Ignace Demaerel
Het offer van Abraham, één van de meest controversiële Bijbelverhalen: twee tegenovergestelde lezingen
Abraham is een man uit de wereldliteratuur die tot de verbeelding blijft spreken. Hij is één van de oerfiguren van onze cultuur, niet meer weg te denken uit onze beschaving.
Abraham is een man uit de wereldliteratuur die tot de verbeelding blijft spreken. Hij is één van de oerfiguren van onze cultuur, niet meer weg te denken uit onze beschaving.
Hij is dé gemeenschappelijke voorvader van jodendom, christendom en islam. Je kan gerust stellen dat de helft van de wereldbevolking hem als een tijdloos rolmodel ziet. ‘Abraham’ is een begrip geworden in onze taal doorheen verschillende uitdrukkingen en zegswijzen. Je ziet hem terugkomen in de literatuur, de schilderkunst, de muziek, de beeldhouwkunst… Deze eenvoudige Aramese veehouder heeft een erfenis nagelaten die hij zelf nooit voor mogelijk had gehouden.
Zijn eigenlijke ‘leven’ begon toen hij een stem uit de hemel hoorde vanwege een God wiens naam hij niet kende, en op weg moest gaan naar een land waarvan die geheimzinnige God ook de naam niet zei (Genesis, hoofdstuk 12). Maar het toppunt van alle Abraham-verhalen is dat waar hij zijn zoon moet offeren voor diezelfde God. Rembrandt, Titiaan, Caravaggio, Teniers, en tientallen anderen hebben hem afgebeeld in die vreselijke tweestrijd waarbij hij het mes opheft om zijn enige zoon te doden. Voor de één het toppunt van geloof en gehoorzaamheid, voor de ander het toppunt van irrationaliteit en absurditeit. Voor menig atheïst is dit verhaal reden genoeg om te zeggen: ‘In zulke God weiger ik resoluut te geloven! Ik wil met godsdienst niets meer te maken hebben!’
Het is inderdaad een verhaal dat de meest tegenstrijdige gedachten en gevoelens kan oproepen. Het is een verhaal ‘op het scherp van de snede’: hier scheiden zich de geesten: je bent vóór of radicaal tégen, hier kan je niet neutraal blijven. Hoe je hierop reageert, zegt eigenlijk heel veel over jezelf, je eigen houding in het leven en je visie op God. Laten we het eens ontleden en de twee tegenstrijdige interpretaties onder het licht houden.
Om de dramatische diepgang van dit verhaal ten volle te beseffen, moeten we de aanloop even schetsen. Abraham was al 75 jaar toen hij uit het Ur der Chaldeeën (het huidige Irak) vertrok, en hij en zijn mooie vrouw Sara waren kinderloos. Kinderloosheid in die tijd werd vaak gezien als een straf van de goden, bracht veel onzekerheid mee (‘wie zorgt voor mij op mijn oude dag?’) en vooral veel stil verdriet. Sara moet er kapot van geweest zijn. Maar toen dan die onbekende God Abraham de opdracht gaf om alles achter te laten en op weg te gaan naar het onbekende, volgde daarop een driedubbele belofte: God zou hem tot een groot volk maken, een land geven, hem zegenen en tot een zegen voor de hele aarde maken. Vooral dat eerste zal Abraham erg geïnteresseerd hebben: een volk worden betekende immers ook kinderen krijgen. Dus, erg gelokt door deze belofte, vertrok hij, met knikkende knieën. Gezien hij al 75+ was, verwachtte hij dat die zoon al heel snel moest komen, maar een jaar ging voorbij, en nog één en nog één… We slaan snel enkele verhalen over, want uiteindelijk duurde het 25 jaar vooraleer de beloofde zoon geboren werd. Slechts zeer weinigen onder ons kunnen de pijnlijke verzuchtingen van zulk langgerekt wachten aanvoelen. Elk jaar moet een eeuwigheid geleken hebben, en de gedachte ‘Was dit allemaal geen inbeelding?’ zal nooit ver geweest zijn. En dan staat er nog uitdrukkelijk bij dat Sara op zeker ogenblik voorbij haar menopauze was: het lijkt wel alsof God extra lang wachtte om het nóg onmogelijker te maken dan het al was. Maar toen gebeurde dit onvoorstelbare toch: de 100-jarige Abraham en 90-jarige Sara kregen hun wondertje. Precies daarom moet de geboorte ook een onvergelijkbare vreugde-explosie geweest zijn – de kleine boreling wordt dan ook ‘Isaak’ genoemd, wat betekent ‘hij lacht’. 25 jaar langgerekt hopen werden eindelijk beloond. Isaak was zijn enige zoon uit Sara, degene van wie hij zielsveel hield: het eindeloze wachten zal de emotionele ‘waarde’ van dit kind eindeloos verhoogd hebben. Deze voorgeschiedenis maakt het verhaal van het offer enkel maar dramatischer.
Want toen klonk die intussen vertrouwde stem uit de hemel opnieuw: ‘Abraham, offer mij je enige, geliefde zoon’ (Genesis 22). Het moet voor Abraham een donderslag bij heldere hemel geweest zijn: dit kon hij op geen enkele manier rijmen of plaatsen. Deze opdracht was compleet tegengesteld aan alle vorige opdrachten en beloften van God. Als hij dit deed, zou hij al het vorige ongedaan maken: dan zou hij toch geen groot volk worden, dan was hij voor niets vertrokken uit zijn land, dan had hij voor niets 25 jaar gezworven als een vreemdeling, ontberingen geleden en gevaren doorstaan, maar vooral: dan werd zijn toekomst brutaal afgesneden, dan was zijn leven één grote mislukking, totaal zinloos. Abraham legde niet alleen zijn teergeliefde zoon op het altaar, maar minstens evenveel zichzelf, zijn leven, zijn toekomst, zijn reputatie, zijn huwelijk, zijn plannen en ambities: hij had evengoed zijn eigen hart kunnen uitrukken.
Hier komt de atheïstische lezing natuurlijk onvermijdelijk naar boven: ‘wat voor een God is dat!?’ En zelfs als het enkel een test is voor Abrahams geloof (wat Abraham natuurlijk niet weet), wat voor spelletje speelt Hij met de mens? Het lijkt wel een kat die haar wrede spelletje speelt met een muis. Eerst iets geven en het dan weer afpakken…? Zeker als het precies gaat om de enige teergeliefde zoon. Sadistisch lijkt dit wel. Zo bekeken, roept dit inderdaad ofwel veel vragen op (ook bij gelovigen!), ofwel veel revolte en afkeer. Heeft God wel het recht om zoiets te vragen? Om een mens zo op de proef te stellen? Is dit geen bewijs dat godsdienst irrationeel en gevaarlijk is?
Voor de volledigheid moeten we ook nog even toelichten dat kinder- en mensenoffers in de meeste van de toenmalige culturen gebruikelijk waren. Zelfs bij de Grieken, een cultuur die wij als verheven en beschaafd beschouwen, waren mensenoffers normaal en zelfs ‘nodig’. Maar zeker bij de Kanaänitische volken waren er meer van die barbaarse praktijken zoals kinderen door het vuur laten lopen voor de Moloch.
Maar we vertellen Abrahams verhaal nu eerst verder: het is merkwaardig dat de Bijbel hierbij niets vertelt over zijn ‘binnenkant’. Er staat gewoon dat hij de volgende dag vertrok met Isaak en enkele knechten naar de berg Moria, drie dagreizen ver. Geen discussie met God, geen onderhandelingen, geen protest, zelfs geen vraag om uitleg. Abraham ging op weg, en de stilte onderweg moet oorverdovend geweest zijn: met stomheid geslagen, de mond vol tanden, het hart verbrijzeld, de dood in de ziel… Er wordt zelfs niet verteld wat hij aan zijn vrouw gezegd moet hebben toen hij op weg ging. Misschien niets? Om haar te sparen?
En dan moest hij de berg beklimmen, een altaar bouwen, het hout erop schikken, zijn zoon vastbinden, het mes opheffen… Kan een mens ooit iets moeilijkers doen in zijn leven? Het blijft ons, als we ons hierin verdiepen, met verstomming slaan. Ook een gelovige heeft hier reuzengrote vragen bij: kan God dan echt álles vragen? Zou Hij dat ook bij mij kunnen doen? Heeft Hij dat recht?
Maar dan nu de joods-christelijke lezing, door de ogen van het geloof, d.w.z. van boven gezien. Waarom vroeg God dit bovenmenselijke van de man die Hij zelf ‘zijn vriend’ noemde? God had Abraham geroepen om de stamvader te zijn van een nieuw volk, een volk van geloof. Daarom moest hij, a.h.w. het fundament van dit volk, ook een man van geloof zijn: hij moest het geestelijke DNA doorgeven aan zijn nakomelingen en dat moest van superkwaliteit zijn. Als je een appartement bouwt met vele verdiepingen, moet het fundament des te sterker zijn. Daarom moest Abraham vele keren getest worden. De leerschool van het geloof kent vele graden en klassen, veel lessen en praktijkoefeningen, vele toetsen en examens. Je begint bij de kleuterschool en sommigen stromen door naar de univ. Maar de examens worden altijd veeleisender, vragen soms het uiterste van een student. Abraham had tot nu toe de meeste tests goed doorstaan (er zijn ook twee, drie verhalen waarin hij tijdelijk verflauwt en foute keuzes maakt). Maar uiteindelijk acht God hem rijp voor het doctoraatsexamen, de ‘final test’. Hoe onmenselijk zwaar dit ook voor Abraham moet geweest zijn, het is, van boven gezien, een hele eer dat hij hieraan mocht deelnemen: hij had de eerste tests goed doorlopen en was geselecteerd voor de finale! Het hele hemelrijk stond op de eerste rij in de tribune, meer gespannen dan voor het WK voetbal. Ze keken toe, supporterden dat Abraham maar niet zou falen. Hier hing uitermate véél van af, het hele plan van God met Israël, Jezus en de mensheid. Had God wel een plan B voor als dit mislukte?
Nee, we zien hier geen wrede God die absurde spelletjes speelt met mensen. We zien een God die véél gelóóf heeft in de mens. Het is waar, Hij spaart Abraham niet, maar hierin is Hij zoals een trainer die voor zich zijn allerbeste loper ziet: Hij ziet al een potentiële wereldkampioen in hem, en zal, schijnbaar meedogenloos, de lat steeds hoger leggen om er álles uit te halen. God laat Abraham de ultieme test afleggen, omdat Hij bijzonder van hem houdt en gelóóft dat hij het kan.
En uiteindelijk komt alles goed: God houdt Abrahams hand op het laatste nippertje tegen, hij krijgt Isaak terug, en het resultaat is vandaag dat de helft van de wereldbevolking Abraham als hun voorvader ziet! Wie doet hem dat na?
De christelijke lezing van het verhaal voegt er nog een hoofdstukje aan toe. Op het eerste zicht lijkt het dat deze God onmogelijke dingen vraagt van zijn mensen. Maar alles wat Hij van mensen vraagt (bijv. je vijand liefhebben), doet Hij zelf ook, en nog méér. Want heel dit verhaal is tegelijk een geestelijke allegorie/voorafbeelding van wat God later zelf zal doen in Jezus. Abraham mocht op het laatste nippertje zijn hand terugtrekken en behield zijn zoon. Tweeduizend jaar later heeft God ook zijn enige, geliefde Zoon geofferd, met dit verschil dat Hij voor Zichzelf nog harder was dan voor Abraham: de hand werd niet teruggetrokken. Jezus werd wel degelijk gedood, geslacht als een Lam, maar dan vele keren brutaler. Een verhaal dat wreed lijkt, wordt plots, in een ander licht, een verhaal van onbegrijpelijke liefde en zelfopoffering.
Abraham zal in de eeuwigheid één van de weinigen zijn die zal begrijpen wat het betekent om, net als God, je enige zoon te offeren. Het opperste vertrouwen blijkt pas bij de allermoeilijkste opdracht. Of Abraham zijn eigen rationaliteit kan loslaten en vertrouwen op een hogere intelligentie, dat is dé lakmoesproef voor écht geloof. Abraham had misschien tien goede redenen om dit niet te doen, en één zéér goede reden om het wél te doen. Hij is geen speelbal, geen proefkonijn, geen slachtoffer, maar een geloofsheld, een bevoorrecht man. Ik stel me zo voor dat God in de hemel eindeloos fier is op zulke man: één van de zeer zeldzamen die bereid is (bijna) even vér te gaan in de liefde als Hijzelf.
En een laatste opmerking: of God het recht heeft om zoiets van een mens te vragen? Ik zou de vraag willen omdraaien: als Hij dat recht níet heeft, is Hij dan nog God? Zoals gezegd: hoe je dit verhaal leest, zegt in feite het meest over jezelf. En dat steeds meer mensen het ontieglijk moeilijk hebben met dit verhaal, zegt héél veel over onze cultuur en onze humanistische (mensgerichte) tijdsgeest.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier