Hoe de Belgische priester Joseph Raskin verzet pleegde tijdens de Tweede Wereldoorlog
Met de hulp van schrijfster Brigitte Raskin heeft BBC-journalist Gordon Corera een boek geschreven dat een nieuw licht werpt op een merkwaardige episode in het verzet tegen de nazi’s: de duivenpost naar Londen. Maar het eindigde met de guillotine.
Over de geschiedenis van Tweede Wereldoorlog bestaan hele bibliotheken. In Vlaanderen is de literatuur over het verzet eerder schaars, in het buitenland is ze dat niet: de Franse verzetsleider Jean Moulin ligt in Parijs begraven in het Panthéon, in het hele land zijn straten, pleinen en scholen naar hem vernoemd. In Duitsland worden Hans en Sophie Scholl van de scholierengroep De Witte Roos gezien als nationale helden, net als Claus von Stauffenberg, de officier die Hitler probeerde te vermoorden. In Vlaanderen is er amper een weerstander met naam en toenaam bekend. Integendeel. Terwijl historici de geschiedenis van de collaboratie, van de bezetting en sinds enige tijd ook van de Jodenvervolging tot in de details hebben uitgeklaard, bestaan er in dit land amper belangrijke academische referentiewerken over het verzet.
Van april 1941 tot september 1944 werden 16.554 duiven gedropt, van Kopenhagen tot Bordeaux
Gordon Corera
Het is dan ook geen toeval dat het initiatief voor een boek dat een licht werpt op een kleine, kortstondig actieve verzetsgroep uit het buitenland kwam. De Brit Gordon Corera is bij de BBC dé specialist in national security. Hij schreef al over de Britse inlichtingendiensten, over cyberoorlogen, het Pakistaans nucleaire programma en Al-Qaeda. Toen een paar jaar terug, in een schoorsteen van een huis in Surrey, het kreng van een duif werd gevonden, met aan de poot een kokertje uit de Tweede Wereldoorlog met een geheime boodschap die vandaag niet meer te decoderen valt, intrigeerde dat hem zozeer dat hij op onderzoek uittrok. Hij vertelt het aan Knack in de fraaie gebouwen van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (CegeSoma) in Brussel. ‘Het is geweten dat tijdens de Eerste Wereldoorlog massaal gebruikgemaakt werd van duiven, bijvoorbeeld om de communicatie tussen de loopgraven te verzekeren. Maar de Britse National Pigeon Service van het leger was na die Groote Oorlog opgeheven. Het was mij totaal onbekend dat er ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een beroep is gedaan op duiven.
In de Britse National Archives in Kew vroeg hij alle informatie op over duiven tijdens WO II. Stimulerende literatuur was het niet, de eindeloze discussies over de prijs van de duivenvoeding. Tot hij ineens op een merkwaardige map botste. Corera: ‘Er stond “Secret” op, en een merkwaardige cartoon van een duif die kakte op het hoofd van Hitler. Er zaten kleine, roze papiertjes in, met berichten van gewone mensen uit Frankrijk, Nederland en België. Meestal waren het alledaagse klachten en verzuchtingen van de kleine man, glimpen van het “leven zoals het was” tijdens de nazibezetting van West-Europa.’
En dan was er ook die intrigerende ‘boodschap 37’. ‘Zo’n boodschap had ik nog nooit gezien. Ze was opgevouwen tot ze zo groot was als een postzegel, zodat ze paste in een kokertje aan een duivenpoot. De lettertjes waren te klein om ze met het blote oog te lezen. In totaal ging het om twaalf pagina’s met geheime informatie, inbegrepen gedetailleerde kaarten.’
Corera las als afzender ‘Leopold Vindictive’, maar vond nergens in Engeland voor wie of wat die naam stond. ‘Informatie over die man ontbrak. Wie kon hij wel zijn?’
Het antwoord vond Corera in België. Leopold Vindictive was geen hij, zo bleek, maar een zij. Het was de naam van een kleine verzetsgroep. De voornaamste leden waren Arseen Debaillie, Hector Joye en Joseph Raskin. Raskin was een scheutist – een missiepater, dus. Over hem was al in 1994 een lijvig boek verschenen van de hand van een nichtje, de schrijfster Brigitte Raskin. In De eeuw van de ekster heeft Raskin met veel zorg en zin voor detail het leven gereconstrueerd van ‘peternonk’, zoals hij in de familie met eerbied wordt genoemd.
Brigitte Raskin: ‘Joseph Raskin was de oudste broer van mijn vader. Hij moet een bijzondere man geweest zijn. In Aarschot, waar mijn vader vrederechter was, staat een standbeeld van “pater Raskin”. Bij elke herdenking stond vader trots op de eerste rij. Hij bewonderde zijn broer. Een tante vond Joseph maar een avonturier. “Was hij geen waaghals geweest in de oorlog, dan leefde mijn broer nog”, klaagde ze.’
Het is dan ook slecht met afgelopen met de drie leden van Leopold Vindictive: al in 1943 stierven ze onder het mes van een Duitse guillotine.
Het silhouet van Leopold III
Brigitte Raskin reisde voor haar onderzoek tot in China, waar haar oom vele jaren als missionaris gewerkt had. Maar De eeuw van de ekster bleef een persoonlijk relaas, een betere familiegeschiedenis. Dat Joseph Raskin niet alleen excentriek was – als missionaris in China bekwaamde hij zich in de kalligrafie, de familie koestert foto’s van de man in Chinese kledij – maar ook een uitzonderlijke figuur, bewijst een grote foto die ook in Voor God en vaderland is opgenomen, het boek van Gordon Corera. ‘Destijds stond ze als een schrijn in mijn ouderlijk huis’, zegt de schrijfster. ‘Ze is genomen in het kasteel van Wijnendale op 27 mei 1940, vlak voor de capitulatie van het Belgische leger.’ Vier mannen staan erop: rechts blikken de Britse admiraal Roger Keyes en de Belgische kolonel Van Caubergh recht in de lens. De twee mannen aan de linkerzijde staan met hun rug naar de fotograaf. Het silhouet van de grootste van de twee is overbekend: het is koning Leopold III zelf. De kleine man waarmee hij een intens gesprek voert, is… peternonk Raskin, die in die dagen de aalmoezenier van de koninklijke familie was. Hij had Leopolds moeder, koningin Elisabeth, tijdens de Eerste Wereldoorlog leren kennen aan het IJzerfront.
Wat de verzetsgroep Leopold Vindictive deed, was niet tot in het laatste detail geweten. In Geheime oorlog 40/45, het referentiewerk over de inlichtingen- en actiediensten in België, wijdt auteur Fernand Strubbe niet meer dan een paar summiere passages aan de groep: ‘Er is niet veel bekend over dit net, dat wellicht een kleine groep was. De leider, pater Raskin, had veel relaties en blijkt zijn inlichtingen naargelang de mogelijkheden doorgestuurd te hebben via diverse wegen.’
Voor historici leek het weinig bekende groepje dus niet echt interessant. Brigitte Raskin ging ervan uit dat zijzelf zowat alles wat relevant was over haar oom had neergeschreven in de bijna vijfhonderd bladzijden van De eeuw van de ekster. Dat veranderde toen ze drie jaar terug een boodschap van Gordon Corera in haar mailbox vond. Ineens werd de geschiedenis van een klein, op het eerste gezicht niet echt belangrijk verzetsgroepje ingepast in de grote strategie van de Britse geheime diensten. Omgekeerd kreeg de Britse journalist via Raskin toegang tot de familieleden van Arseen Debaillie en Hector Joye. En dat leidde dan weer tot een schat aan extra informatie Corera op eigen houtje wellicht nooit zou hebben verkregen.
Ineens bleek Leopold Vindictive toch niet zó onbelangrijk. Waarom anders was premier Winston Churchill zelf op de hoogte gebracht van die groep?
Duif in de pot
Het begon allemaal met Columba: Latijn voor ‘duif’, en tijdens de Tweede Wereldoorlog de naam van een toe nu toe onbekend onderdeel van de Britse geheime diensten. Naast bekende en nog altijd actieve afdelingen als MI5 (binnenlandse veiligheid) en MI6 (buitenlandse veiligheid, inbegrepen spionage) was er in oorlogstijd bijvoorbeeld ook een MI9 (om neergehaalde vliegtuigbemanningen en andere krijgsgevangenen terug naar Engeland te halen). En dan was er MI14: via die afdeling werd kennis opgedaan over de Duitse oorlogssterkte. Een onderafdeling ervan was het vrij obscure bureau MI14(d), de Special Continental Pigeon Service. Zijn operationele getalsterkte? Welgeteld twee mannen.
Toen de Britten tussen 27 mei en 4 juni 1940 de aftocht bliezen in Duinkerke, had Londen amper nog contacten op het vasteland. Dat stoorde de Britten zeer, zeker omdat de Duitsers hen bleven bestoken in de Slag om Engeland en nadien met de Blitz, de bombardementen op Britse steden. Ze vreesden ook een Duitse invasie in het Verenigd Koninkrijk zelf. Kortom, er moesten in bezet Frankrijk, Nederland en België dringend nieuwe netwerken komen om ter plaatse vast te stellen wat de Duitsers van plan waren.
Bij de geheime diensten kwamen ze op het idee om duiven in te zetten. Dat werd het Columba-programma van MI14(d).
Gordon Corera: ‘Van april 1941 tot september 1944 werden 16.554 duiven gedropt, van Kopenhagen tot Bordeaux.’ De Britten dropten de dieren in kooien bevestigd aan parachutes. Aan de kooien was een handleiding bevestigd en een papier met de vraag om welbepaalde inlichtingen. Als die duiven terugkeerden, kon Londen contact leggen met de afzenders in bezet gebied. En zo bouwde Columba aan een apart netwerk van patriottische ‘gewone mensen’.
De allereerste duivendropping vond plaats op 8 april 1941. Twee dagen later was de eerste duif al terug in Engeland, mét bericht. Het was verzonden in het Noord-Franse Herzeele: ‘Duif gevonden op woensdag de 9e om acht uur ’s morgens. De Duitse troepenbewegingen gebeuren altijd ’s nachts. Elke commune telt 50 Duitsers. Er is een groot munitiedepot in Herzeele, 200 meter van het station. De moffen hebben het niet over een invasie van Engeland. Hun moreel is niet al te goed. Ik wacht op uw terugkeer. Ik ben en blijf een Fransman. Ondertekend: ABCD34.’ Corera: ‘Dat was precies het soort geheime informatie waarnaar het Columba-team zocht.’
Toch was de methode van Columba risicovol en gevaarlijk, en de kans op succes relatief gering. De meeste gedropte duiven verdwenen gewoon in de pot. Andere vinders brachten de gevonden dieren naar de Duitsers. Die betaalden daarvoor en stuurden soms valse berichten naar Londen: zo kregen ze geheime zendfrequenties in handen, en als er dan op hun vraag goederen of zelfs agenten werden geparachuteerd, vielen die in Duitse handen. De moedige eenling die toch informatie per duif naar Engeland stuurde, werd beschouwd als een spion en riskeerde de doodstraf.
‘Opwindend en romantisch’
Zo begon ook het korte, noodlottige relaas van Leopold Vindictive. Nabij het West-Vlaamse dorp Lichtervelde vond een boer een duif. Zijn vrouw bracht ze naar een bekende ‘witte’ familie, de Debaillies, broers en zussen die samen een kruidenierszaak en veevoederhandel runden. Vooral de jongste broer, Arseen, popelde om gehoor te geven aan de Britse oproep. Een andere broer van de Debaillies was ook een missionaris van Scheut. Hij had tijdens zijn opleiding Joseph Raskin leren kennen, en die was een familievriend geworden.
Raskin en de Debaillies hadden een gezamenlijke vriend: Hector Joye, een oud-soldaat van de Eerste Wereldoorlog die nog altijd de sporen droeg van een gasaanval en daarom de toestemming had om naar de kust te reizen ‘voor goede lucht’ – zo kon hij onverdacht de versterkingen observeren die de Duitsers ook aan de Vlaamse kust bouwden. Als een strenge eindredacteur ordende Raskin de ingewonnen informatie en schrapte hij wat hem overbodig leek, zoals de wens van veel West-Vlamingen om de collaborateurs goed af te rossen. ’s Nachts, bij het licht van een peertje, zette hij met een vergrootglas de verzamelde gegevens in minuscule letters op flinterdun rijstpapier. Dat bericht werd in een kokertje aan de poot van de gevonden duif bevestigd, en die moest ermee terug naar Engeland vliegen.
Zo professioneel als de groep werkte aan het inzamelen en organiseren van materiaal, zo roekeloos sprong ze om met zelfs de meest elementaire veiligheidsvoorschriften. Brigitte Raskin: ‘Op foto’s die Leopold Vindictive die zaterdagochtend 12 juli 1941 zelf nam, zie je de Britse duif, het bericht dat in het kokertje werd gestopt, maar ook de hele familie Debaillie. Ze hielden een verzetskrant in de hand, iets wat lijkt op een wit laken – de parachute – en een krijtbord met de data waarop de duif was gekomen en vertrokken, haar ringnummers en drie V’s – van victory. Joseph Raskin zelf stond niet op de foto’s, ongetwijfeld omdat hij de camera bediende. Fotografie was een van zijn passies.’
Er werd zelfs een foto gemaakt van het moment dat Michel Debaillie, om kwart over acht in de ochtend, op het dak kroop om de duif te lossen. Zesendertig uur later lag het rapport van Leopold Vindictive op het Londense bureau van de Britse inlichtingendienst. Nog decennia na de oorlog getuigden de twee agenten van MI14(d) dat de boodschap die ze uit het kokertje prutsen ‘het meest opwindende en romantische’ was van alle rapporten uit de hele oorlog.
Een team begon met het overtikken van het priegelige handschrift, dat uiteindelijk vijfduizend woorden en twaalf volle bladzijden zou tellen. En wat meer was: de informatie bleek van goudwaarde. Zo wist de groep met grote zekerheid en ongewoon precieze details (de dikte van de kabels van de Duitse communicatie-infrastructuur) dat het hoofdkwartier van de Duitse marine in het geval van een invasie richting Engeland gevestigd was in het kasteel van Tillegem bij Brugge. De Britten hadden er vruchteloos naar gezocht. De admiraliteit noemde ‘boodschap 37’ dan ook ‘een bijzonder goed rapport’.
Om duidelijk te maken dat het geen valstrik van de Duitsers zelf was, had Raskin zichzelf als volgt geïdentificeerd: ‘Ik ben de legeraalmoezenier met baard die op 27 maart 1940 om halfacht de hand schudde van admiraal Keyes. Vraag de admiraal waar hij was op dat moment en doe hem mijn groeten.’ Zo was ook het geheim van de naam Leopold Vindictive ontrafeld: Keyes herinnerde zich die dramatische uren met Leopold nog levendig, en Vindictive was de naam van de oude kruiser waarmee hij tijdens de Eerste Wereldoorlog de havengeul van Oostende had weten te blokkeren – een huzarenstukje dat van hem een nationale held had gemaakt.
‘Allo ‘Allo
Joseph Raskin kende bijzonder veel mensen, tot in het koninklijk hof. Hofmaarschalk Xavier de Grunne was een van zijn contacten. De Grunne zou Raskin het gebruik van de naam Leopold Vindictive sterk afraden: als de Duitsers ervan zouden horen, zouden ze zoeken naar mensen met een connectie met het hof. En de Duitsers hoorden er natuurlijk van. Al op 15 juli 1941 meldde een BBC-bericht de goede ontvangst. Het werd herhaald tijdens de Nederlandse, Belgische en Franse uitzendingen: ‘Leopold Vindictive 200, de sleutel past op het slot en de vogel zit in de leeuwenkooi.’ Wat vandaag kan overkomen als een scène uit de komische tv-serie ‘Allo ‘Allo!, veroorzaakte toen grote vreugde bij de samenzweerders: hun bericht had Londen bereikt. Alleen begon op datzelfde moment de Duitse zoektocht naar Leopold Vindictive. Ook omdat er later nog specifieke boodschappen via de BBC-radio werden verstuurd, altijd met de aanhef: ‘Leopold Vindictive, ‘Allo ‘Allo.‘
In afwachting van nieuwe duiven – die de groep nooit zouden bereiken – werkte Leopold Vindictive naarstig verder. Hele stroken van de kuststreek werden tot in detail op veelkleurige kaarten overgetekend, met daarop alle versterkingen, prikkeldraad, radar- en geschutinstallaties enzovoort. De kaarten werden verstopt in de omlijsting van de keukendeur bij Hector Joye, de Duitsers zouden ze nooit vinden.
Joseph Raskin was anders gevaarlijk onvoorzichtig in zijn dadendrang. Zo werd de pater gevraagd om Jef Van Hooff, een MI6-agent die vanuit Londen was overgekomen, in contact te brengen met kardinaal Van Roey, als tussenpersoon tussen de regering in Londen en koning Leopold III in Brussel. Van Roey resideerde in het aartsbisschoppelijke paleis in Mechelen, en Van Hooff was als oud-speler van Football Club Malinois – nu KV Mechelen – een bekende figuur in die stad. Toch wilde Raskin hem als priester verkleden en zo naar het aartsbisschoppelijke paleis ‘smokkelen’, dwars door het drukke stadscentrum. Het plan ging niet door, maar het illustreert wel Raskins amateuristische manier van werken, en het gebrek aan zorg om zijn eigen veiligheid.
Corera: ‘De eerste verzetsgroepen waren een rommeltje. Ze overlapten elkaar en zaten in elkaars vaarwater. In Londen had elk netwerk een eigen codenaam, maar op het continent kenden de mensen elkaar. Ze spraken met elkaar af en hielpen elkaar. Wat het nog moeilijker maakte, was dat de twee Britse agentschappen die mensen uitstuurden, SOE (verantwoordelijk voor de sabotagedaden) en MI6 (klassieke geheim agenten), met elkaar overhooplagen en geen informatie met elkaar deelden. MI14(d) wist niet dat MI6 in contact stond met Leopold Vindictive, want zoals in elke guerre des flics hielden ook de inlichtingendiensten hun eigen informatie voor zich. Ze lichtten andere diensten liefst níét in. Maar in Brussel gingen hun agenten vrijelijk met elkaar om. Dat was om moeilijkheden vragen.’
Dat was ook al zo omdat Joseph Raskin te veel volk kende en zich in activiteiten van te uiteenlopende aard mengde: hij verzamelde niet alleen inlichtingen, maar hielp ook bij het verbergen van Britse piloten. Een aantal van zijn contacten heeft zijn mond voorbijgepraat: sommigen uit naïviteit, anderen sloegen wellicht door tijdens verhoren van de Gestapo. Feit is dat het hele netwerk vanaf mei 1942 werd opgerold. Op 1 mei lokte een bezoeker pater Raskin naar de buitendeur van het hoofdhuis van de congregatie van Scheut in Anderlecht. Daar arresteerden Duitse militairen hem, nadien volgden Hector Joye en Arseen Debaillie. Op 5 mei bereikte een kort telegram van amper drie woorden MI6 in Londen: ‘Leopold Vindictive gearresteerd’. De drie mannen waren nu Nacht und Nebel-gevangenen: een speciale klasse voor verzetslieden die men zonder enig spoor liet verdwijnen. Ze verschenen in Duitsland voor het Volksgerichthof, waar de beruchte voorzitter Ronald Freisler hen in augustus tot de doodstraf veroordeelde.
Die werd pas op 18 oktober 1943 voltrokken, in de gevangenis van Dortmund. De drie werden naar een executielokaal gebracht, hun handen geboeid op de rug. ‘Raskin zei het Magnificat op, zo luid dat iedereen die dat wilde het kon horen’, getuigde achteraf de Duitse aalmoezenier. Daarop ging het snel. De mannen gingen een na een een kantoor in, bevestigden hun naam, werden vastgegrepen, en achter een gordijn wachtte een guillotine. De Duitsers legden ze op hun buik, schroefden hun hoofd vast, waarop het mes viel. De beulen werkten uitzonderlijk gründlich: Arseen Debaillie stierf om 18 uur 42, Joseph Raskin om 18 uur 43, Hector Joye om 18 uur 45. In welgeteld vier minuten tijd waren ze alle drie onthoofd.
Hart onder de riem
Brigitte Raskin: ‘Met het boek van Gordon Corera vallen de laatste puzzelstukken samen. Sinds mijn onderzoek voor De eeuw van de ekster kende ik het particuliere verhaal van Leopold Vindictive wel, maar ik kon het niet plaatsen in een groter geheel. Mijn vader zou blij en trots geweest zijn als hij Voor God en vaderland had kunnen lezen. Dan had hij écht geweten dat de dood van zijn oudste broer helemaal niet zinloos was geweest.’
Gordon Corera: ‘Het is een dramatisch verhaal, zonder happy end. Toch was het werk van Leopold Vindictive erg waardevol. Weet u dat de beroemde “boodschap 37” zelfs onder ogen is gebracht van Winston Churchill? Het echte belang van het bericht school dus niet eens in die vele details – Churchill wenste heus niet gebrieft te worden over de exacte locatie van een of ander munitiedepot, zelfs niet over het hoofdkwartier van de Duitse marine. Waarom lichtten ze hem toch in? Volgens mij omdat het bericht voor hem een hart onder de riem was. In tijden waarin de Britten nog vreesden voor een invasie van hun eiland, wisten ze dat er ook op het continent mensen waren die, ondanks de tirannie van de nazi’s, bereid waren om hun leven te riskeren. “Boodschap 37” ademde dezelfde geest als de beroemde toespraak van Churchill in het Lagerhuis aan het begin van de oorlog: “We shall fight on the beaches; we shall never surrender.” Dát is het grote belang van die kleine verzetsgroep.’
Gordon Corera, Voor God en vaderland. Een Belgische priester, zijn verzetsgroep en een postduif tijdens WO II, Uitgeverij Horizon, 320 pagina’s, 22,50 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier