Irina De Knop

‘Hoe Bart De Wever de corebusiness van N-VA in de markt blijft zetten’

Irina De Knop Kamerlid Open VLD

In deze bijdrage voor het Schaduwparlement pleit Irina De Knop voor de bevordering van de sociale mobiliteit en het creëren van kansen in plaats van koortsachtige strijd te voeren tegen alle mogelijke vormen van discriminatie.

Het nieuws van de week was toch wel weer de uitspraken van de heer B. DW uit Antwerpen. Deze keer was het omdat hij langs zijn neus weg even zei dat de Marokkaanse, en meer specifiek de Berberse gemeenschap in Antwerpen, de discriminatie en het racisme waarmee ze zich geconfronteerd weten, vooral aan zichzelf te danken heeft. Althans daar komt het voor mij op neer als je zegt dat het in die groep bijzonder moeilijk is om ‘sociale mobiliteit’ te creëren.

Uitgekiende mediastrategie

Hoe je het ook draait of keert, hij heeft in zijn interview duidelijk een groep benoemd om die dan globaal te veroordelen. Dat kan mijnheer B. DW precies wel goed, mensen veroordelen. Wat me telkens opnieuw verrast in zijn interviews is dat hij er dan achteraf heel verwonderd over is, dat zijn uitspraken zoveel commotie veroorzaken. Ik ben er echter van overtuigd dat zijn zorgvuldig geplaatste uitspraken in een grondig voorbereid interview deel uitmaken van een zeer bewuste en uitgekiende mediastrategie, om vooral de N-VA en de corebusiness van de partij, en het handelsmerk B. DW, in de markt te blijven zetten. En om even de aandacht af te leiden van het feit dat vooral zijn eigen N-VA-ministers vanuit hun eigen bevoegdheden verantwoordelijk zijn voor de aanpak van radicalisering, racisme, migratie en inburgering. Theo Vrancken op asiel en migratie federaal, Jan Jambon op Binnenlandse zaken, Liesbeth Homans op inburgering en gelijke kansen. Ik hoor graag hun gezamenlijk plan van aanpak, in plaats van de losse flodders, af en toe in de media.

Hoe Bart De Wever de corebusiness van N-VA in de markt blijft zetten

“Maar B. DW heeft het toch maar weer eens goed gezegd en de vinger op de wonde gelegd”, hoor ik menige kiezers nu denken.

Naast het feit dat deze uitspraken ongetwijfeld mensen kwetsen, want je kan nooit een zo moeilijk en complex probleem als racisme, radicalisering en discriminatie verklaren vanuit een bepaalde etniciteit, lijkt het mij vooral prioritair om een aanpak te ontwikkelen die werkt, en die er eindelijk wel in slaagt om mensen, van welke afkomst dan ook, op te nemen in de samenleving en deze mensen anderzijds ook te plaatsen tegenover hun verantwoordelijkheden in onze Vlaamse samenleving.

Persoonlijk zou ik vanuit de overheid dus veel meer de nadruk leggen op de aanpak en de bevordering van de sociale mobiliteit, het creëren van kansen dus, in plaats van een koortsachtige strijd te voeren tegen alle mogelijke vormen van discriminatie.

‘Een van ons’

Ervoor zorgen dat mensen die zich vandaag gediscrimineerd voelen dus, zich kunnen opwerken in onze maatschappij. Zo zit onze Vlaamse maatschappij nu eenmaal in elkaar, als iemand voor zichzelf kan zorgen en financieel onafhankelijk functioneert, zijn belastingen kan betalen, en ook nog een mondje Nederlands kan, dan is het pas echt “eene van ons”.

Ik was het dan ook volledig eens met Mohamed Takhim, de succesvolle CEO van EcoPhos, als hij stelt dat onderwijs en ondernemerschap de beste manier zijn voor integratie. (De Tijd, 27 maart)

In ieder geval noemt hij daar twee cruciale elementen. Onderwijs is inderdaad de motor voor de sociale mobiliteit. Daar zijn inmiddels genoeg bewijzen voor geleverd, en vanaf de jaren ’50 is de democratisering in ons onderwijs zodanig doorgezet, dat in bijna alle lagen van de bevolking, kinderen konden verder studeren en zo een betere positie voor zichzelf in de maatschappij bekomen dan hun ouders of grootouders. Vandaag is het echter tijd voor een tweede democratiseringsgolf, waarbij meer jongeren van allochtone afkomst, de weg kunnen vinden naar het hoger onderwijs.

We merken echter vandaag, dat de ongelijkheid in het onderwijs opnieuw groeit. Talrijke wetenschappelijke studies tonen aan dat het verschil tussen de beste en de slechtste leerling van de klas steeds groter wordt. Dat vraagt om een gerichte en kordate aanpak. In die zin vind ik het bijna misdadig dat de goede weg die was ingeslagen, om meer leerkrachten in de scholen vrij te maken voor extra taalondersteuning en begeleiding op maat, weer is terug geschroefd. Of die taalondersteuning collectief (in klasverband) of individueel wordt gegeven, is voor mij in die discussie bijzaak. De enige goede keuze voor alle mensen die er vandaag zijn, migrant of Belg van de eerste, tweede of derde generatie, is alles op alles te zetten om deze burgers volwaardig mee te nemen in onze samenleving.

Godsdienstonderwijs op school grondwettelijk verankerd

Uiteraard zijn ook andere maatregelen nodig om dit mogelijk te maken. De budgettaire context speelt ook mee. Daarom zou ik resoluut opteren om het godsdienstonderwijs op school, vandaag grondwettelijk verankerd, te herzien. Is het nog van deze tijd om alle mogelijke religies op school aan te bieden. Dit systeem is niet alleen bijzonder duur, bovendien is het ook in tegenstelling met wat we op het vlak van integratie, beogen. Het leidt tot meer verdeeldheid en onderscheid tussen leerlingen in plaats van tot verbondenheid. Het voorstel van Prof P. Loobuyck, om een vak levensbeschouwing in te brengen is geweldig. Is daarvoor een grondwetsherziening nodig, leg het dan “in godsnaam” op de regeringstafel.

Voor mij zou het verplicht moeten zijn om vanaf de tweede kleuterklas (4 jaar) naar school te gaan.

Andere belangrijke maatregel in het onderwijs is om de leeftijd waarop we verplicht naar school moeten, te verlagen. Een belangrijke groep kleuters, vaak van ouders die anderstalig zijn en in armoede leven, blijven te lang weg van de schoolbanken, waardoor de algemene ontwikkeling en de taal van de kinderen een belangrijke achterstand oplopen, die achteraf moeilijk is in te halen. Voor mij zou het verplicht moeten zijn om vanaf de tweede kleuterklas (4 jaar) naar school te gaan. In Vlaanderen is er pas leerplicht op 6 jaar, waarbij één jaar kleuterklas min of meer verplicht is via de toegangsvoorwaarden. Ook en vooral in de kleuterklas moet er dan sterker ingezet worden op de taalverwerving van de kinderen. Om dit dan weer goed te kunnen, moet de aanpak van taalachterstand en het aanbrengen van taalverwerving een belangrijk onderdeel zijn van de lerarenopleiding. Dat is vandaag onvoldoende dwingend.

Een beetje discipline hoort erbij

Ik heb hierboven maar enkele elementen genoemd van wat deel zou moeten uitmaken van een beleidsinstrumentarium om de sociale mobiliteit, de integratie en de aanpak van racisme, te bevorderen. Zoiets moet echter gebeuren in alle beleidsdomeinen. Als je voldoende investeert in sociale mobiliteit en het scheppen van kansen, is het volgens mij ook legitiem om mensen later ook te wijzen op hun verantwoordelijkheden. Zo zou ik een stuk verder gaan in het voorstel rond de gemeenschapsdienst. Voor mij zou dit niet vrijwillig moeten zijn voor jongeren die bijvoorbeeld de school verlaten zonder een diploma, of voor jongeren die hardnekkig spijbelen en/of vroeg reeds een herhaaldelijk delinquent gedrag vertonen. Jongeren die thuis, om één of andere reden, onvoldoende sturing krijgen, moeten die krijgen van de maatschappij. Een beetje discipline hoort daar absoluut bij.

Ik kijk uit naar een krachtdadig, ambitieus en coherent voorstel van de verschillende regeringen, en in de eerste van de ministers die bevoegd zijn in de domeinen hierboven genoemd. Alleen vrees ik dat het antwoord complexer, subtieler en veelzijdiger zal zijn en voor De Wever moeilijker te vatten in enkele simpele slogans voor ingewikkelde maatschappelijke uitdagingen.

Partner Content