Jan Nolf

‘Hoe een nieuwe wet die de zwakkeren moest beschermen in één jaar tijd volledig uitgehold werd’

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Erevrederechter Jan Nolf grijpt de eerste verjaardag van de wet op de bewindvoering aan om de gebreken ervan in de kijker te zetten. Aan de hand van drie concrete gevallen schetst hij de reikwijdte van het probleem.

De nieuwe wet op de bewindvoering heeft invloed op veel families. Die wet organiseert immers de juridische bescherming van alle kwetsbare meerderjarigen (zoals mensen met een handicap, dementie…). De vrederechter kan dan een familielid of een advocaat aanwijzen om beslissingen te nemen in de plaats van wie dat niet (meer) kan.

Op 1 september aanstaande blaast die nieuwe wet haar eerste verjaardagskaarsje uit. Daar zal echter weinig feestvreugde over zijn in de families van wie hieronder het verhaal verteld wordt. zijn daarover in de 3 families van wie we het verhaal hierna vertellen.

‘Hoe een nieuwe wet die de zwakkeren moest beschermen in één jaar tijd volledig uitgehold werd’

De innovaties van de nieuwe wet blijken in de praktijk immers al te vaak dode letter. Erger: betrokken families en welzijnsorganisaties zijn verontrust over de kille en dure aanpak van die menselijke materie door de menselijke magistraat bij uitstek: de vrederechter – of toch een aantal vrederechters.

Wat was de bedoeling ?

Vooreerst wou de wet meer ‘bescherming op maat’. Respect voor de waardigheid van mensen met dementie of een handicap betekent dat we hen niet nodeloos betuttelen. Meer dan ooit moest in eerste plaats de familie en het sociaal netwerk aan bod komen, en slechts uitzonderlijk professionele bewindvoerders (advocaten dus).

Dat is des te belangrijker omdat die bescherming sinds verleden jaar ook mogelijk voor de zorg voor de ‘persoon’ zelf, dus alles wat welzijn aangaat: tot en met de intimiteit van de keuze voor een nieuw verblijf (bv. verhuis naar een rusthuis) en medische zorg. Het was dus alvast niet de bedoeling dat een advocaat zou beslissen over het griepvaccin of de heupoperatie van je grootvader met Alzheimer.

Evenmin was het hier de bedoeling dat advocaat-bewindvoerders 3% vergoeding zouden binnenrijven op wat ouders aan hun gehandicapt kind als bankgift zouden schenken.

De vrederechter uitschakelen: dat kan inderdaad soms best wel de bedoeling zijn.

Om alles discreet binnen de familie te kunnen regelen organiseerde de nieuwe wet wel een soort ‘geprivatiseerde’ bewindvoering. Juridisch ‘bekwame’ mensen kunnen via een soort volmachtregeling op voorhand bepalen wie later in hun plaats hun goederen zal beheren en hoe dat moet verlopen: zo schakel je niet alleen de advocaat-bewindvoerder maar zelfs de vrederechter uit.

De “nabijheidsrechter” aan wie die delicate materie al sinds 1991 toevertrouwd werd, is inderdaad het doelwit van steeds meer openlijke kritiek. Het regent klachten. De teneur van verontwaardiging lijkt wel dat uitgerekend vrederechters de oude wet ondergraven hebben en nu de nieuwe wet uithollen.

Al in 1991 gaf de wet als uitdrukkelijke richtlijn mee dat als bewindvoerders bij voorrang familieleden moeten aangesteld worden, terwijl advocaten slechts bij gebrek aan alternatief als professioneel betaalde bewindvoerders zouden optreden.

Tevergeefs. Het omgekeerde werd waar.

Toen de nieuwe wet voorbereid werd verklaarde de vertegenwoordiger van het Verbond van Vrederechters in de hoorzitting van 16 februari 2011 in de Kamer letterlijk: ‘doorgaans is de bewindvoerder een advocaat of een bankier wiens enige taak erin bestaat het vermogen van de betrokken persoon te beheren’.

Het Verbond verkoos als bewindvoerder de eigen plaatsvervangende vrederechters (advocaten dus) ‘die de vrederechter kan vertrouwen. Dat is niet zo als de bewindvoerder een familielid is – bovendien geen jurist – en dus wellicht niet de geknipte persoon om het werk van de vrederechter te vergemakkelijken. Het valt onmogelijk uit te maken of de naaste wel betrouwbaar is‘.

Tot zover het officieel standpunt van het Verbond van Vrederechters dat dus blaakt van wantrouwen jegens de familiale bewindvoerder.

De aanstelling van advocaat-plaatsvervangende vrederechters als bewindvoerder werd nochtans door de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) al in 2006 zwaar bekritiseerd. ‘Is (die aanstelling) een vorm van tegenprestatie voor bewezen diensten ? Geen enkele magistraat geeft dat uitdrukkelijk toe‘ noteerde de HRJ.

De recordhouder van fraude inzake bewindvoering is ondertussen de veroordeelde ex-advocaat Jean-Luc Burlion die tussen 1995 en 2006 om en bij de €11 miljoen verduisterde in een 900-tal dossiers van de duizenden bewindvoeringen die hij in het Brusselse blijkbaar blindelings toevertrouwd kreeg.

Het pa rket-generaal van Gent voert nu al bijna twee jaar onderzoek tegen o.m. een plaatsvervangend vrederechter in het Kortrijkse – om het onderzoek tegen de Oostendse vrederechter zelf nog niet te vermelden.

In sommige kantons werden de aanstellingen van bepaalde advocaten als bewindvoerder overigens jarenlang – tegen de wet in – systematisch niet in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd: de mantel van de discretie dekte het favoritisme.

Achter de overdaad aan professionele bewindvoeringen, schuilt nog een ander verhaal.

In mijn boek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (INNI Publishers 2014) beschrijf ik hoe in bepaalde kantons advocaten door de vrederechter niet alleen 3% vergoeding toegewezen krijgen op het inkomen van de beschermde persoon, maar ook op het kapitaal van verkopen, erfenissen en schenkingen, evenals vereffeningen-verdelingen.

Ook dat is evident strijdig met de wet maar ook dat moest de Hoge Raad voor de Justitie in een advies van 2010 nog eens waarschuwend herhalen. Blijkbaar vruchteloos: in 2011 publiceerde het Tijdschrift voor Vrederechters kurkdroog het tegengestelde standpunt.

Het pervers effect daarvan is dat woningen van beschermde personen door professionele bewindvoerders niet verhuurd worden, maar haastig verkocht. Dit zijn dan geen bewindvoerders meer, maar makelaars in bijberoep.

Drie recente voorbeelden geven ondertussen aan dat aan dat een aantal vrederechters de nu opnieuw herhaalde wil van de wetgever om bewindvoering familiaal te laten begeleiden, koppig naast zich neerleggen.

(1) Een voorbeeld uit het Antwerpse: een dementerende grootmoeder van nu 89 jaar oud

Het Rechtskundig Weekblad publiceerde in mei jl. het bijna hallucinante verhaal van mevrouw V., de kleindochter van een nu 89-jarige dame die in een rusthuis opgenomen werd. In strijd met de wens van de familie stelde de lokale vrederechter in april 2011 van meet af aan een advocaat als bewindvoerder aan. In hoger beroep werd die beslissing wel al drie maand later te niet gedaan en de kleindochter dan toch als bewindvoerder aangesteld.

In 2012 gaf de daarmee in het ongelijk gestelde vrederechter dan aan de kleindochter ‘opdracht om het huis (van haar grootmoeder) te verkopen‘. Die kleindochter-bewindvoerder weigerde dat omdat er geen financiële noodzaak was en haar grootmoeder de woning af en toe nog bezocht. De vrederechter wou echter per sé haar wil doordrijven en ging zover om de door de rechtbank van eerste aanleg aangestelde kleindochter te ontslaan en (opnieuw) te vervangen door een advocaat-bewindvoerder, die de woning vervolgens wél moest verkopen.

Ook die nieuwe beschikking van de Antwerpse vrederechter werd in beroep te niet gedaan en de overwegingen van de rechtbank van eerste aanleg daarbij zijn ronduit vernietigend voor de vrederechterlijke beslissing: ‘De vrederechter beschikt niet over enig injunctierecht ten aanzien van de voorlopige bewindvoerder die (…) vrij oordeelt welke handelingen nuttig en opportuun zijn. (….). De beschermde persoon beschikt over een aanzienlijk kapitaal (…) zodat er geen enkele noodzaak bestaat om haar woning te verkopen. (…) Dit onroerend goed biedt in de actuele economische omstandigheden een zekerheidswaarde. (…) Er dient ook rekening gehouden te worden met het emotionele en sentimentele welbehagen van de beschermde persoon. Haar emotionele rust wordt gediend door het waarnemen van het bewind door haar kleindochter. (…). Dit huis blijft onmiskenbaar voor haar een grote geruststelling en er is geen enkele reden om haar deze stabiliteitsfactor te ontnemen. De wet bepaalt trouwens dat de woning met huisraad zo lang mogelijk ter beschikking van de beschermde persoon moet blijven‘.

Dat vergt eigenlijk geen verdere commentaar, behalve die voetnoot: het dossier werd ook meteen aan een andere vrederechter toevertrouwd.

(2) Een voorbeeld uit het Gentse: een jongen met het syndroom van Down, nu 36 jaar oud

K. heeft het syndroom van Down en is verlengd minderjarig verklaard. Hij woonde heel zijn leven samen met zijn moeder en zus in een ‘kangoeroewoning’. Om dat thuis wonen (in plaats van in een instelling) te bevorderen krijgt hij van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap een ‘Persoonlijk Assistentie Budget’ (PAB). Daarmee worden o.m. huishoudelijke taken en begeleiding betaald.

Die innige familiesamenwerking loopt op juridische klippen met het overlijden van de moeder van K. en E. Immers vindt de lokale vrederechter dan dat er ’tegenstrijdige belangen’ zijn tussen de erfgenamen. K. wordt via een vrederechtelijke beschikking in de nieuwe wet ‘gekanteld’ (zoals dat in het jargon heet) en een advocaat wordt aangesteld als zijn bewindvoerder voor zowel de centen als het intiem persoonlijke.

In hoger beroep erkent de rechtbank van eerste aanleg dat zus E. met wie K altijd is blijven samenwonen als bewindvoerder ‘over de persoon’ moet worden aangesteld. Het PAB wordt echter aangegrepen om te stellen dat financiële ‘belangen tegenstrijdig kunnen zijn met die van de beschermde persoon‘. De rechtbank voegt er aan toe dat ‘het feit dat de aanwending van het PAB gecontroleerd wordt door het Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap (VAPH) hieraan geen afbreuk doet‘.

Dus blijft voor de centen van K. een advocaat aangesteld, met wie de communicatie enkel schriftelijk mag verlopen. Die advocaat heeft volgens zus E. ‘geen voeling‘ met de realiteit.

Ondertussen is er door zus E. een nieuwe procedure aangespannen om de advocaat door een familiaal bewindvoerder te laten vervangen. Dit lijdensverhaal van een familie wordt dus vervolgd maar de aanhouder wint – soms.

(3) Een voorbeeld uit West-Vlaanderen: een psychiatrisch patiëntvan nu 37 jaar oud

Meneer D. krijgt in 2003 een bewindvoerder aangewezen naar aanleiding van een gedwongen opname in een gesloten psychiatrische instelling. Tijdens zijn genezingsproces doet hij de overstap naar een ‘beschut wonen’ in een begeleide groepswoning. Hij doet het zo goed dat hij enkele maanden geleden de tweede overstap maakte naar een studio waar hij nu alleen woont, met veel minder begeleiding. Eigenlijk een mooi traject dus.

Tot de lokale vrederechter begin 2015 ‘ambtshalve’ (dus spontaan) zijn dossier ter hand neemt en ook D. ‘kantelt in de nieuwe wetgeving‘ – een mogelijkheid, maar nog geen verplichting.

In een 9 bladzijden tellend vonnis beweert de vrederechter dat hij overbelast is en hij geen tijd heeft om de voorziene procedure na te leven. Die procedure voorziet een medische evaluatie van de betrokken patiënt, een verslag en een gesprek met betrokkene zelf en zijn bewindvoerder.

Zonder wie dan ook op te roepen baseert de vrederechter vervolgens op het medisch dossier van 2003 om te besluiten dat ‘nu van dit beeld geen ingrijpende evolutie kan worden verwacht‘. Bijgevolg zijn de ‘omstandigheden van het installatievonnis (van 2003) nog grosso modo voorhanden‘, oordeelt de vrederechter vervolgens.

De betrokken patiënt krijgt daardoor dezelfde advocaat-bewindvoerder op zijn persoon en goederen aangesteld. De advocaat wordt zelfs bevolen de vrederechter te raadplegen bij ‘herbelegging’ van spaargelden van de betrokkene – voorwaar iets wat de wet niet eens voorziet, maar de vrederechter dus weer zal … overbelasten.

Nazicht van het Belgisch Staatsblad leert dat op die 2 februari 2015 niet minder dan 19 gelijkaardige vonnissen door dezelfde vrederechter werden uitgesproken. Eéntje blijkt zelf twee keer in het zelfde Staatsblad gepubliceerd. In alle 19 procedures werd een advocaat aangesteld en in alle gevallen is sprake van ‘volledige vertegenwoordiging met betrekking tot de persoon en de goederen‘. – zoals in het geval van D.

Het toppunt: in 6 van de 19 gevallen vermeldt de publicatie een woonplaats van de betrokkene buiten het kanton van de betrokken vrederechter. De wet geeft nochtans de voorkeur aan de vrederechter van de reële verblijfplaats, aan wie het dossier bij verhuis van de beschermde persoon doorgegeven kan worden. Met name is dat het geval in het dossier van D., wiens dossier dus eigenlijk niet eens door de ‘nabijheidsrechter’ behandeld blijkt.

Besluit

Vooral in de zorgsector volstaat het niet dat wetten wijzigen. De verandering moet er vooral komen in de geesten, alleszins bij magistraten. Oog in oog met de rechtzoekende burger, luisterend naar menselijke oplossingen zoeken in plaats van uit de verre ivoren toren te orakelen: daar gaat het om.

Veel vrederechters nemen die bijzondere opdracht voor de kwetsbaarsten onder ons met aandacht en empathie op. Anderen brengen de geloofwaardigheid van hun eeuwenoude functie in het gedrang.

Nadat de ‘good practices’ en nobele bedoelingen in de nieuwe wet werden gegoten, wordt het hoog tijd voor een inventaris van wat hier verontrustend fout loopt.

Ere-vrederechter Jan Nolf is o.a. de auteur van ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht‘, verschenen bij INNI Publishers.

Hij organiseert deze zomer de ‘Summer School Bewindvoering’ in aparte sessies voor advocaten en niet-juristen: de bedoeling is ook familieleden van mensen met een handicap juridisch mondiger te maken in de juridische wereld waarin zij ongewild terecht komen.

Een uitgebreide versie van deze tekst kan u lezen op de site van Jan Nolf: www.justwatch.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content