Jan Nolf
Het proces Jonathan Jacob wordt het proces van de Belgische Staat
‘Waarin Jean Lambrecks, vader van Eefje, niet slaagde, zal wellicht de vader van Jonathan Jacob wel lukken: de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat aantonen.’ Jan Nolf maakt het proces op van het proces Jonathan Jacob, die door een brute politieinterventie het leven liet.
Vandaag wordt beslist over de procedureregeling (wie wordt er vervolgd en waarvoor) in de zaak Jonathan Jacob. Ere-vrederechter en justitiewatcher Jan Nolf maakt voor Knack.be in 6 fases het proces op van deze spraakmakende zaak.
Waarin Jean Lambrecks, vader van Eefje, niet slaagde, zal wellicht de vader van Jonathan Jacob wel lukken: de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat aantonen. In zijn geval voor de fouten van politie en justitie omtrent de hallucinante dood van zijn 26-jarige zoon, die op 6 januari 2010 in een cel van de Mortselse politie tijdens een interventie van de ‘bottinekes‘ – het Bijzonder Bijstandsteam (BBT) – overleed.
Op zich is dat maar plan B, want zo’n procedure in schadevergoeding is een burgerlijke procedure. Plan A loopt met jaren vertraging in dezelfde richting, want steeds meer (on-)verantwoordelijkheden worden eindelijk strafrechtelijk onderzocht.
In zijn afscheidsinterviews begin dit jaar wou (ex-)procureur-generaal Yves Liégeois steeds maar geruststellen dat ook zonder de Panorama-reportage de juiste vragen gesteld zouden zijn in het lopend en deels heropend onderzoek. Dàt is op zichzelf maar de vraag. Liégeois – die zeer tegen zijn zin vanwege de Liga voor Mensenrechten de twijfelachtige Big Brother Award toegewezen kreeg in verband met het voorstel van DNA-afname van baby’s – werd steeds discreter na zijn memorabele persconferentie over de rol van procureur Herman Dams in het dossier Jacob.
In de aanpak van Jonathan Jacob als patiënt, en het navolgend strafonderzoek is zowat alles misgelopen wat kon mislopen.
Fase 1: van straat geplukt
De énige uitzondering daarop is wellicht de allereerste fase, waarin attente politiemensen de verwarde jongeman op die vrieskoude ochtend terecht van straat plukten.
Fase 2: de beslissing tot dringende collocatie
Daarna is het al wat gissen naar de derde voorwaarde voor een beslissing tot dringende collocatie: het moet niet alleen om een geestesziek persoon gaan, die daarenboven een gevaartoestand is. Voor gedwongen opsluiting moet ook ieder alternatief uitgesloten zijn. Vader Jacob lijkt wel de enige in heel het dossier om te erkennen – en dat siert hem – dat hij daar misschien iets meer had kunnen doen: niet gewoon akte nemen van de intenties van het parket om de collocatie op te starten, maar zelf ter plaatse gaan.
Maar hij had er vertrouwen in dat zijn zoon ‘in goede handen was’, en wie is een ouder dan om de professionals – politiemensen, een dokter en een magistraat – tegen te spreken.
Wanneer collocatie in de ‘gewone procedure’ beslist wordt door de vrederechter, gaat die zélf ter plaatse om de geesteszieke en zijn familie te spreken. In de ‘dringende procedure’ – waar de substituut van dienst het voorlopig bevel tot gedwongen opname geeft – wordt dat herleid tot wat telefoontjes met de politie en een fax naar de instelling. Dat in de dringende collocatie vaak alternatieven onbesproken blijven, blijkt alvast deels uit dit cijfer: meer dan 4 op 10 dringende collocaties worden naderhand (binnen de 10 dagen) door de vrederechter niet bevestigd.
Fase 3: het (eerste) pingpongspel
De derde fase van het drama Jacob is het mensonterend pingpongspel met de – niet verwonderlijk – steeds nerveuzere jongeman die twee keer vruchteloos in de nochtans daarvoor specifiek erkende afdeling van het psychiatrisch ziekenhuis van de Broeders Alexianen in Kontich aangeboden wordt.
Twee keer keert de politie met hem onverrichterzake terug, niettegenstaande die weigering formeel strijdig is met de wettelijke verplichting tot opname – een fundamenteel principe sinds de wetswijziging van 26 juni 1990, dat nog eens herhaald werd in het uitvoeringsbesluit van 18 juli 1991 (art.2).
Het is niet begrijpelijk dat de substituut in de telefonische contacten die zij blijkbaar zowel met de psychiater als de directeur van de instelling had, niet sterker op haar strepen is gaan staan. Als dat daarenboven in de context gesteld zou worden van een beslissing om de jongeman ‘plat te spuiten’ is de rolverwarring helemaal compleet, want dan negeert een medicus een juridisch bevel, en zou een jurist een medische ’tussenoplossing’ bevelen om de uitvoering van het bevel tot gedwongen opname mogelijk te maken.
De betrokken substituut K.D.L. had in die situatie normaliter kunnen terugvallen op advies en ervaring van de specialiste binnen het parket: de referentiemagistraat inzake collocatie. Die was naar verluidt thuis aan het werk – maar bleek niet telefonisch bereikbaar. Mevrouw M.C was in die periode ook lid van (de benoemingscommissie van) de Hoge Raad voor de Justitie en misschien had zij andere katten te geselen.
Dat met meer gedegen bijstand binnen de specialistische parketstructuur tijdens die steeds kritischer aanslepende uren meer adequate beslissingen genomen hadden kunnen worden, is niet alleen speculatie. Een referentiemagistraat heeft meer juridische bagage op dit specifieke vakgebied, is bekend met het provinciaal overlegplatform inzake collocatie, met de medische wereld en medische ‘repeat players‘: zij had dus kunnen steunen op die vertrouwensrelatie en de overtuigingskracht die daar bij hoort.
Fase 4: de ‘bottinnekes‘
De vierde fase is die van de inzet van de ‘bottinnekes’, die enkel verklaard kan worden binnen het kader van een bevel tot ‘platspuiten’ van de jongeman. De opnieuw door het parket gevorderde dokter-generalist die het spuitje uiteindelijk toediende (op het lijk) had zich volgens bronnen al voorheen aangeboden op het politiebureau, maar was het weer afgestapt om pas terug te keren na de komst van de het Bijzonder Bijstandsteam.
Ook in die fase zijn geen alternatieven overwogen, al was het maar eenvoudig geduld. Ook niet door de dokter.
Fase 5: Het strafonderzoek verruimd
In december 2013 nam de Antwerpse Kamer van Inbeschuldingstelling geen genoegen met het voorgelegde strafdossier en werd ruimer onderzoek aangekaart dan enkel omtrent de rol van één lid van het BBT, en de psychiater evenals de directeur van de instelling (wat die beiden betreft, op basis van schuldig verzuim).
Ondertussen vraagt het Antwerpse parket-generaal – in een recente ommezwaai die kan tellen – de vervolging van alle leden van het BBT evenals de commissaris van de lokale politiezone die het BBT opriep.
Fase 6: En de rol van de parketmagistraten: het bis-dossier
Over de rol van parketmagistraten besliste ondertussen toenmalig procureur-generaal Yves Liégeois zelf.
Binnen het kader van de daarvoor speciale procedure van ‘voorrecht van rechtsmacht’ beschikt immers de procureur-generaal over de bevoegdheid die in gewone dossiers aan de raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling toekomt. Daarvoor wordt op het niveau van het hof van Beroep wel een raadsheer-onderzoeksrechter aangesteld, maar diens verslag leidt niet tot een beslissing. De beslissing tot vervolging (of niet) ligt in dat geval enkel in de handen van de hiërarchisch meerdere van de betrokken substituten: in dat geval Yves Liégeois.
Omdat de essentiële garanties van onpartijdigheid in dergelijk uitzonderingsregime zoek zijn, was de hervorming van dat systeem één van de 10 prioriteiten voor de hervorming van justitie, voorgesteld door uw #justitiewatcher.
In het dossier Jacob liet procureur-generaal Liégeois zich weliswaar ‘bijstaan’ door een parketmagistraat uit Gent en een uit Brussel, maar die ‘delegatie’ werd in het Belgisch Staatsblad nooit gepubliceerd. Als – unieke – afwijking van het systeem van voorrecht van rechtsmacht biedt dergelijke ’troika’ bij gebreke van transparantie ook geen garanties, en onderlijnt dat de interne moeilijkheden van het parket en parket-generaal enkel nog meer.
Overigens werd dat hele onderzoek blijkbaar vooral technisch gevoerd: een soort bis-dossier omtrent eventuele schriftvervalsing van de ondertussen – ook – bevorderde substituut K.D.L. binnen het kader van haar schriftelijke verklaringen in het strafdossier. Hoogstens onrechtstreeks leidt dat tot vragen naar de rol van diverse parketmagistraten bij de beslissingen omtrent het lot van Jonathan Jacob.
Fase 7: Pingpong, opnieuw
Of de Kamer van Inbeschuldigingstelling de knoop doorhakt over wie en waarvoor te vervolgen is voor de dood van Jonathan Jacob deze donderdag is allerminst zeker.
Dat de betrokken politiemannen voor de uitvoering van hun opdracht aan hogere verantwoordelijkheden stroomopwaarts denken, is dat wel. Na het pingpongspel omtrent een levende Jonathan Jacob wordt dit proces alleszins een pingpongspel omtrent de verantwoordelijkheid voor zijn dood.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier