Ewald Pironet

‘Het sociaal overlegmodel lijkt op sterven na dood’

Ewald Pironet Senior writer

De vakbonden en de werkgeversorganisaties slagen er niet meer in om akkoorden te sluiten. Ons sociaal overlegmodel werkt niet meer, zeker niet nu er nog nauwelijks iets te verdelen valt.

Ons zo geroemde sociaal overlegmodel staat op het punt ten onder te gaan, nu de vakbonden niet meer met de werkgevers willen praten over een loonakkoord. Daarover wordt om de twee jaar onderhandeld en het zou een van de hoogtepunten van het sociaal overleg moeten zijn. Dat ‘interprofessioneel overleg’ gaat over hoeveel de lonen mogen stijgen boven op de index, want België is een van de weinige landen waar wettelijk is vastgelegd dat de lonen automatisch mee evolueren met de stijging van de levensduurte. Als de vakbonden en werkgevers geen akkoord bereiken over de extra stijging, is het vroeg of laat aan de regering om de knoop door te hakken. Daar sturen de vakbonden nu op aan, want twee regeringspartijen, de socialisten en de groenen, ondersteunen openlijk de staking van afgelopen maandag voor een hogere loonsverhoging. Het sociaal overleg is verworden tot een non-overleg.

Het sociaal overlegmodel lijkt op sterven na dood.

Tegelijkertijd wordt een probleem waarover de regeringspartijen geen consensus vinden steeds vaker naar de sociale partners gedraineerd, die er vervolgens ook niet uit raken, waarna het dossier een stille dood sterft. Zo ging het bijvoorbeeld met de lijst van de zware beroepen. In 2014 kondigde de regering-Michel aan dat de pensioenleeftijd tot 67 jaar zou worden opgetrokken, maar er zou een lijst met zware beroepen komen, die toch eerder met pensioen mochten. Zelf kwamen de regeringspartijen daar niet uit, dus werd aan de sociale partners gevraagd om de lijst op te stellen. Ook zij slaagden daar niet in. Gevolg? Zeven jaar na de aankondiging bestaat er nog altijd geen lijst van zware beroepen. Het sociaal overlegmodel wordt zo oneigenlijk gebruikt als vergeetput.

Ons lang geprezen interprofessioneel overleg kwam na de Tweede Wereldoorlog goed op gang en verdeelde de opbrengsten van de economische groei, zeker na the golden sixties. Het ging toen niet alleen over meer loon, maar ook over meer vakantie en vakantiegeld, hogere kinderbijslag, kortere werktijden enzovoort. Maar na de tweede oliecrisis in 1979 braken er moeilijke economische tijden aan en viel er steeds minder te verdelen. De vakbonden en werkgevers bereikten alleen nog maar akkoorden als die met centen ‘gesmeerd’ werden door de overheid. Niet de economische vooruitgang, maar de belastingbetaler werd steeds vaker de financier van de sociale akkoorden. Aangezien onze overheid de schulden opstapelde, zou je ook kunnen stellen dat de sociale akkoorden gefinancierd werden met geleend geld.

De sociale onderhandelingen gaan steeds meer over een fictie.

Ons sociaal overlegmodel kreeg de voorbije decennia te maken met vele uitdagingen, zoals politoloog Carl Devos en enkele medeauteurs tien jaar geleden al noteerden in hun boek De toekomst van het sociaal overleg. Denk bijvoorbeeld aan de globalisering en Europeanisering van onze economie, maar ook aan de individualisering, flexibilisering en juridisering van de arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Sinds de invoering van de euro in 1999 en de strikte Europese begrotingsregels werd het niet alleen voor onze regeringen maar ook voor de werkgevers en vakbonden steeds moeilijker om nog eigen accenten te leggen. Ook het sociaal overleg werd steeds meer in een Europees keurslijf gedwongen.

Maar het grootste probleem voor het sociaal overleg is dat er steeds minder te verdelen valt. Al jaren slabakt onze productiviteit, onze economische groei ligt lager dan in onze buurlanden, onze begrotingstekorten en overheidsschulden zijn dan weer hoger. België ging ook dieper gebukt onder de coronacrisis dan zijn buurlanden Nederland, Duitsland en Frankrijk. De Europese Centrale Bank berekende vorige week dat we achterop zullen hinken in het economisch herstel, zodra de coronacrisis is uitgewoed. En belangrijk: dat komt niet zozeer door de pandemie, want ook zonder coronacrisis zouden we het slechter hebben gedaan, onder meer door de stijgende vergrijzingskosten. Het zorgt ervoor dat de sociale onderhandelingen steeds meer over een fictie gaan.

Het sociaal overlegmodel bestond in vele Europese landen, maar is de voorbije decennia overal afgebrokkeld, behalve in ons land. Ook bij ons lijkt het nu op sterven na dood. De sociale partners doen alsof er geen eurozone bestaat, er komen alleen akkoorden als de overheid met geld over de brug komt en steeds vaker blijkt dat ze er geen zin meer in hebben om nog echt van gedachten te wisselen. Maar de allerbelangrijkste reden waarom er van de sociale onderhandelingen steeds minder terechtkomt, blijft toch: er valt nog nauwelijks iets te verdelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content