Vrije Tribune
‘Hilde Crevits blijft blind voor echte problemen van ons educatief systeem’
‘Verschillende aspecten van het voorakkoord voor een nieuwe CAO in het onderwijs zijn moeilijk uitvoerbaar in de realiteit’, schrijft Stijn Van Hamme.
Recent kondigde Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits een voorakkoord aan omtrent een nieuwe CAO in het onderwijs. Een voorakkoord dat op het eerste zicht een pak pijnpunten wegwerkt. Zo komt er een betere aanvangsbegeleiding voor startende leerkrachten, wordt het probleem van de werkonzekerheid aangepakt, is er zicht op het sneller verwerven van een doorlopende aanstelling en benoeming en wordt er ingezet op professionalisering. Als kers op de taart is er nog een loonsverhoging voor de leerkrachten. Wie kan daar iets op tegen hebben?
Wanneer men echter de tekst van het voorakkoord grondig naleest, lijken er toch verschillende aspecten moeilijk uitvoerbaar in de realiteit.
Hilde Crevits blijft blind voor echte problemen van ons educatief systeem
Het begint al bij de betere aanvangsbegeleiding voor startende leerkrachten. Deze wordt geheel terecht omschreven als een recht en een plicht: het recht om als startende leerkracht feedback te krijgen omtrent het eigen functioneren en de plicht van de school om in te zetten op professionalisering. Eigenlijk is dit een terugkeer van de mentoruren die in 2006 door de Vlaamse regering werden ingevoerd en vier jaar later door dezelfde regering opnieuw werden afgeschaft. Tweede keer goede keer, denkt men waarschijnlijk?
Een bijkomende vraag die zich hierbij opdringt is wie er controle zal uitoefenen op de concrete invulling van deze begeleiding. Veel scholen hebben immers vandaag al een vorm van aanvangsbegeleiding voor starters waarbij ze een meter en/of peter toegewezen krijgen die hen met raad en daad bijstaat. Bijkomend volgt ook dikwijls een directielid van nabij het nieuwe personeelslid op. Althans in theorie. De praktijk leert dat in bepaalde scholen (niet in allemaal voor alle duidelijkheid) deze begeleiding soms beperkt blijft tot de boodschap ‘Hier is het lesrooster, dat zijn de sleutels en daar is de deur’.
Zelf had ik reeds een soortgelijke ervaring. Toen ik enkele jaren geleden de zoveelste school binnenkwam als interimaris vertelde de adjunct-directrice dat ze mij zou opvolgen. Aan het eind van het eerste semester (ruim twee maand na mijn intrede) sprak ze me in de leraarskamer aan met de woorden “Ah, Stijn. Ik heb je verwaarloosd dit semester. Ik weet het”. Daarop verdween ze weer richting haar bureau. Als aanvangsbegeleiding kon dat dus tellen! Een oud-collega vertelde dan weer dat hij werd geëvalueerd op basis van een individuele functiebeschrijving die hij nooit ontvangen had. De directie evalueerde hem dus volgens criteria die hij zelf niet kende en die niet objectief te controleren vielen! Nu de overheid extra budget voorziet voor deze begeleiding moet er ten allen koste vermeden worden dat deze middelen verkwist worden aan nieuwe bloempotfuncties of aan systemen die niet (optimaal) functioneren. Het budget moet terecht komen waar het nodig is: bij iedere nieuwe leerkracht (starter of niet) binnen de school.
Heropstart van de vervangingspool
Op vlak van het verkleinen van de werkonzekerheid springt de invoering van de zogeheten lerarenplatforms in het oog. Deze maatregel wil niet-benoemden een job van een volledig schooljaar binnen eenzelfde scholengemeenschap bieden. Op deze manier wil de overheid duidelijk het rondzwerven van school naar school afgewisseld met periodes van werkloosheid aanpakken. Dit voorstel valt enkel toe te juichen. Iedere maatregel die de gigantische werkonzekerheid kan verminderen, is een goede beslissing. De vraag is echter of deze praktisch realiseerbaar is. Dit is immers een heropstart van de vervangingspool. Deze werd indertijd (in 2005) door de Vlaamse regering afgeschaft met goedkeuring van de sociale partners en de onderwijskoepels wegens te duur en niet efficiënt. Tweede keer goede keer, denkt men waarschijnlijk nogmaals?
Een praktische bedenking hierbij is echter of dit het probleem niet gewoon verschuift. Wanneer men leerkrachten één jaar lang werkzekerheid biedt maar hen het daaropvolgende schooljaar niet meer in dienst houdt, zijn ze opnieuw gedoemd om als halve nomaden rond te zwerven. Als dit probleem echter wordt weggewerkt, vormen de lerarenplatforms een krachtig instrument om een nijpend probleem in ons educatief systeem weg te werken. Men zou dit kunnen oplossen door de lerarenplatforms te koppelen aan een voorrangsregeling waarbij leerkrachten automatisch voorrang krijgen bij vrije opdrachten binnen de desbetreffende scholengemeenschap in het jaar volgend op hun deelname aan het lerarenplatform.
Ten derde is er sprake van het sneller verwerven van een aanstelling van doorlopende duur (TADD) en vaste benoeming. De aanstelling van dooropende duur zou voortaan al na twee schooljaren binnen dezelfde scholengemeenschap (580 dagen dienstanciënniteit waarvan ten minste 400 dagen effectief gepresteerd) in plaats van de huidige drie schooljaren. Dit voorstel gaat echter voorbij aan de realiteit in het werkveld. Verhalen van leerkrachten die aan de vooravond van het behalen van de aanstelling van doorlopende duur staan en plots geen werk meer krijgen in een bepaalde scholengemeenschap, liggen voor het rapen.
In vele scholengemeenschappen (opnieuw, niet overal voor alle duidelijkheid) geldt nog steeds dat mensen met een lange arm de rest vlot voorbij steken. Zo is het perfect mogelijk dat een leerkracht gedurende twee schooljaren zonder problemen een lesopdracht uitvoert om dan doodleuk te horen dat er geen plaats meer is en de nochtans beschikbare job ziet ingenomen worden door een ‘bevoorrecht’ kandidaat.
Dit met veel getrompetter aangekondigde voorakkoord ligt volkomen in de lijn van het onderwijsbeleid tijdens de huidige legislatuur: veel geblaat maar weinig wol.
Vaak komt er dan nog een lijvig negatief verslag bovenop met klachten waarvan de voorbije twee jaren nooit gehoord heeft. Of erger nog: de bewuste school/scholengemeenschap reageert zelfs helemaal niet meer. Hierdoor blijven leerkrachten gebroken achter en verlaten een pak getalenteerde mensen ten onrechte het onderwijs. Het valt dan ook ten zeerste te betreuren dat aan deze problematiek, die ik persoonlijk beschouw als een van de hoofdredenen waarom zo veel leerkrachten hun job opgeven, niets gedaan wordt.
Tot slot is er nog de kers op de taart: de loonsverhoging. Uiteraard vindt men een loonsverhoging steeds te laag. Dat is nu eenmaal een realiteit. Het voorstel uit het voorakkoord is echter helemaal te gek voor woorden. Er is namelijk sprake van een loonsverhoging van 0,3% in 2018 en van 1,1% in 2021. Concreet spreekt men dus over een goede 60 euro opslag op jaarbasis in 2018. Met deze kruimels kunnen de leerkrachten zich misschien enkele nieuwe rode balpennen kopen of de doktersvisite betalen wanneer ze bezwijken onder de steeds toenemende werkdruk waaraan helemaal niets gedaan wordt. Dit budget had men veel beter besteed aan nuttige zaken zoals het opsplitsen van de steeds groter wordende klassen (op deze manier creëert men bovendien extra werkgelegenheid), bijkomende ondersteuning nodig door de invoering van het M-decreet,…
Dit met veel getrompetter aangekondigde voorakkoord ligt volkomen in de lijn van het onderwijsbeleid tijdens de huidige legislatuur: veel geblaat maar weinig wol. Het kan dan ook enkel gecatalogeerd worden als electorale trofee. Het gaat immers voorbij aan en blijft volkomen blind en doof voor de echte problemen van ons educatief systeem. Waar er dan toch terechte ingrepen voorzien worden, blijven deze evenwel beperkt tot goedklinkende slogans zonder concrete invulling. De intentie is ongetwijfeld goed, maar is de weg naar de Hel niet geplaveid met goede intenties?
Stijn Van Hamme is lesgever Frans aan de UGent, en werkt als praktijkassistent binnen de opleiding Bestuurskunde en Publiek Management. Hij gaf ook verschillende jaren Frans in het secundair onderwijs en is politiek actief bij Vlaams Belang.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier