal prestige. De persoonlijke waarde is een marktwaarde geworden; de eigenwaarde meer gerelateerd aan hoeveel je verdient dan aan je vermogen om lief te hebben, te denken en creatief te zijn. De korte route naar dit succes is de aanpassing aan ‘wat men vindt’, en de eigen leegte — en de daarmee gepaard gaande angst — zo goed mogelijk te negeren met behulp van consumptie en entertainment. Totdat dat niet meer kan, en de angst als een tikkende tijdbom explodeert.
Tegelijkertijd ontstaat er in diezelfde tijd een tegenbeweging van een tegencultuur. Het is een cultuur van protest; de revolte van jongeren, de beatgeneration die zich gedragen weten door een levensgevoel dat zich verzet tegen de bestaande sociale normen en autoriteiten, en tegen de bestaande geesteloosheid, en tegen de bestaande politiek en economie. Het is een levenswijze welke de filosofie van het existentialisme verwelkomt om de eigen angst niet langer te ontkennen maar juist te benoemen, en zo ernaar streeft zo authentiek mogelijk zichzelf te zijn. Onvermijdelijk gaat dat ook gepaard met het cultiveren van een narcisme en hedonisme (Christopher Lasch).
Het protest tegen de maatschappij komt onder meer tot uiting in films als Invasion of the Body Snatchers uit 1956, naar het gelijknamige sciencefiction-verhaal van Jack Finney dat een jaar eerder verscheen. In het verhaal wordt planeet Aarde overmeesterd door buitenaardse wezens die van slapende mensen lichaam en brein overnemen. Deze nieuwe wezens in de gedaante van een mens zijn niets anders dan lege hulsels; poppen zonder enige emotie en eigen persoonlijkheid. De film is zo populair dat er in 1978 en 1993 nieuwe versies van worden uitgebracht.
Het meest luide protest — letterlijk en figuurlijk — tegen het tijdperk van de angst klinkt in de wereld van de rockmuziek. Pete Seeger en Bob Dylan worden de troubadours van de beatgeneration; The Doors, Pink Floyd en de Patti Smith Group laten zich eind jaren zestig, begin jaren zeventig met hun tegengeluid horen. Het sentiment in die tijd wordt op prachtige wijze vertolkt in 1979 door Elvis Costello met de song van Nick Lowe Peace, Love and Understanding, met daarin de strofes:
A
s I walk through
This wicked world
Searchin’ for light in the darkness of insanity
I ask myself
Is all hope lost?
Is there only pain and hatred, and misery?
[…]
And as I walked on
Through troubled times
My spirit gets so downhearted sometimes
So where are the strong
And who are the trusted?
And where is the harmony?
Sweet harmony
In 1981 verenigen David Bowie en Queen hun creatieve krachten en componeren gezamenlijk een lied dat tijdloos zal worden, omdat het op een briljante wijze de tijdgeest van het tijdperk van de angst verklankt: Under Pressure. Terwijl David Bowie en Freddy Mercury zingen: It’s the terror of knowing / What this world is about […] Insanity laughs under pressure we’re cracking, toont de begeleidende videobeelden van een geestloze massa, explosies, ineenstortende gebouwen en bruggen, gehypnotiseerde individuen, armoede, werkloosheid, protesten, wandelende skeletten en angstaanjagende wezens. In klank, woord en beeld: dit is het tijdperk van de angst!
Apocalypse now? Causes of anxiety in our age.
Zoals de periode tussen de twee wereldoorlogen het interbellum wordt genoemd, zo mogen we de periode tussen 9 november 1989 en 15 september 2008 het interanxietas noemen. Op de eerste datum valt de Berlijnse Muur en komt er een einde aan de Koude Oorlog en het communisme in Europa. Nagenoeg de gehele westerse wereld raakt ervan overtuigd dat vanaf nu voor de gehele wereld de toekomst aan het liberalisme, kapitalisme en de democratie zal zijn. Er volgt een economische bloeiperiode, tot aan die tweede datum: 15 september 2008. Op die dag moet de Lehman Brothers Bank met een belegd vermogen van ca. 600 miljard dollar zijn faillissement aanvragen. Het is het begin van het einde van het globalisme, het einde van een blind vertrouwen in de financiële machten, en het markeert de opkomst van wat het ‘populisme’ is gaan heten. Een kleine twintig jaar beleefde het Westen een soort van reprise van de roaring twenties, leek de angst verdwenen — totdat de paniek uitbreekt en een nieuw tijdperk van de angst aanbreekt.
De laatste stelling wordt overigens niet door iedereen gedeeld. Het meest prominent is president Donald Trump. Op de jaarlijkse bijeenkomst in Davos van alle machtigen, rijken en allen die daar graag bij willen horen, houdt op 21 januari 2020 president Trump zijn gewillige gehoor voor dat er helemaal geen nieuw tijdperk van de angst is. Integendeel:
‘America is thriving, America is flourishing, and yes, America is winning again like never before. […] This is not a time for pessimism; this is a time for optimism. Fear and doubt is not a good thought process because this is a time for tremendous hope and joy and optimistic action. But to embrace the possibilities of tomorrow, we must reject the perennial prophets of doom and their predictions of the Apocalypse.’
De vermaarde Amerikaanse wetenschapper Steven Pinker, een man die in bijna alles de tegenpool van Trump is, is het in dit opzicht helemaal met zijn president eens. In zijn boek Enlightenment Now (2018) trekt ook Pinker ten strijde tegen alle ‘prophets of doom‘, omdat in zoveel opzichten (armoede, honger, ziekten, oorlogsgeweld) het nooit zo goed is gegaan. Pinker is ervan overtuigd dat met ‘science, technology and money‘ de mensheid alle toekomstige uitdagingen aankan.
Overal waar men zich bezighoudt met innovatie, Sillicon Valley voorop, is de overtuiging van Pinker gemeengoed: mens en wereld zijn in elk opzicht maakbaar en er kan geen probleem zijn waar — in ieder geval op termijn — wetenschap en technologie dankzij beschikbare middelen geen oplossing voor zullen bieden. Echter, precies één dag na de lofzang van president Trump op Amerika en de ondernemende geest vol optimisme, maakt het internationaal gerespecteerde Bulletin of the Atomic Scientists van onder andere dertien Nobelprijswinnaars bekend dat zij hun Doomsday Clock hebben vooruit gezet naar 100 seconden voor middernacht. Op deze wijze geven zij uiting aan hoe acuut de dreiging is van een nucleaire holocaust en een klimaatcatastrofe. Als de mensheid niets verandert wacht er een apocalyps en wel zonder het vooruitzicht van een nieuw Jeruzalem, zoals in het laatste Bijbelboek.
Exact zeven weken later maakt de directeur-generaal van de World Health Organization, Dr. Tedros Adhanom Ghebreyesus, melding van het feit dat met de verspreiding van het nieuwe coronavirus, dat de ziekte covid-19 veroorzaakt, er nu sprake is van een pandemie. En het is net alsof toch nog onverwacht nu al apocalyptische tijden aanbreken: de mensheid, geconfronteerd met een onzichtbare, dodelijke vijand, in de greep van een doodsangst.
En er waren al zo veel rode lichten die dit nieuwe tijdperk van de angst kenmerken. Door technologische ontwikkelingen zal er geen enkele vorm van privacy – een elementair gegeven van vrijheid – blijven bestaan en hebben al dan niet onzichtbare machten een volledige controle over ons leven. Algoritmen bepalen (beter: manipuleren) de informatie die we krijgen en een nieuwe generatie robots kan voor massale werkloosheid zorgen. De dystopie van de film The Matrix (1999), die niet veel verschilt van Invasion of the Body Snatchers met als schrikbeeld dat mensen hun eigen persoonlijkheid kwijtraken, is geleidelijk aan steeds meer science en steeds minder fiction. Angstverschijnselen als depressie, burn-out en stress nemen epidemische vormen aan. Jaarlijks overlijden in een ‘vreedzaam land’ als de VS 50.000 mensen door wapengeweld, sterven er elke dag 177 mensen aan een overdosis en is suïcide de tweede doodsoorzaak onder jongeren.
Het is geen toeval dat veertig jaren na dato Francis Ford Coppola opnieuw zijn film Apocalypse Now uitbrengt en Sam Mendes furore maakt met zijn even aangrijpende film 1917. Beide films verbeelden op een briljante wijze de waanzin en de angst.
In zijn klassieker The Meaning of Anxiety (1950) waarschuwt de psycholoog Rollo May om signalen die de angst afgeeft altijd serieus te nemen en nooit te negeren en weg te stoppen. Alleen zo kunnen de oorzaken worden gevonden en op hun realiteitswaarde worden getoetst, opdat we de angst kunnen overwinnen en de bestaande bedreigingen ongedaan maken.
‘Ooit waren mensen slaaf, nu worden ze ongemerkt robots’
Is technologie, net als de doos van Pandora, een bedreiging en oorzaak van angst? Heidegger meende van wel. Voor hem kan er geen twijfel bestaan dat als het filosofische denken plaats moet maken voor het berekenende technologische denken, technologie onze wereld zal vernietigen. Ooit waren mensen slaaf, nu worden ze ongemerkt robots en gereduceerd tot een functie van de technologie. Het ontembare verlangen om de natuur de baas te worden en de obsessie met economisch gewin zullen de natuur kapot maken. Zie de atoombom; zie de klimaatcrisis, zie de Matrix. Maar als dit alles zo is, is het dan onvermijdelijk of is er wel een denkbaar alternatief? Zo ja, wat dan?
Niet lang na de Eerste Wereldoorlog, waarmee het eerste tijdperk van de angst begint, is er in 1929 in Davos een beroemd geworden filosofische discussie tussen de toen nog jonge Heidegger en de al oude joodse filosoof Ernst Cassirer als onderdeel van de Davoser Hochschulkurse in het statige Grand Hotel Belvédère over de aloude vraag: Wat is de mens? De inzet van het duel is niets minder dan wat Kierkegaard nog als een vermoeden uitsprak: heeft ons wereldbeeld, ons Europese beschavingsideaal waaraan wij de waarden ontlenen die het leven zin geven en waardoor wij met elkaar in vrijheid kunnen samen-leven, heeft dat nog een fundament of is dat weg en zal zo ook ons beschavingsideaal verdwijnen?
Heidegger die met zijn in 1927 gepubliceerde Sein und Zeit voor tal van intellectuelen de moderne filosoof bij uitstek is, stelt in navolging van Nietzsche:
‘Nee, er is geen fundament! Wat als fundament moet doorgaan – de traditionele metafysica met haar transcendente waarden – dat is schijn. Er is slechts dat naakte bestaan, mensen zijn gedoemd tot vrijheid en zullen de moed moeten opbrengen om hun angst te omhelzen en meer authentiek te zijn.’
‘Ja,’ antwoordt Cassirer, ‘er is wel een fundament, er moet ook een fundament zijn, en dat is wat kunst, cultuur, Bildung ons bieden. Daar vinden we de geestelijke waarden en zo ons vermogen om ons zelf te overwinnen opdat we meer zijn dan wat we ook zijn: dierlijke wezens. Zonder dit metafysisch-culturele fundament kunnen we niet vrij zijn en zal een liberale democratie ook niet kunnen blijven bestaan.’
Cassirer laat er hoffelijk maar duidelijk geen misverstand over bestaan dat de filosofie van zijn hooggeleerde opponent altijd zal leiden tot fatalisme, irrationalisme en een gevaarlijke politieke mystiek kan oproepen. Echter, in de ogen van de aanwezigen onder wie Emmanuel Levinas, verliest Cassirer het debat. De oude Jood is niet van deze tijd. Heeft de Eerste Wereldoorlog niet onomstotelijk het gelijk van Heidegger aangetoond? Er zijn geen essenties, er is alleen dat naakte bestaan en de angst, het niets, en onze vrijheid.
Alle filosofie heeft politieke consequenties, want uiteindelijk is politiek niets anders dan de maatschappelijke weergave van de wereld van de ideeën. Zo is het een maatschappelijk feit geworden dat het hedendaagse liberalisme zonder het metafysisch fundament dat Cassirer verdedigde, geërodeerd is tot niets meer dan de politieke verdediging van mensenrechten en de economie van de vrije markt.
Kan de liberale democratie zoals wij die na de Tweede Wereldoorlog in het Westen zijn gaan koesteren, blijven bestaan indien de liberale instituties die het fundament van onze democratie zijn, zelf geen fundament meer hebben? Dit omdat het bestaan van absolute morele en geestelijke waarden wordt ontkent en de vraag naar de zin van het leven als maatschappelijk irrelevant wordt beschouwd want een individuele aangelegenheid? Alle politieke ontwikkelingen in dit nieuwe tijdperk van de angst wijzen op een negatief antwoord. Want wat is de reden dat in steeds meer landen massaal de voorkeur wordt gegeven aan ‘de sterke man’ en ‘eigen volk eerst’? Welke angst drijft deze mensen? Vanwaar de weerzin tegen het bestaande liberalisme?
Twee prominente liberale politici in de VS, Joe Biden en Nancy Pelosi, zijn beiden van mening dat, had Donald Trump in november 2020 opnieuw de presidentsverkiezingen gewonnen, dat het karakter van Amerika voorgoed zou hebben veranderd. Van de leidende liberale democratie zal, zo vrezen zij, Amerika de leidende antiliberale democratische natie worden. En als dat zo is, wat zijn daarvan dan de geopolitieke gevolgen? Zal de ‘eigen volk eerst’-politiek de angst voor ‘the clash of civilisations‘ aanwakkeren, of zal het juist de angstgevoelens bij de eigen bevolking wegnemen en meer gemeenschapszin stichten? Uiteraard met uitsluiting van allen die niet tot die gemeenschap kunnen worden gerekend. En hoe kan het dat het liberalisme, ooit een bron van hoop en vrijheid, nu bij een groot deel van de massa juist de angst voor de vrijheid versterkt?
Met het kapitalisme is iets soortgelijks aan de hand. Tot aan de grote recessie van 2008 werd het geglobaliseerde kapitalisme algemeen geaccepteerd als het enige economische model dat de welvaart van de volkeren dient en alle mensen van armoede zal verlossen. Steeds minder mensen zijn daar nu nog van overtuigd. Bij hen overheerst de angst dat het ‘Wall Street-kapitalisme’ als de dominante economische ideologie alleen maar de sociale ongelijkheid, de economische onzekerheid en de klimaatcrisis zal vergroten. En dat altijd weer gevolgd door nog meer ressentiment, nog meer xenofobie, nog meer angst en wanhoop. Maar wat is het alternatief dat zowel welvaart als welzijn voor iedereen mogelijk maakt, en welke politiek is bij machte dat te realiseren?
De generatie millennials lijkt het meest kwetsbaar te zijn voor de angsten die ons tijdperk teisteren. Zij althans zijn zich van hun eigen angsten bewust, in tegenstelling tot degenen die Kierkegaard omschreef als ‘succesvolle, aangepaste zelfzuchtigen die hun angsten diep hebben weggeborgen’.
Opgegroeid met de fantasiewereld van de Disney-films en het mantra Hakuna Matata, en tot de jaren des onderscheids komend met The Matrix, komen zij juist ‘Under Pressure’ als we worden geconfronteerd met wat Queen en Bowie zingen:
It’s the terror of knowing / what the world is about / watching some good friends / screaming: let me out!
Wat Hermann Hesse in 1927 in zijn roman Steppenwolf schreef, geldt in hoge mate ook voor de millennials: ‘Er zijn tijden waarin de gehele generatie klem raakt tussen twee tijden, twee wijzen van leven, met als gevolg dat voor hen het vermogen zichzelf te begrijpen, de bestaande moraal, geborgenheid en onschuld verloren gaan.’
De wereld waarin zij opgroeien is bureaucratisch, technocratisch en amoreel. Ze worden geconfronteerd met studieschulden, onbetaalbare woningen, constante stress om te presteren en vaak genoeg zich te moeten aanpassen aan de uniformiteit van een geestloze organisatie. De sociale media (een perfecte contradictio in terminis) heeft de angst niet genoeg ge-liked te worden opgeroepen. Met de klimaatveranderingen op komst ziet het er eerder naar uit dat hun ‘sunny bright future‘ er een zal zijn van een genadeloos brandende zon in de woestijn. En met Elvis Costello zullen zij terecht zich de vraag stellen: ‘So where are the strong? And who are the trusted?‘, omdat ze maar al te goed beseffen dat het tijdperk van de angst waarin zij moeten leven, het gevolg is van zowel de besluiten als de besluiteloosheid van de bestaande elites. Waarom hebben de elites, die met de kennis van twee wereldoorlogen zoveel beter hadden moeten weten, in plaats van de oorzaken van de angst weg te nemen, blind voor de gevolgen, die alleen maar laten bestaan?
Ook al is dit dan ook het tijdperk van de selfies, de belangrijkste vraag die zij dagelijks in hun eigen spiegel zien, is de vraag naar hun eigen identiteit: Wie ben ik? Wanneer ben ik mezelf? Wat zal nu mijn leven zinvol maken?
De waarden, tradities en politieke ideologieën die hun ouders en grootouders nog vormden, bestaan niet meer. Zij zijn te zeer gecorrumpeerd en ongeloofwaardig geworden. Is het dan toch het door Nietzsche voorspelde nihilisme de oorzaak dat op de meest existentiële vragen, de noodkreet van het menselijk hart, zoveel jongeren in plaats van een antwoord depressies krijgen, en zichzelf of anderen gaan doden?
Apocalyps, afgeleid van het Griekse woord apokalypsis, betekent openbaring. Wat openbaren de angsten opgeroepen door de pandemie van het coronavirus over ons menselijk wezen en ons wereldbeeld?
Amor mundi. How to end the age of anxiety?
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, in de winters van 1915/16 en 1916/17, verzorgde prof. dr. Sigmund Freud op zaterdagavonden aan de universiteit van Wenen zijn openbare colleges Inleiding in de psychoanalyse. Algauw worden deze lezingen van de grondlegger van een geheel nieuwe wetenschap enorm populair. Het is voor iedereen een zware tijd en de behoefte aan inzicht in wie de mens is en waar de mens toe in staat is, is groter dan ooit. En Freud is de geboren docent. Hij spreekt rustig, zijn betoog is helder, en hij laat geen facet van de menselijke psyche onbesproken.
In zijn negende college over ‘droomcensuur’ — het feit dat we zelfs in onze dromen onze meest aanstootgevende verlangens kunnen verdringen — gaat hij ook nader in op de illusie als zouden de meeste mensen deugen. Wat Freud betreft is dat gebeuzel alleen serieus genomen door naïevelingen die zich hebben bekwaamd in de kop in het zand te steken. Freud:
‘Misschien […] trekt u zich terug op het argument dat het toch onwaarschijnlijk is dat men het kwaad in de menselijke constitutie zo grote plaats moet toekennen. Maar geven uw eigen ervaringen u het recht om dat te zeggen? […] Weet u niet dat alle transgressies en uitspattingen waarover wij ’s nachts dromen, elke dag opnieuw door wakkere mensen werkelijk als misdrijven worden begaan? En wendt u het oog nu af van het individuele, om het op de grote oorlog te richten die nog steeds Europa verwoestend in de greep heeft, denkt u eens aan de extreme bruutheid, wreedheid en leugenachtigheid die thans in de beschaafde wereld opgang mogen maken? Gelooft u echt dat zo een handvol gewetenloze strebers en verleiders gelukt zou zijn al deze boze geesten te ontketenen, als de miljoenen volgelingen niet medeschuldig waren?’
Het kwaad bestaat, wil Freud maar duidelijk maken, en de angst voor het kwaad is meer dan gerechtvaardigd. De vraag is alleen hoe daarmee om te gaan.
Een jaar later in het volgende wintersemester verzorgt Freud twee colleges over angst, want: ‘Het staat vast dat het angstprobleem een knooppunt is waarin de meest uiteenlopende en gewichtige vragen samenkomen, een raadsel waarvan de oplossing overvloedig licht zou moeten werpen op ons gehele zielenleven.’ En met ons zielenleven, zo mogen we toevoegen, ook een licht op de wereld waarin wij leven, want uiteindelijk zijn wij met elkaar die wereld.
De angst in het tijdperk van de angst is de angst voor het bestaan: de vrees voor het niets; de idee dat je zelf niets voorstelt; dat deze wereld je niets te bieden heeft of juist dat je bestaan bedreigt wordt door alle kwade krachten in de wereld.
Dit tijdperk van de angst zal echter alleen ten einde komen indien we de wereld weer kunnen liefhebben: amor mundi. Dat zal echter alleen geschieden als we eerst weer ons zelf leren kennen en een zin in ons bestaan ontdekken. Alleen dan zal de chaos te vermijden zijn van een maatschappij vol van losse individuen, zonder een gemeenschappelijk moreel fundament, regelmatig overspoeld door angstaanvallen. De paradox, aldus zowel Freud als Kierkegaard, is dat je daarom juist de angst niet mag negeren. Je moet je er niet door laten beheersen, maar je mag het ook niet negeren. Je moet de angst in je greep zien te krijgen door er de confrontatie mee aan te gaan.
Ons tijdperk van de angst kenmerkt zich echter onder meer door massale ontkenning van de angst; het escapisme in materieel succes, het opgaan in de massa, amusement, drugs, lawaai… Heidegger drukt het nog pregnanter uit: ‘De grootste angst is de angst voor het denken’. Denken, zelfbewustzijn is altijd je ook bewust zijn van je angsten, onzekerheden, de dood. En zoals Tolstoj de brave bureaucraat Ivan Iljitsj laat ontdekken: pas op zijn sterfbed, zo onverwacht getroffen door kanker, realiseert hij zich dat, omdat hij zich altijd braaf heeft aangepast aan wat familie en collega’s van hem verwachtten, omdat hij altijd gericht was op de volgende carrièrestap en het nooit een probleem vond om te leven zoals het hoort, namelijk aangenaam en correct, dat om dit alles zijn hele leven niets anders is geweest dan een reusachtige leugen waarin alles wat zogenaamd belangrijk is, niet echt blijkt te zijn. Te veel krachten in de politiek, media en commercie hebben onmiskenbaar een groot belang bij de instandhouding van deze gedachteloze, geestloze massamaatschappij. Dus hoe kan de ontkenning van de angst ongedaan worden gemaakt opdat de angst echt overwonnen kan worden?
‘Waaraan ontleent dit bestaan zijn waarde?’
Freud detecteert nog een gevaar waardoor de angst verborgen blijft en zo nooit overwonnen kan worden: religie. Religie is voor Freud niets anders dan de presentatie van een illusie, een relict uit de kindertijd van de mensheid zonder enig waarheidsgehalte. Überhaupt moet Freud niets hebben van wereldbeschouwingen. Of ze nu religieus, filosofisch of politiek gekleurd zijn, je wordt er niets wijzer van. Wat hem betreft is het hebben van een wereldbeschouwing te vergelijken met: ‘Als de wandelaar zingt in het donker, loochent hij dat hij bang is, maar hij ziet er geen zier helderder om.’ Volgens Freud kan alleen de wetenschap waarheid bieden. Al is die waarheid over jezelf en je bestaan soms pijnlijk en biedt ze nooit troost, het is de enige echte kennis die mensen de kracht kan geven niet onder hun angsten te blijven lijden en zelf iets van hun leven te maken. Dat Carl Jung, ooit zijn meest geliefde discipel, zijn eigen psychologie wel weer gaat verbinden met godsbeelden en zo in de ogen van Freud zijn psychoanalyse reduceert tot een soort van semi-religieuze therapie, acht Freud onvergeeflijk. Psychotherapie is wat Freud betreft sowieso een handeling die te vaak en te veel het narcisme bij patiënten activeert, of ze blij maakt met het ‘ik ben OK, jij bent OK’, in plaats van ze de waarheid te vertellen.
Niet bang zijn, de confrontatie met de angst aangaan, weten dat je overgeleverd bent aan de totale vrijheid, want er bestaan geen richtinggevende essenties, dat is de filosofie van het existentialisme dat in de twintigste eeuw, het eerste tijdperk van de angst, furore maakt. Maar waaraan ontleent dit bestaan dan zijn waarde? Als die er niet is, waarom zou je dan blijven leven en geen suïcide plegen? En hoe komt het dat twee van de beroemdste existentialistische filosofen, Heidegger en Sartre, beiden niet de verleiding konden weerstaan om zelf aanhanger te worden van totalitaire politiek, respectievelijk nazisme en stalinisme? Twee politieke religies geboren uit de angst voor de vrijheid!
Misschien valt er meer te leren van de beatgeneration die in de tweede helft van de twintigste eeuw op hun eigen wijze het tijdperk van de angst wilde bestrijden.
Allereerst door creativiteit. Zij lieten een nieuwe cultuur bloeien vol van poëzie, muziek, schilderkunst, films, literatuur. De kunsten als de beste wijze om een betekenisvol iets te scheppen en alle mogelijkheden ver voorbij het bestaande te verkennen. Onze maatschappij (en daarmee ons onderwijs) hecht echter meer aan innovatie dan aan creatie, meer aan economie dan aan cultuur, meer aan kunstmatige intelligentie dan aan het leven van de geest.
Ten tweede door liefde. Het is geen toeval dat het refrein van Elvis Costello’s lied is: ‘What’s so funny about peace, love and understanding?‘ En het is evenmin toeval dat in de laatste strofe van Under Pressure wordt gezongen:
Can’t we give ourselves one more chance?
Why can’t we give love one more chance?
Why can’t we give love give love give love?
Give love give love give love give love give love
Cause love is such an old fashioned word
And love dares you to care
For people on the edge of the night
And love dares you to change our way
Of caring about ourselves
This is our last dance
Tja, waarom niet? Waarom lijkt het vermogen om lief te hebben en zo de angst uit te bannen als een soort van alchemie die helaas maar weinigen echt weten te beoefenen? Is het de angst die het onmogelijk maakt?
Ten slotte, en niet verrassend ondanks de tegenwerpingen van Freud, is er een ware opleving van spiritualiteit bij deze beatgeneration. Het boek The Courage to Be van de theoloog Paul Tillich werd vrijwel onmiddellijk na publicatie in 1955 een klassieker. Tillich beschrijft het tijdperk van de angst; bespreekt de relevantie van de existentialistische filosofie en alle nieuwe kunst om mensen de ogen te openen voor de werkelijkheid waarin zij leven, en hij betoogt dat de voornaamste oorzaak van de twintigste-eeuwse angst de alom ervaren betekenisloosheid is en dat is niets anders dan het gevolg van de dood van God de eeuw daarvoor… Deze God, zo vervolgt hij, is niets anders dan een bij conservatieven geliefd godsbeeld van de Autoritaire Alwetende Almachtige Tovenaar — die steeds minder zijn toverkunsten laat zien. De angst, aldus Tillich, kan alleen overwonnen worden als iedereen weer moed heeft, dat wil zeggen, durft te vertrouwen dat er een transcendente morele macht is waarvoor wij de moed moeten hebben die op aarde werkelijkheid te laten zijn.
Dat was ook de boodschap, precies een jaar eerder, van een dominee die tot een van de helden van de twintigste eeuw mag worden gerekend: Dr. Martin Luther King. Op 28 februari 1954 houdt hij een preek in Detroit en daarin vertelt hij het volgende:
‘I want you to think with me this morning from the subject: rediscovering lost values. Rediscovering lost values. There is something wrong with our world, something fundamentally and basically wrong. […] The trouble isn’t so much that we don’t know enough. The trouble isn’t so much that our scientific genius lags behind, but our moral genius lags behind.
The great problem facing modern man is that, that the means by which we live, have outdistanced the spiritual ends for which we live. So we find ourselves caught in a messed-up world. The problem with man himself and man’s soul. We haven’t learned how to be just and honest and kind and true and loving. And that’s the basis of our problem. […]
This is a moral universe. It hinges on moral foundations. If we are to make of this a better world, we’ve got to go back and rediscover that precious value that we’ve left behind. All reality has spiritual control. In other words, we’ve to go back and rediscover the principle that there is a God behind the process.’
Maar kan geloof, eenmaal verloren, ooit weer herwonnen worden? In onze seculiere wereld zullen we veel ontvankelijker zijn voor de raad van de zoon van een dominee, Kierkegaard, die ons voorhoudt: ‘Men meent dat de wereld een republiek nodig heeft en men meent een nieuwe maatschappelijke orde nodig te hebben, en een nieuwe religie. Maar niemand bedenkt dat juist deze door veel kennis in de war gebrachte wereld een Socrates nodig heeft.’
Dat zal zeker zo zijn. Maar waar is die nieuwe Socrates? En hoeveel invloed kan hij of zij hebben als de oude Socrates dankzij het cultureel analfabetisme al nauwelijks meer wordt gekend?
In ons pogen dit tijdperk van de angst te beëindigen voordat het te laat is, is het wellicht het meest praktisch om te beginnen met gehoor te geven aan de raad welke een groot staatsman gaf in de donkerste dagen van het eerste tijdperk van de angst. Op 4 maart 1933 houdt president Franklin D. Roosevelt zijn eerste inaugurele rede welke hij begint met de even eenvoudige als wijze raad: ‘The only thing we have to fear is… fear itself.‘
Dit zou een begin kunnen zijn deze wereld weer lief te hebben door ons te verzetten tegen alle politiek en machten die ons alleen maar bang willen maken. En vervolgens kunnen we dan die grote vragen stellen: Wie ben ik? Wat maakt mijn leven de moeite van het leven waard? Hoe maken we de bedreigingen ongedaan en overwinnen we de angst van dit tijdperk?
‘Op eenvoudige vragen bestaan geen eenvoudige antwoorden’, schreef Albert Camus al in Le mythe de Sisyphe, zijn eigen zoektocht naar de zin van het leven. Maar dat mag geen reden zijn om al deze vragen niet te stellen. Want al wordt het leven er dan moeilijker door, het wordt er ook betekenisvoller door. En is dat niet de eerste stap naar een nieuw tijdperk zonder angst?
De Nexus-conferentie 2020 A New Age of Anxiety kan u volgen via livestream. Die vindt u hier. Een interview met directeur-stichter Rob Riemen leest u deze week in Knack.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier