Hoe de angstmakelaars ons veiliger denken te maken

Marijn Hoijtink © Dieter Telemans
Kristof Clerix
Kristof Clerix Onderzoeksjournalist

Marijn Hoijtink onderzocht vier jaar lang hoe Europese beleidsmakers en lobbyisten over veiligheid denken. ‘Als je naar hun bijeenkomsten gaat, dan denk je dat wij in oorlog zijn.’

Software om terroristen te herkennen. Systemen om vervoersbedrijven te beschermen. Technologie om piraterij bij Somalië te bestrijden. Cybersecuritydiensten- en producten om criminelen en spionnen uit computers te houden. Op het eerste oog was de wapenbeurs in het Duitse Essen voor Marijn Hoijtink een bijeenkomst zoals ze er zoveel had gezien.

Naast wapenfabrikanten waren er beleidsmakers van de Europese Unie aanwezig. Medewerkers van het Directoraat-Generaal Enterprise and Industry, stonden er in 2012 met een standje waar bedrijven informatie konden krijgen over Europese onderzoekssubsidies. Iets verderop organiseerde de Europese Commissie een kleine conferentie over publiek-private samenwerking.

En natuurlijk waren er de gebruikelijke speeches van wapenindustriebonzen, politici en hoge EU-ambtenaren. Steeds werd daarin de noodzaak van het inzetten van technologie voor de veiligheid van Europa benadrukt. Het was het verhaal dat Hoijtink op iedere bijeenkomst hoorde grenzen vervagen, de wereld is complex geworden, we worden door nieuwe gevaren bedreigd, dus we moeten meer investeren in civiele veiligheidsproducten en -diensten.

Tot zover niets nieuws.

Eén van de panelgesprekken trok wél Hoijtinks aandacht. Een paar hoge meneren kregen een opmerkelijke vraag voorgelegd van de discussieleider: Wat hebben jullie voorhanden als er een aanval plaatsvindt vanuit de ruimte?

‘Dat was écht een serieuze vraag,’ zegt Hoijtink. ‘Er werd daar twintig tot dertig minuten over gediscussieerd, door heel serieuze mensen.’

‘Er is een rat race gaande met het aankopen van steeds weer nieuwe veiligheidstechnologie, terwijl we niet precies weten of die wel effectief is of dat een bepaalde technologische oplossing wel de beste is.’


De meneren bedoelden een satellietaanval of zo?

Hoijtink: ‘Nee, echt een aanval door aliens.’

En: hadden ze iets voorhanden tegen aliens?

Hoijtink: ‘Daar hadden deze mannen natuurlijk wel technologie voor.’


Het afgelopen jaar hebben we Hoijtink een paar keer gesproken omdat wij onderzoek doen naar de Europese veiligheidsindustrie. Hoijtink, die universitair docent is aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, heeft zich daar ook vier jaar in vastgebeten. Het resultaat is haar proefschrift Securing the European Homeland. Profit. Risk. Authority.

Daarvoor dook ze jarenlang in beleidsstukken, sprak ze met ambtenaren van Europese instellingen en met wapenfabrikanten en bezocht ze allerlei evenementen waar die twee groepen elkaar troffen. Beurzen zoals die in Essen.

In haar proefschrift trekt ze drie conclusies. De eerste is dat die overheden in zwang zijn geraakt van een ‘speculatief veiligheidsdiscours’. Veel discussies over veiligheid en mogelijke oplossingen gaan over ‘wat zou kunnen gebeuren.’ Het voorbeeld van de aliens laat zien hoe ver die speculatie kan gaan.


Hoijtink: ‘Het is een manier om vraag en urgentie te creëren. Dit soort speculatie zorgt ervoor dat we gaan nadenken over wat we allemaal voorhanden hebben. De dreiging komt tegenwoordig van overal en ze is steeds moeilijker te bestrijden. Toch moeten we er iets tegen doen en daarvoor hebben we technologie nodig.’


Bedrijven, en dat is haar tweede conclusie, versterken continu dit beeld van een snel veranderende wereld en de noodzaak van technologie om maatschappelijke problemen op te lossen. In al hun uitingen, bijvoorbeeld hun bijdragen aan wetgevingsteksten, of hun reclame, spelen ze in op dit speculatieve gevaar.

‘Ik ben kritisch over het idee dat technologie alles kan oplossen.’

Grote wapenfabrikanten en technologiebedrijven hebben bovendien een sterke en geïnstitutionaliseerde lobby in de Europese Unie opgebouwd. Ze zitten om de tafel als het gaat om het vaststellen van veiligheids- en innovatiebeleid en drukken zo hun stempel op het veiligheidsbeleid. Verder praten ze mee over waar de investeringen van de Unie naartoe moeten gaan.

Marijn Hoijtink
Marijn Hoijtink© Dieter Telemans

En haar derde conclusie? Hoijtink ziet een ‘vermarkting’ van de veiligheid. De hoop is dat de producten die de wapenindustrie maakt zowel op het slagveld als voor civiele doeleinden gebruikt kunnen worden. Drones zijn bijvoorbeeld niet meer weg te denken van het slagveld, maar ook de politie of belastingdiensten kunnen ze gebruiken voor opsporing en handhaving. De Europese Unie voert daarom een industriepolitiek door subsidies en opdrachten te verstrekken én door de regulering te versoepelen. Niet voor niets was de ontwikkeling van een Europese civiele veiligheidsindustrie jarenlang in de Commissie belegd bij het Directoraat-Generaal Enterprise en Industry en niet bij een Directoraat-Generaal dat over veiligheid of migratie gaat.

‘Heel veel van het beleid is niet gericht op veiligheid of kennis verzamelen over hoe onveilig we nu eigenlijk zijn. Het is meer gericht op hoe we die markt kunnen laten werken,’ zegt Hoijtink.

Maar de maatschappij ís toch ook onveiliger geworden?

Hoijtink: ‘Natuurlijk hebben we het afgelopen jaar een aantal aanslagen gezien. Als we naar de cijfers kijken, is het aantal doden door terroristische aanslagen omhoog gegaan. Maar het aantal doden ten gevolge van terroristische aanslagen is nog altijd relatief laag als je het vergelijkt met verkeersdoden.’

‘Het is misschien een gek voorbeeld, maar het laat zien dat het geld dat we nu investeren in de veiligheidsmarkt ook kunnen gebruiken voor andere dingen. Niemand kan ons honderd procent veiligheid ten aanzien van terroristische of andere buitengewone dreigingen garanderen. Uiteindelijk is het dus een politieke keuze. Als je dat gaat deconstrueren, zie je dat er soms heel irreële en onlogische aannames worden gedaan.’

Noem er eens een.

Hoijtink: ‘Neem het rapport van de Group of Personalities on Defence Research dat in februari 2016 werd gepresenteerd. In die groep zitten CEO’s van defensiebedrijven, afgevaardigden van de Europese Commissie en het Europees Parlement.’

Dit slaat op 2016. Meer dan tien jaar geleden waren het toch ook vooral industriebonzen die dit soort rapporten schreven?

Hoijtink: ‘Ja. Rond 1996 probeerde de Europese Commissie een interne markt voor defensiematerieel te creëren. De Koude oorlog was voorbij, defensiebudgetten begonnen te dalen, de interne markt kende hoogtijdagen. De lidstaten wilden er alleen niet aan omdat veiligheid de nationale soevereiniteit raakte.’

‘Na de aanslagen van 11 september 2001 kwam het voorstel terug, maar in een andere vorm. Ditmaal ging het niet over defensiematerieel, maar over defensie-gerelateerde technologie. Uiteindelijk werd het gepresenteerd als civiele veiligheid, een term die rond 2003 is ontwikkeld om de lidstaten mee te nemen in een verhaal en hen ervan te overtuigen dat Europa hier een rol te spelen had.’

Hebben we niet te veel data? Of moeten we anders omgaan met de data die we hebben?

We kunnen veiliger reizen, de grenzen worden bewaakt. Wat is het probleem?

Hoijtink: ‘Ik ben kritisch over het idee dat technologie alles kan oplossen. Die technologie creëert ook een soort lock-in effect. Als je eenmaal technologie aanschaft, kom je er niet meer vanaf. Er is een rat race gaande met het aankopen van steeds weer nieuwe technologie, terwijl we niet precies weten of die wel effectief is of dat een bepaalde technologische oplossing wel de beste is. Het is bovendien heel duur.’

‘Als je bijvoorbeeld kijkt naar de datasystemen in Europa, dan hebben we er al heel veel die mensen aan de grens controleren. Eurodac, SIS I, SIS II, FIS, Eurosur, die allemaal informatie bevatten van internationale reizigers. De vraag is: werken ze wel? Hebben we niet te veel data? Of moeten we anders omgaan met de data die we hebben? Want nu voegen we steeds nieuwe data en systemen toe.’

‘Na Charlie Hebdo, waarbij de daders zich al in Frankrijk bevonden, was de reactie, we moeten PNR-data toevoegen (informatie over vliegreizen, nvdr), terwijl de daders niet in een vliegtuig zaten. De data die wél beschikbaar waren over deze daders, zijn niet uitgewisseld. Dat geeft aan dat nieuwe data en nieuwe technologie niet per se een oplossing zijn.’

Beter investeren in mensen in plaats van technologie?

Hoijtink: ‘In ieder geval beter kijken naar het samenspel tussen mens en technologie. Moeten we nu altijd een technisch speeltje hebben? Mijn favoriete Europese onderzoeksprojecten is de SNIFFLE. Daarin worden technologieën ontwikkeld die honden moeten nabootsen.’

Om een vrachtwagenlading te spotten op mensensmokkel?

Hoijtink: ‘Het was om een apparaat te ontwikkelen dat verschillende explosieven kan detecteren, of drugs, of…’

En jij zegt: honden kunnen dat al?

Hoijtink: ‘Ja. Ik vraag me af of dat geld niet beter aan iets anders besteed kan worden.’

Je zegt dat bedrijven een belangrijke rol spelen in het creëren van de vraag naar dit soort producten. Je noemt ze, samen met beleidsmakers, zelfs de ‘managers of unease,’ een term van de Franse socioloog Didier Bigo. Leg eens uit.

Hoijtink: ‘Het gaat over de betekenis die we geven aan veiligheid en onveiligheid. Dat is een constructie. Politici spelen daar een rol in, academici, media, maar ook bedrijven. Tot nu toe werden vooral politici en media onderzocht als makelaars van de angst. Maar bedrijven hebben hier ook een rol in.’

Hoe doen ze dat? Door rapporten te schrijven?

Hoijtink: ‘Ja, ze hebben rapporten, brochures, white papers, maar ook de onderzoeksprojecten die ze aandragen. Er zijn allerlei bijeenkomsten, panels, stakeholderworkshops, beurzen, de Group of Personalities. Als je daar naartoe gaat, dan denk je dat wij in oorlog zijn. Dat valt zeker te betwisten. Maar belangrijk is ook de rol die de Europese Commissie speelt. Bedrijven schrijven ook in opdracht van de Commissie rapporten.’

Marijn Hoijtink
Marijn Hoijtink© Dieter Telemans

Vindt u de Commissie en de bedrijven dus twee handen op één buik?

Hoijtink: ‘Nou, ze hebben ook wel hun strubbelingen hoor. De Commissie zegt vaak dat bedrijven alleen maar technologie willen verkopen en winst willen maken. De bedrijven vinden dan weer dat de Commissie te log en te langzaam is. Maar ze hebben elkaar wel gevonden in het bevorderen van de veiligheidsmarkt. Er is daaromheen wel een belangrijk netwerk ontstaan op Europees niveau.’

Wie zit er in dat netwerk?

Hoijtink: ‘De grote wapenfabrikanten die in Brussel een lobby hebben. Een bedrijf als Smiths Detection bijvoorbeeld, of Thales, Finmeccanica. Maar ook andere lobbygroepen, zoals de EOS en ASD. Maar je hebt inmiddels ook al clubs van academici die meepraten.’

Dat dat netwerk bestaat is niet problematisch, maar we moeten ons bewust zijn van die ontwikkeling, is dat jouw boodschap?

Hoijtink: ‘Ja, ik denk dat we in Brussel meerdere van dat soort groepen hebben.’

Farma, klimaat…

Hoijtink: ‘Precies. Maar interessant vind ik dat dit een vrij recente groep is en we politieke vragen niet uit de weg moeten gaan. Het is niet zo dat we automatisch steeds meer investeringen moeten doen omdat we ons onveiliger voelen. Nee. Het is nog steeds een politieke vraag hoever we daarin willen gaan. En in hoeverre we niet in andere oplossingen willen investeren.’

Dit interview kadert in het onderzoek Security For Sale, dat tot stand kwam met de steun van Journalismfund.eu. Lees hier alle artikels van Knack.

Partner Content