Hoe gaan we om met de vergankelijkheid?
Tinneke Beeckman is filosofe. Voor Knack beantwoordt ze elke week een moeilijke vraag.
Weer een jaar is voorbij. Soms denk ik dat ik van het ene oudejaarsfeestje naar het andere ren. In deze periode lijkt ook de natuur te rouwen. Hoe verteer je zo veel verwijzingen naar het onverbiddelijke voortglijden van de tijd?
‘Alles vloeit en niets blijft’, schreef Herakleitos bijna drieduizend jaar geleden. Welke handvatten geeft de hedendaagse cultuur om met vergankelijkheid om te gaan? Ik vind er weinig. Ik merk vooral pogingen om haar te maskeren, met een schoonheidsideaal dat jeugdigheid predikt. Of om haar te bestrijden in een gevecht tegen de dood. Of om haar te ontkennen door achteloos met de planeet om te gaan. Want ook dat is vergankelijkheid: weten dat je het stokje moet doorgeven aan volgende generaties en dat goed proberen te doen.
Vandaag de dag lijken mensen vergankelijkheid vooral te willen overwinnen. Het gevecht tegen de tijd start lang voordat het levenseinde in zicht komt. Het ideaal is om eeuwig jong en verleidelijk te zijn, alsof de tijd geen vat heeft op het lichaam. Je moet opvallend slank zijn, met vlekkeloze, rimpelloze huid en een weelderige haarbos. Ouder worden is voor niemand interessant. Alsof zorgen voor jezelf vooral betekent dat je je uiterlijk helemaal kunt beheersen. De cosmetica-industrie levert middeltjes waarmee je dat maakbare zelf kunt boetseren. Aangezien dat nooit helemaal lukt, kijk je uiteindelijk toch ongelukkig in de spiegel.
Ook dat is vergankelijkheid: weten dat je het stokje moet doorgeven aan volgende generaties en dat goed proberen te doen.
Een rimpel bij, grijs haar krijgen, ouder worden en overlijden. De dood is het ultieme schrikbeeld. Dylan Thomas heeft dat prachtig uitgedrukt in een gedicht voor zijn stervende vader: ‘Do not go gentle into that good night. Old age should burn and rave at close of day. Rage, rage against the dying of the light.’
Vroeger las ik die beklijvende regels alsof ze wijze inzichten bevatten. Nu interpreteer ik ze anders, als kreten van verdriet en wanhoop, van een spreker die al veel langer met pijn en liefde worstelt. Nu denk ik dat het geen zin heeft om je te verzetten tegen natuurlijke krachten die oneindig veel sterker zijn dan jezelf. Raas maar zo veel je wilt. Door de vergankelijkheid als een gevecht voor te stellen, maak je van de dood een wanhopige strijd.
Maar leven en dood volgen elkaar op. Midden in een uitbundig feest lieten de Egyptenaren een skelet paraderen, vertelt Montaigne. In de zeventiende-eeuwse schilderkunst was het vanitas-motief een belangrijke inspiratiebron. Bij elke verbeelding van schoonheid hoort een herinnering aan de ijdelheid van het menselijke bedrijf, aan de tijd die korrel per korrel door de zandloper glipt.
Bij dat tijdsverloop horen generatiewissels. Een liefdevolle overgang tussen die generaties lijkt me nog belangrijker dan woede om de eigen sterfelijkheid. Ik weet wel dat het oneerlijk lijkt dat je je wonderlijke leven moet achterlaten, wanneer je gelukkig bent. Maar ieder vertrek maakt dingen mogelijk: nieuwe, jonge mensen krijgen de ruimte om zich te ontplooien.
Dat brengt me bij de laatste gedachte over de moeilijke omgang met de vergankelijkheid vandaag de dag: de nalatige omgang met de planeet. Burgers produceren en consumeren voor het eigen comfort, hier en nu. Zonder rekening te houden met het effect van hun gedrag op volgende generaties. In ijltempo verbruiken ze de voorraden aan energie en grondstoffen, aan propere lucht en zuiver water. Dat is wat het westerse consumptiemodel – overgenomen door de rest van de wereld – stimuleert. Zonder blik op het verleden, zonder zorg voor de toekomst. Bij het afscheid van het leven kun je normaal gezien troost vinden in wat je achterlaat. Maar als dat een puinhoop is, wordt je eigen verdwijnen een ondraaglijke gedachte. Je kunt dus alleen omgaan met de vergankelijkheid door te leven alsof je vergankelijk bent, ook in je relaties tot anderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier